Meer nog dan voetbal, inspireert wielrennen vele artiesten. Via Spotify heb ik een klein lijstje samengesteld met wat goede wielermuziek. Dus niet “heya Joop”, maar goede muzikanten die mooie muziek maken over een schitterende sport.
Twee albums St. Willibrord Sessies zijn het beste wat de laatste jaren gemaakt is, als we het over wielermuziek hebben. Peter Winnen maakt zijn debuut als zanger. Hij kent zijn beperkingen, mede daardoor werkt het zo goed. Op YouTube veel moois te vinden, vandaag (dinsdag = muziekdag op gerbie.nl) het verhaal over de eeuwige belofte, met een mooie bijrol voor Jean Nelissen.
Al vele jaren geniet ik van de muziek van Paul Weller. The Jam, solo en daartussen in The Style Council. Wat ik niet wist, is dat de goede man van wielrennen houdt. Tenminste, als ik deze clip bekijk, kan ik niet tot een andere conclusie komen.
Frans punkbandje zingt over een van mijn favoriete wielrenners aller tijden. Kort en krachtig, zoals het hoort bij punk. Ook tijdens de Tour blijft de dinsdag voor muziek.
Meer dan zes jaar geleden schreef ik al over het nummer Pantani van Krang, de band van mijn neef.
De onthullingen van de laatste maanden laten zien dat het nummer na al die jaren nog steeds erg actueel is. Sterker nog, verdacht ik hem destijds van cynisme, niet vreemd voor degenen die hem kennen, het blijkt geen overdrijving te zijn. Pantani vergelijken met Herman Brood is niet vreemd. Maar met wie moet je Armstrong dan vergelijken?
Ik vond een live versie van het nummer op YouTube. Deze kende ik nog niet. Met slechts 80 views in een half jaar kan dat ook haast niet anders. Niet mijn favoriete versie, de ingetogen studioversie heeft mijn voorkeur. Maar het nummer blijft mooi. En weer actueel dus:
Mooie eerste regel, het nummer klinkt ook goed. Ik heb niet veel met Limburg, zeker ook niet met het dialect. Maar de zanger Ton Engels is er toch in geslaagd mij te overtuigen van zijn ware wielerliefde. Was ook niet zo moeilijk, moet ik toegeven.
Engels werd namelijk geïnspireerd door het geweldige boek van Benjo Maso, Wij waren allemaal goden. En omdat ik zes jaar geleden dat boek recenseerde hier op dit weblog, kreeg ik meer dan een jaar geleden ineens een mailtje of ik interesse had in de CD van Engels die op datzelfde boek gebaseerd was. Twee mailtjes later lag er een envelop bij mij in de bus met deze single, die ook op een album staat dat eind vorig jaar verscheen, Alles in de grip.
Drie versies van hetzelfde nummer. Wielrenner. Simpele titel. Ook de muziek is niet spectaculair. En alleen daarom al verdient Engels lof. Een prachtige lofzang op de sport die elk jaar in juli zo veel publiek trekt, terwijl de rest van het jaar alleen de liefhebbers zich er mee bezig houden.
Engels moet wel zo’n liefhebber zijn. Hij had graag in het peloton van eind jaren veertig, begin jaren vijftig gereden. Het boek van Maso was niet zo maar een inspiratiebron, het was een worp terug naar de jaren vijftig, waarin hij werd geboren. Toen het leven nog hard was, maar ook zijn romantische kanten had. Toen we nog geen integrale verslagen van Touretappes op de televisie hadden, maar een samenvatting op de radio en een stukje in de krant. En dan ontdekt de zanger ook nog eens de Belgische renner Jan Engels als 22e in het eindklassement van de Tour in 1948, zoals die achter in het boek van Maso staat.
Renners als Bartali, Robic en Bobet worden niet voor niets genoemd. Eerlijke harde werkers (“fiets doe nog ins veurop”), het peloton was nog niet zo groot (“sadomaso’s gaon as gekke te kie’r”), maar het leven was nog simpel. De wederopbouw na de tweede wereldoorlog bepaalde het wereldbeeld. “Al wat dich neet kepot makt wurs se sjterker van”, is een bekend cliché, maar zeker toepasselijk. Op zowel het leven in de jaren vijftig, als op het wielrennen van de kampioenen uit die tijd. En daarmee automatisch ook voor Engels. Een Limburgse volkszanger waar ik dus nog nooit van gehoord had, maar die met zijn sympathieke actie (gratis CD verzenden) mij liet kennis maken met het mooiste wielerlied sinds Alex Roeka “Het rode vod” schreef.
