• Disclaimer
  • Mijn boeken
  • Twitter
  • Facebook
  • Goodreads
  • Instagram
  • Bookcrossing
  • Deezer
  • Polarsteps
  • LiveJournal
  • Hebban
  • Boekenblogarchief
  • Linkedin
  • YouTube
  • Last.fm
  • Pinterest
  • Tumblr
  • Spotify
  • About Me
  • MySpace

Niets is geheel waar, en zelfs dat niet.

~ Boeken, reizen, voetbal, politiek, nieuws, onderwijs, wielrennen, kunst, foto's

Niets is geheel waar, en zelfs dat niet.

Categorie Archief: Wielerverhalen

Olympische droom

21 donderdag mei 2020

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ Een reactie plaatsen

Tags

droom, Olympische Spelen, wielrennen

De eerste twee ronden had ik al overleefd, terwijl ik vanochtend nog niet eens wist dat ik mee zou doen. En ik zag perspectief. De winnaar mag naar de Olympische Spelen. Drie plekken heeft Nederland, de eerste twee zijn al vergeven. Hoogland en Lavreysen zijn natuurlijk buiten categorie. Nu heeft ons land meerdere goede sprinters, maar die doen blijkbaar niet mee vandaag. Ik begreep dat Buchli en Bos voor andere onderdelen hebben gekozen. Wat er vandaag fietst is niet bijzonder.

Tussen de ritten door lees ik de reglementen eens goed door, maar mijn perceptie klopt. Als ik vandaag win, mag ik naar de Olympische Spelen. Waarschijnlijk ben ik dan de oudste debutant ooit, maar dat zal mij een zorg zijn. In de kwartfinale heb ik drie heats nodig, mazzel met de loting als ik in de beslissende heat uit het wiel mag komen.

Na de eerste heat van de halve finale is er een briefing. Er staat iemand van alles uit te leggen naast een flipover. Een trainer van de KNWU komt naast me zitten en begint tegen me te fluisteren. Dat ik moest oppassen niet de plek van een jong talent in te pikken, hij wees op een jongetje dat in de andere halve finale staat. ‘Het zou voor hem een mooie ervaring zijn’, vervolgt hij zijn betoog. Dan kijkt hij mij aan en wijst me op mijn overgewicht, mijn leeftijd en mijn bovenbenen. Vooral dat laatste triggert me. ‘Heb je die benen van Hoogland wel eens gezien”, laat ik hem weten. Juist nu neem ik me voor om te winnen. Ik heb weliswaar tot en met gisteren nog nooit op een baanfiets gezeten, sterker nog, ik zit met een voetbalshirt en hardloopbroek op de fiets, het ziet er niet uit, maar ik kan wel sprinten. Blijkt. Even later win ik mijn halve finale.

Nog een keer komt er iemand met me praten. Dat ik mijn punt gemaakt heb. Dat het een leuk geintje was. Maar dat ik op de Spelen toch helemaal niets te zoeken heb. Ik geef hem gelijk, tegen de toppers zal ik kansloos zijn, maar de Spelen meemaken lijkt me al geweldig. Ik citeer De Coubertin: ‘Meedoen is belangrijker dan winnen”, die Olympische gedachte kan en wil ik uitdragen.

In de finale mag ik tegen het talent. Ik dring hem de kop op, hij is te druistig. Hij probeert me te lossen, maar ik kom er net overheen, een paar millimeter op de streep. Nog een keer winnen en ik ben er. Iedereen is hier tegen me, zelfs het publiek, maar dat maakt me alleen maar vastberadener. Een half uur later win ik ook de tweede heat, hij had me zonder problemen kunnen lossen, maar is mentaal niet sterk genoeg. Ik mag naar de Olympische Spelen.

En dan word ik wakker. Zaterdagochtend. Eigen bed. Vreemde droom.

Papa’s verjaardag

22 maandag jul 2019

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ Een reactie plaatsen

Tags

papa, Tour de France, veiling, wielrennen

Herpublicatie. Het verhaal dat ik schreef over Papa in 2015, tijdens de Tour, over zijn deelname aan ons veilingspel. Het was zijn laatste deelname, maar dat wist ik toen nog niet. Vandaag zou hij 74 zijn geworden.

wai-10Al jaren roept mijn vader dat hij voor het laatst meedoet met ons veilingspel. Hij vindt zich te oud om met allemaal jonge jongens nog mee te spelen. Nu worden wij geen van allen jonger, het leeftijdsverschil wordt procentueel gezien steeds kleiner, dus vinden we dat hij gewoon elk jaar weer mee moet doen.

