Tags
boeken, column, Eurosport, fictie, Frank Heinen, Thijs Zonneveld, wielrennen
“Ze zeggen dat jij ze kent”, hoor ik als ik de keuken inloop. Ik heb een rondje gefietst, zoals wel vaker na het eten. Even frisse lucht, een podcast luisteren, wat beweging na een dag thuiswerken.
Ik loop door en zie ze samen op de bank zitten. “Ze kwamen vlak na elkaar binnenvallen”, klinkt het nog achter me. Ze kijken nauwelijks op als ik de kamer in kom. Ze hebben elkaar gevonden, lijkt het. De televisie staat aan. Eurosport, de zoveelste herhaling van een koers die toen al niet erg boeiend was.
Tijdens de eerste reclamebreak kijken ze me aan. “Het ging niet meer bij mij”, zegt Thijs. “Die Valverde nam het huishouden over. Bleef maar hangen bij mij op de bank. Vrouw en kinderen waren al gevlucht, ik kon er ook niet meer tegen.”. Naast hem knikt Frank. “Bij mij niets anders. Christiano kwam voor de zoveelste keer binnen. Volgens mij heeft hij de huissleutel al gedupliceerd. De Vriendin stelde een ultimatum. ‘Hij eruit of ik er uit’, ik was haar voor. Ik ga zelf wel.”
Suus zit tussen ze in, haar vaste plek. Koptelefoon en iPad, deken over haar heen, in haar eigen wereldje. Trekt zich niets aan van het onverwachte bezoek. De reclame is afgelopen en de aandacht van de columnisten is weer bij het scherm, voordat ik een vraag kan stellen. In de keuken hoor ik gemopper, ik doe net of ik het niet hoor. Die koers is eigenlijk best interessant. Baskenland? Toscane? Vlaanderen? Het regent in ieder geval. “Waaiers…”, klinkt er hoopvol naast me.
Een half uur later wordt Suus naar bed gebracht. Ook de vriendin blijft boven, geen goed teken. Ik zit met de twee heren in de kamer, ze lijken niet van plan weg te gaan. Na de Ronde van het Baskenland en de Waalse Pijl, zitten we nu naar de 19e etappe van de Tour te kijken. Welk jaar? Geen idee. Als Valverde door het beeld fietst, schrikt er iemand naast me.
“Wat is het wachtwoord voor de Wi-Fi?”, klinkt het uit twee kelen tegelijk. Alle drie moeten we lachen, om het toeval van dezelfde gedachte op het zelfde moment. Ik loop naar het kantoor om het briefje met het wachtwoord te zoeken, Thijs kijkt in de koelkast. “Achter staat nog een koelkast”, wijs ik hem. “Daar staat fris, bier, wat je maar zoekt.” Hij keert even later terug met twee blikjes Radler, gooit er een naar Frank en gaat weer zitten. “Jij redt je zelf wel, toch?”, roept hij naar mij.
Om half twaalf besloot ik om naar bed te gaan. “Op zolder staat nog een logeerbed, daar zou je met z’n tweeën in kunnen gaan liggen”, zijn mijn laatste woorden. Gelukkig slaapt mijn vriendin al, ik heb geen idee hoe ik dit uit moet leggen.
De volgende ochtend wil ik aan het werk gaan, maar de heren zitten al in mijn kantoor. Frank op de computer, Thijs op mijn laptop. “Deadlines”, mompelen ze allebei. Gelukkig moet Suus weer naar school, dan kan ik haar laptop gebruiken aan de keukentafel. Daar liggen twee gesigneerde boeken voor me. “Daar ben je toch zo gek op”, hoor ik vanuit het kantoor. Dat hebben ze goed onthouden. Van beiden bestelde ik ooit rechtstreeks een boek, gesigneerd vind ik een mooie aanwinst voor mijn collectie. Die van Thijs had ik al, alleen nog niet gesigneerd. De nieuwste van Frank stond al op mijn verlanglijstje. Mooi.
Mijn vriendin ontbijt even later zwijgend, pakt de autosleutels en rijdt weg. Ik lees mijn mail, heb een aantal online lessen en bereid wat voor. Zwijgend eten we een paar boterhammen tussen de middag. Ik durf niet te vragen hoe lang ze denken te blijven…