De Limburgse versie (origineel) van het nummer. Lastig voor mij als buitenstaander. Ik kies dan ook maar voor de vertaling:
Ton Engels – Wielrenner
in ’n veurig laeve waar ich wielrenner-
ich kiek d’r met plezeer op truuk
ich zoot neet bej de top, wel d’r tegenaan
as kink al keuning van 't viaduukt
zwjaor, simpel, ierlik – aete, fietste, plat
en vur de rest, ginne zeiver aan de de kop
zek mer Bart, zei Bartali,
fiets doe nog ins ‘n veurop.
wie wied is ’t vandaag, wie wied is ’t vandaag
wurt d’r nog gewacht of vèlt de groeëte sjlaag
wie wied is ’t vandaag, nemes is geröst
klum ich met de beste met of sjtap ich in de bus
in ’n veurig laeve waar ich wielrenner
op de flanke van de Croix de Fer
sjnot leep oet mien naas, Ich weit neet wat d’r sjlechter waas
de wegen of ‘t waer
dit is geen aafzeen mieër, dit is sjterve zónger doeëd te gaon
op 't menu; dóm gelök en botte pech
zek mer Rob, zei Robic
en trok zien kipske rech
wie wied is ’t vandaag, wie wied is ’t vandaag
wurt d’r nog gewacht of vèlt de groeëte sjlaag
wie wied is ’t vandaag, nemes is geröst
klum ich met de beste met of sjtap ich in de bus
d’n oorlog is vurbej al merks se dao hej winnig van
man tege man tege man tege man
50 sadomaso’s gaon as gekke te kieër
zek mer God zei Goddet, merge geit ´t wiejer.
in ’n veurig laeve waar ich wielrenner
roekeloos en zónger plan
man wat waar ’t zjwaor, mer ouch det clichee is waor:
al wat dich neet kepot makt wurs se sjterker van,
ich weit neet of we gode ware, ieërder duvels op ‘n helletocht
met tegesjlaag as enige constante
zek mer Bob, zei Bobet,
waem is Antonio Pallante
wie wied is ’t vandaag, wie wied is ’t vandaag
wurt d’r nog gewacht of vèlt de groeëte sjlaag
wie wied is het vandaag, nemes is geröst
(klum ich met de beste met of sjtap ich in de bus)
En dat betekent dat ik weinig tijd heb om te bloggen. Vorig jaar was ik laatste namelijk. En dan moet je organiseren. Dus vanavond zitten we met acht wielerliefhebbers om tafel. Twee jaar geleden blogde ik er al over. Hoef ik niet opnieuw te doen.
Vorig jaar was Peter er ook bij. Een avond waar hij van genoot. Hij bracht ook een klein fietsje mee, voor de winnaar. Een wisselbokaal. Vlak voor het eind van de Tour overleed hij. Vanavond zal de bokaal van eigenaar verwisselen. Hij zal voor eeuwig naar hem vernoemd zijn.
En alsof het zo moet zijn kiest de random functie van mijn iTunes op dit moment Daniel Lohues met het nummer dat de Drent schreef over Gerrie Knetemann.
En zo wordt elke Tour meer een herinnering aan degenen die niet meer deurried’n…
Het begon via Twitter. Dankzij Lance Armstrong kent iedereen die site nu, maar hij is niet de enige Tweetende wielrenner. In Nederland zijn er ook meerdere renners in het peloton. Koos Moerenhout is er ook al een tijdje mee bezig.
En Koos schreef over een bandje dat nog niet zo bekend was. The Gasoline Brothers werden dankzij Twitter een bekende naam in het peloton. Andersom volgden de muzikale wielerfans via Twitter de Nederlandse veteraan. En ze gingen een uitdaging aan: Als Koos Nederlands kampioen zou worden, dan zouden zij een nummer voor Koos schrijven. En zoals bekend: Koos won en rijdt sindsdien in het rood-wit-blauw.
Volgens Bert Wagendorp (ook een Twitteraar) in de Volkskrant deze week (helaas niet online) het eerste wielerlied geschreven voor een nog actieve renner. Bijna goed. Krang schreef over Pantani toen die nog niet tussen zes planken lag.
The Gasoline Brothers schreven snel na het NK een nummer voor hun held. ‘There it goes’ krijgt ook de ondertitel ‘voor Koos’. Er werd snel een clip in elkaar gezet en het lied over Koos gaat het hele internet over.