Hij doet het meestal redelijk, maar heeft geen geduld voor een spel dat een paar uur duurt en waarin bijna 100 renners ‘op tafel’ komen. Hij kiest een paar renners die hij wil hebben, overbiedt en dan raakt zijn geduld op. Ooit was dat Stuart O’Grady die voor 43 wegging, dit jaar was het Ian Stannard die voor zijn restbudget van 24 werd gekocht. Voor de helft had hij ‘m ook gehad. Een kwart waarschijnlijk zelfs. Gevolg is dat hij de laatste vijf renners zonder budget zit en dus erg lang moet wachten tot hij de goedkope renners kan inslaan of zo slechte renners moet inbrengen die niemand zelfs maar voor 1 wil kopen. Beide situaties zijn niet gunstig.

Het resultaat is er naar. Hij staat ondertussen dik onderaan. En nu is dat niet zo heel erg, het is maar een spelletje. Ware het niet dat we een regel hebben bedacht ooit dat degene die onderaan eindigt, het jaar er op gastheer is. Hoeven we volgend jaar in ieder geval de discussie niet aan te gaan. Hij moet gewoon nog een jaar meedoen. In 2017 praten we hem wel weer om.

Overigens is hij vandaag ook nog jarig. Hij heeft de mooie leeftijd van 70 jaar bereikt en gaat aan zijn achtste decennium beginnen. Gefeliciteerd pa!

De berg op

19 vrijdag jul 2013

Posted by Gerbie in Wielerverhalen, Wielerwedstrijden

≈ 1 reactie

Tags

fotooo, publiek, reizen, Tour 2013, wielrennen

Na vier jaar kon ik eindelijk weer eens aanwezig zijn bij een touretappe. Om een uur of elf was ik ver genoeg de berg opgelopen en vond een mooi plekje in de schaduw. Ik had een boek bij me, maar vermaakte me meer door te kijken wat er allemaal naar boven ging. Duizenden fietsers, dat wist ik wel. Maar ik pik er toch even een paar uit:

Een fietser met rugzak, waaruit zowel een paraplu als een stokbrood steken.
SAM_3624Hardlopers die ook naar boven rennen.
Basken. Veel Basken.
Hele families met proviand, koelbox en picknickbenodigdheden.
Een Australiër op een fiets met flipflops aan zijn voeten.
Mannen met te veel overgewicht op een extreem kleine versnelling.
Vele fietsers met een vlag aan de schouders vastgemaakt.
Een jong talent uit Bretagne dat zo makkelijk naar boven fietst, die zien we over 10 jaar weer gok ik.
Iemand die zo wit is, dat het verboden zou moeten zijn om in de zon te komen.
Basken die om 10 uur aan het eerste biertje begonnen.
Fietsers die zich omdraaien om een geloste op te halen.
Een Chinese mevrouw die, te dik ingepakt, zigzaggend naar boven kruipt.
Meer Basken. Meer hardlopers.
Maarten Ducrot (dacht ik te herkennen).
Mensen lopend naast hun fiets. Opgegeven.
SAM_3626Een moeder met een kind in een karretje achter de fiets.
Vele Barcelonashirts.
Fietsers met een camera op het stuur gemonteerd.
De witte, de roze, de bollen- en de regenboogtrui. Geen gele trui.
De allernieuwste racefiets, maar ook mountainbikes waar de modder al is opgedroogd.
Shirts van vele wielerclubs, lokale en regionale sponsoren.
Vele wielershirts van voormalige profteams. Geen Rabobank.
Twee wandelende dwergen.
Vele fietsers met een helm op de rug of aan de rugzak vastgemaakt.
Kind van vijf op een fietsje en ‘Wiggo’ op zijn shirt.
Een Japanner op een vouwfiets en een Union Jack bij zich.
Steeds meer fietsers zonder shirt.
Een meneer met een Barcelona shirt die niet meer recht kan lopen. Oorzaak drank.
SAM_3627Een Fransman van ver voorbij de zeventig met een wandelstok.
Een mevrouw met een hondje uit haar rugzak stekend.
Toch nog iemand met een gele trui.
Een oma van minstens zeventig op een wielerfiets met spatbord, model jaren zeventig en een Union Jack om de schouders.
Een wandelende Spanjaard met een kartonnen Contador op zijn schouders.
Een jongentje stuiterend met een bal.
Een mevrouw met een opblaaskangaroe op de nek.

