Het wordt stil in de auto. We weten dat we niet veel tijdmeer hebben. Vijf jaar geleden ging het mis. Te veel wegen afgesloten, te veel volgers op kleine boerenweggetjes. Eenmaal in Ninove negeerden we twee verkeersregelaars en twee agenten, parkeerden verkeerd en sprinten richting de bocht. Nog net zagen we het drietal onder het rode vod doorrijden. Weseman zou winnen.
Vorig jaar reden we om. Ver om. Maar daardoor haalden we het wel. We stonden achter de tribune toen De Volder in zijn eentje aan kwam rijden, het laatste half uur hadden we op het grote scherm bekeken. Op de derde rij zagen we hem vlak voor ons langs juichend de laatste 100 meter afleggen.
Dit jaar gaat het niet lukken. Waarom staan we stil? Dan ineens schuin voor ons, een groep renners. Hier klopt iets niet. Achterin pakken we de koersmap er bij, voorin de wegenkaart. We zitten vlak bij Ronse, hier hoort de koers helemaal niet langs te gaan! We zien ook een aantal shirts van teams die niet meedoen. Een andere wedstrijd? Dat bedenk je toch niet, op de dag van Vlaanderen’s mooiste een andere wedstrijd organiseren, vlak bij de Ronde zelf. Eindelijk mogen we verder.
Op de autobaan luisteren we naar de radio. De koers is mooi, dat viel ons net op de Eikenberg al op. Eigenlijk hadden we de Steenbeekdries willen zien, of de Taaienberg, maar die konden we niet vinden, al hielp het ook niet dat verkeersregelaars en lokale bevolking ons alle kanten op stuurden, behalve de goede. En hadden we eindelijk de berg, mochten we er niet op. Gaat dat kwartier ons nu opbreken? Het is warm, achterin vallen mij de ogen dicht, even maar, dan moeten we flink in de rem voor een flitspaal. Aan de chauffeur zal het niet liggen.
Naast me zie ik ook oogleden zakken, ik ben niet alleen. Ondertussen zit Pozzato nog steeds bij Boonen in het wiel en Chavanel nog steeds voorin. Zou die mogen winnen? We komen van de autobaan af en ik reken uit dat we het nog steeds zouden kunnen redden. In Enghien is het echter extreem druk. Politie regelt het verkeer. Hier komt de koers toch ook niet voorbij? Ze beklimmen toch net de Muur van Geraardsbergen? Het blijkt een tuinshow of iets dergelijks. Een weiland vol met geparkeerde auto’s en nog vele liefhebbers voor ons slaan af. Ook hier komen we langs, de tijd wordt steeds krapper.
Ik heb gelezen over Vlamingen die de koers 10 tot 14 keer zien. Ik vond vijf al ambitieus. De eerste vier keer waren wel goed te doen trouwens. De start, een autobaanafslag bij Drongen, een voorgemeente van Gent, de Wolvenberg en de Eikenberg. Maar het gaat om die vijfde keer, de finish. En die wordt steeds lastiger. Toen we 30 uur geleden wegreden viel het gesprek niet stil. Ook bij het Centrum Ronde van Vlaanderen waar we van Freddy Maertens een korte uitleg kregen, die niemand verstond zonder ondertiteling, was de sfeer goed. Gisteravond in Brugge helemaal. En de hele dag ging het geweldig, overal kwamen we veel volk tegen, veel kenners, honderden, duizenden liefhebbers. Op de autobaan vanochtend leek het wel een konvooi wielervolgers. Op diezelfde autobaan pasten we onze plannen aan. Geen Oude Kwaremont, maar Drongen en de Taaienberg.
Nu is het stil in de auto. Slechts de radio maakt nog wat geluid; tegen beter weten in rijdt de chauffeur 130 over de provinciale weg, in de hoop Ninove op tijd te bereiken. De radio wordt slechts onderbroken door de Miep van de TomTom. “Bij het volgende kruispunt rechtdoor”, hoor ik, terwijl ik liever hoor over De Volder die weer alleen op kop ligt. En dat kruispunt is het definitieve einde. Rechtdoor kan niet, een wegomlegging, echt alles zit tegen. Geen 10 kilometer te gaan, maar we moeten er minimaal 10 extra rijden voor we in de buurt van Ninove zijn. Vlak voor Denderwindeke valt het doek. Ik doe een suggestie. “Als we nou in het eerste dorpje een kroeg zoeken en daar de finish kijken?”, niemand reageert. Het irritante stemmetje wil ons elk lullig boerenweggetje insturen, de radio wordt steeds moeilijker verstaanbaar. We rijden nog steeds 130.
In de auto horen we de finish. We horen Haussler ontsnappen voor de tweede plaats, Gilbert de sprint winnen en Maaskant als vierde beste Nederlander worden. Even later rijden we Ninove binnen. Een parkeerplek is natuurlijk extreem lastig. Ook nu moeten we zoeken, maar de drang is weg, de haast is verdwenen. Teleurgesteld stappen we uit. We zien in de laatste bocht nog twee groepjes voorbijkomen. De eerste supporters vertrekken al weer. Bij de finish hebben we niets te zoeken en we lopen dus maar naar de Rabobankbus, die we net al hadden zien staan. We zien dat Erik Dekker wordt geïnterviewd,terwijl even verder Andrei Tchmil op het dak van de Katjoesjabus staat te telefoneren.
We zien Langeveld en Flecha de pers te woord staan, een Vlaming vraagt ons of ‘dat Erik Dekker is’ en wij bevestigen dat. De NOS komt en spontaan lopen we een voor een door het beeld. We hebben lol als we nonchalant door het beeld slenteren. Niet als die ene irritante fan die vlak achter de geïnterviewde recht de camera in staart, maar alsof we toevallig langs komen wandelen en verbaasd zijn een camera te zien.
De teleurstelling is al lang verdwenen. Berusting komt eerst. We hebben twee geweldige dagen gehad en veel gezien. Dit is toch de mooiste wielerwedstrijd, qua ambiance, qua parcours, qua koers. Hier wint geen outsider, hier staan geen toevallige voorbijgangers langs de weg. Tevreden lopen we terug naar de auto, de thuisreis duurt nog drie uur. Ik lees het boek van Peter Winnen uit, anderen de krant. We eten een hapje onderweg en zijn nog voor het donker thuis. Ons jaarlijkse wielerweekendje zit er weer op. Het was desondanks geweldig.