There it goes, this is the decisive jump.
There it goes I can almost see the finish line.
There it goes, this is the decisive jump.
There it goes, victory is mine.
Pakkend refrein, gewoon een erg goed nummer. Mart Smeets heeft volgens mij ook medewerking verleend, zijn commentaar is in het nummer opgenomen. In de clip zien we Koos met een gitaar, al speelt hij volgens mij niet mee. Hij nam wel de eerste single in ontvangst. Het nummer werd net te laat opgenomen om nog mee te kunnen op de nieuwe CD Tsk, over een dikke maand in de winkels.
Het nummer is voor iedereen gratis hier te downloaden. Volg de hype, de band verdient het zeker. Leuk nummer, blij te zien dat er zo nu en dan een wielerlied verschijnt van een serieus te nemen band.
Deze week was Alex Roeka te gast bij de Vlaamse televisie, in hun Tourprogramma. Dus terwijl bij ons de alom aanwezige Leo Blokhuis mocht vertellen hoe de Franse muziekscène tegenwoordig in elkaar steekt, nodigen onze zuiderburen gewoon een goede artiest uit. Maar ook daar blijkt de beperking van televisie: Roeka mocht slechts een deel van het nummer zingen…
Volgens Bert Wagendorp, en velen met hem, heeft Roeka het mooiste sportlied aller tijden geschreven. En dan bedoelt hij niet eens het ook erg mooie Muur van Geraardsbergen, maar het nummer over de knecht die ineens kan winnen. Het nummer wat zo mooi weergeeft wat er in de hoofd van een wielrenner omgaat, tijdens de laatste kilometers. Het nummer heet: De Rode Vod.
Een schitterende tekst, mooi, ingetogen gezongen door de zanger die tegenwoordig in Antwerpen woont. Blijkbaar voelt hij perfect aan hoe een knecht zich voelt, hoe die altijd ondergeschikt blijft aan zijn kopman. En dan rijdt hij toch ineens alleen aan de leiding. In zijn hoofd de woorden van zijn geliefde. Er is natuurlijk een vrouw voor nodig om de ogen van de knecht te openen. Zo is dit nummer naast een prachtige ode aan de wielersport ook nog eens stiekem een liefdeslied. Verborgen, maar toch duidelijk aanwezig in die twee kleine woordjes: “zei ze”. Maar zonder haar woorden had de knecht nu weer gewoon zijn werk gedaan voor de kopman. Zonder liefde geen overwinning, zo lijkt de gedachtegang.
Ik heb nog vier minuten, daar is de boog van de vijf Ik heb de hele dag op kop gereden met de zon in mijn lijf Ik hoor ze, ik voel ze Ze hebben me laten gaan Ze dachten: die knecht pakken we straks wel terug Die wil teveel, die gaat eraan
Je moet eens winnen, bonkt het door mijn hoofd Dat ik het eens proberen moest, zei ze En dat ik dat toen heb beloofd
Ik heb nog twee minuten, daar is het bord van de drie Ik heb mijn graf nu zo’n toen keer van binnen gezien Maar het is nog steeds niet fini Ik hoor ze, ik voel ze De hyena’s worden dol Nooit heb ik kunnen zijn die ik eigenlijk ben Omdat ik me schikte in mijn slavenrol
Je moet eens winnen, bonkt het door mijn hoofd Dat ik het eens proberen moest, zei ze En dat ik dat toen heb beloofd
Ik heb nog dertig seconden, daar hangt de rode vod Dit is het steilste stuk van de klim Daarginder, daarboven woont god Ik zie ze, ik ruik ze Maar ik heb nog kans Daarnet had ik kramp, maar het gaat alweer beter Ik geloof dat ik weer dans
Je moet eens winnen, bonkt het door mijn hoofd Dat ik het eens proberen moest, zei ze, winnen En dat ik dat toen heb beloofd Dansen, dansen, dansen, dansen, dansen, dansen…
Alex Roeka, een echte wielerliefhebber, is een van de meest onderschatte zangers in het Nederlandse taalgebied. Zoals zo vaak gebeurt met goede zangers (Bram Vermeulen!) hebben ze het in Vlaanderen beter door dan hier. Begin dit jaar zag ik hem in het theater. Verre van uitverkocht, slechts een select gezelschap had door hoe goed de zanger was. Ik schreef toen een sonnet naar aanleiding van die avond: De Muze van Roeka.
Alex Roeka toert na de zomer weer langs de theaters van Nederland. Gaat hem zien!