Het wachten op de berg duurt uren, niemand verveelt zich. Wat een prachtige sport.

Tourrennersveiling

03 vrijdag jul 2009

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ 3 reacties

Tags

Oudste Goorsche Tourtoto, Tour de France, veiling, wielertoto, wielerverhaal, wielrennen

Het is een mooie avond. Meestal net na de proloog, sinds vorig jaar de avond voor de Tour begint. We zitten met een groepje aan tafel en we gaan ons eigen spel ‘De Veiling’ spelen. De vorige eeuw hadden we al eens een vergelijkbaar spel geprobeerd, maar sinds 2001 spelen we in de huidige vorm.

Niet te veel deelnemers, dat werkt niet. Stuk of acht, mooi aantal. Tien zou nog kunnen, meer en het wordt onwerkbaar. Allemaal beginnen we met een budget van 200. Punten, euro, we hebben er eigenlijk nooit een definitie achter gehangen. Gewoon tweehonderd. Om de beurt brengen we een renner in. De definitieve deelnemerslijst ligt op tafel. De een met een printje, de ander met de krant. Een derde heeft aangestreept wie hij wil kopen vanavond.

Een renner wordt voor een bepaald bedrag ingebracht, de rest van de deelnemers kan nu meebieden. Simpel, de hoogste bieder krijgt deze renner in zijn team. Biedt niemand hoger, dan gaat de renner naar degene die hem inbracht. Zorg wel dat je aan het eind 12 (of 10 of 15) renners hebt, anders heb je een probleem.

Het mooie zit ‘m natuurlijk in de tactiek. Wie brengt welke renner wanneer in? Wie koopt een aantal toppers voor veel en vult zijn team aan met goedkope renners? Wie wil zo snel mogelijk binnenhalen wat er op tafel komt? Wie blijft met een half team en een restbudget zitten terwijl alle goede renners al weg zijn? Hoe beïnvloed je de ander? Biedt hij mee omdat hij deze renner ook wil, of zit hij gewoon de prijs op te drijven? Gok je op een ‘veilige’ lijst om niet laatste te worden of durf je te gokken om te winnen? Wie koopt de meest overschatte renner?

Al jaren zijn dit geweldige avonden. Gezellig, veel humor, veel miskopen en dus commentaar van anderen. Er is geen prijs, de winnaar krijgt slechts eeuwige roem. Er is wel een andere voorwaarde. Wie laatste wordt, moet volgend jaar organiseren. Bij de eerste tussenstanden wordt het vlees voor de bbq al gekocht op naam van de nummer laatst. Maar ja, ook hier geldt: wie het laatst lacht…

De volgende dag moeten de andere tourtoto’s worden ingevuld. De avond ervoor kwamen er vele namen voorbij. Had je op woensdag nog het idee dat je zonder problemen je 25 namen invult, op zaterdag zit je ineens weer met een voorselectie van 46 renners. Dankzij de veiling. Na 120 renners blijken er nog steeds goede renners niet gekozen te zijn. Het laatste plukje wordt gratis opgepikt. Een aanvaller die elke Tour wel eens in de kopgroep zit, kan voor een prikje een geweldige aanwinst zijn. Je kunt tevreden zijn met de vaste nummer 14 van de massasprint. Een jong Baskisch klimtalent kan na de eerste Pyreneeënetappe zijn geld al hebben opgebracht.

Prachtig spel, die veiling.

Achterlichten

27 woensdag aug 2008

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ 1 reactie

Tags

auto, campers, Frankrijk, nacht, Tour de France, wielrennen

Het lag aan de Franse politie dat we zo laat pas op pad konden. We hadden een prachtige plek gevonden die ochtend, een kilometer of drie onder La Mongie, op de Tourmalet dus, waar de auto goed kon staan. Inderdaad 1 wiel op de weg, maar de weg was zo breed, dat kon geen probleem zijn. Volgens de politie wel. Ze dreigden met wegslepen. En dus moest de auto weg. Net als de Nederlander er achter, de Deen iets verder voor ons en de Basken daar weer voor. De Franse auto’s mochten wel blijven staan. Discussiëren had geen zin. In La Mongie kwamen we op een skipiste terecht, pas drie uur na de etappe reden we langs het punt waar we eigenlijk weg hadden willen rijden.