Meer dan drie jaar geleden al op mijn web-log, meer dan zeven jaar geleden geschreven voor CycloSim, het verhaal over Bartali kwam natuurlijk weer in mijn hoofd nu de Giro weer onderweg is. Een boeiende ronde in een boeiend land. Extra goed te volgen, nu Armstrong elke dag twittert (of is het toch tweet?), net als Leipheimer, Davis en Bruyneel trouwens. Leuker is het blog van Chris Horner, met een goed verhaal elke dag. Ter ere van die prachtige Giro, namens mij dus nog een keer het verhaal over ‘De Neus’, door Paolo Conte. Dit keer met muziek en beelden via YouTube, drie jaar geleden nog een obscure site.
Nog een keer luisteren naar die ene prachtige regel: “quel naso triste da Italiano allegro”
Is het toeval dat Paolo Conte (bekend van de slakkenrace-bierreclame) kiest voor Bartali, niet voor de meer bejubelde Fausto Coppi? Ik denk het niet. Coppi, vroeg overleden, werd mede daardoor een legende. Coppi werd groot doordat Gino Bartali bestond. Hij moest eerst de Campionissimo verslaan. Mooi woord dat Campionissimo. Een goede Nederlandse vertaling bestaat niet. Kampioenst. Tegenover de flegmatieke Coppi, de levensgenieter, stond de degelijke, bijna saaie Bartali. Een vroom man, een grote wielrenner, levend voor zijn vak. De held die iedereen had kunnen worden.
Farà piacere un bel mazzo di rose
e anche il rumore che fa il cellophane
ma un birra fa gola di più
in questo giorno appiccicoso di caucciù.
Sono seduto in cima a un paracarro
e sto pensando agli affari miei
tra una moto e l’altra c’è un silenzio
che descriverti non saprei.
Conte kiest voor Bartali, omdat er in Italië meer Bartali’s dan Coppi’s zijn. Elke Italiaan wil graag een held zijn, wil graag door vrouwen aanbeden worden, maar net als Bartali is de Italiaan gewoon netjes getrouwd met een vrouw die liever niet heeft dat haar man kijkt naar plaatjes van schaars geklede schoonheden in de krant. Het lied gaat over een stel dat aan de kant staat te wachten tot hij langskomt. Het is een hete dag, zelfs het rubber plakt.
Oh, quanta strada nei miei sandali
quanta ne avrà fatta Bartali
quel naso triste come una salita
quegli occhi allegri da italiano in gita
e i Francesi ci rispettano
che le balle ancora gli girano
e tu mi fai – dobbiamo andare al cine –
– e vai al cine, vacci tu. –
Terwijl hij lovend praat over zijn held, Bartali, zeurt zij aan zijn kop. Hij wil gewoon wachten op de grote held. “Die trieste neus als een helling”, een prachtige zin, refererend aan de gehavende neus van Bartali.
è tutto un complesso di cose
che fa si che io mi fermi qui
le donne a volte si sono scontrose
o forse han voglia di far la pipì.
E tramonta questo giorno in arancione
e si gonfia di ricordi che non sai
mi piace restar qui sullo stradone
impolverato, se tu vuoi andare, vai…
e vai che il sto qui e aspetto Bartali
scalpitando sui miei sandali
da quella curva spunterà
quel naso triste da Italiano allegro
tra i Francesi che si incazzano
e i giornali che svolazzano
C’è un po’ di vento, abbaia la campagna
e c’è una luna in fondo al blu…
Terwijl hij zijn vrouw/vriendin (“vrouwen zijn soms op zoek naar ruzie”) negeert komt uit een bocht eindelijk Bartali tevoorschijn. De Fransen maken zich boos, waar ze hem voordien nog respecteerden, kranten vliegen alle kanten op, de maan is al zichtbaar op de blauwe achtergrond.
Tra i francesi che si incazzano
e i giornali che svolazzano
e tu mi fai – dobbiamo andare al cine –
– e vai al cine, vacci tu! –
Paolo Conte beschrijft de meest normale held van Italië in poëtische bewoordingen. Zijn stem is genoeg om het beeld voor ogen te krijgen van de grijsharige advocaat in een smoking achter zijn piano. Eigenlijk is het taalgebruik het enige aan dit lied dat beter bij Coppi had gepast dan bij Bartali. Maar dat gegeven is dan ook wel weer passend. Want niets in het leven van Bartali kan gedefinieerd worden zonder Coppi.