Om een uur of tien reden we met twee auto’s verder. Over de Aspin, het schemerde al behoorlijk, tegen de tijd dat we over de top kwamen, was het echt donker. Twee auto’s, want Hans ging na de volgende etappe terug naar de camping, aan de voet van de Aspin, ik moest weer terug naar Spanje, waar ik meerdere stagiaires moet bezoeken. We hadden besloten door te rijden zolang we konden, ’s ochtends nog rijden leek ons geen goed plan. Ook hadden we al gezien dat de Plateau-de-Beille maar van één kant beklommen kon worden. Daar vanaf komen zou dus nog lastiger worden dan vandaag van de Tourmalet.

Bewust kozen we de omweg. 1 bergpas in het donker kan nog, maar om nou ook nog eens de Peyresourde te rijden ’s nachts leek ons te gek. Hans reed voorop, ik er achter aan. Eenmaal op de autobaan haalde ik hem in en reed ik ook een stukje voorop. Bij het tankstation waar we stopten was het druk. Officials, fans, allemaal volgers. Er was hier niemand die niet met deTour te maken had. Middernacht en het duurt bijna een half uur voor we weer verder kunnen. Energiedrankjes voor in de auto, wat chocola tegen de honger. Op de berg vandaag hebben we niet veel gegeten.

Bij Salies-du-Salat reden we de autobaan weer af. Via Toulouse zou zeker 100 kilometer om zijn, dan moest je ook nog eens door de stad, dus leek de provinciale weg de beste optie. Nog zo’n 75 kilometer en dan zijn we in Foix. Het eerste stuk schiet lekker op. Maar al snel wordt de weggeblokkeerd door langzaam rijdende campers. In de dorpjes kunnen we toch al niet al snel, maar om nu 60 te rijden op een rustige weg, lijkt me overdreven. Maar de weg is bochtig, heuvelachtig, het is donker en ik ben hier onbekend. Inhalen, liever niet. Een enkeling doet dat wel en vliegt er langs. Stickers op de voorruit. Organisatie, pers, allemaal durfals.

Zo nu en dan is er een inhaalstrook, waar we de campers inhalen en weer even lekker kunnen opschieten. Met de nadruk op even, want vlak daarna rijden we achter de volgende campers. Het lijken er steeds meer te worden. Op een gegeven moment rijden we langzaam tegen een heuvel op en zie ik hoeveel er voor ons rijden. Tientallen rode achterlichten, zo ver als ik de weg kan zien. Achter me in de spiegel zie ik ook vele auto’s rijden. Opschieten lukt niet meer, me opwinden heeft geen zin.

Een merkwaardige rust komt over me. Het is een warme nacht, ik heb het raampje open en een CD met Spaanse muziek, eergisteren gekocht, speelt wat achtergrondmuziek. We zijn met zijn allen op weg naar de volgende etappe van de Tour. Een karavaan van niet-officiële volgers, verbonden door liefde voor de sport. Morgen staan we allemaal weer in de hitte te wachten op onze helden, die allang liggen te slapen. Aan de fietsen achter op auto’s en campers te zien, zullen velen die hier nu rijden, morgen een poging doen om de 13km lange klim naar Plateau-de-Beille naar boven te fietsen.

Ik geniet van het moment. Ik volg de rode achterlichten gewoon. Ik hoef niet meer op te letten op borden, ik hoef de kaart niet meer te pakken, ik weet dat we allemaal hier zijn voor hetzelfde doel. Bij elke twee rode lampjes hoort een wielergek. Misschien wel meer. Voor elke twee witte lampjes in mijn spiegel geldt hetzelfde. Een slang van wielerliefhebbers slingerend door het ongetwijfeld mooie, maar donkere, Franse land.

Het is twee uur geweest als we in Les Cabannes aankomen. We parkeren in het dorp, gewoon in een zijstraat. Nog een paar uur hebben we om te slapen. Ik probeer het opgevouwen op de achterbank, slaapzak over me heen. Hans in zijn auto op de achterovergeklapte passagiersstoel. Hij schrikt midden in de nacht wakker, als er een dronken Bask zijn hoofd tegen de voorruit aandrukt. Ik slaap als een kind tot het om half acht zo druk wordt in het dorpje dat niemand meer kan slapen. In de supermarkt is het druk. We kopen ijswater, brood en beleg voor de hele dag. Nog een uur of acht en de renners komen hier ook voorbij. Wij lopen de berg op voor weer een dag Tour de France. Met ons duizenden anderen.

Te laat

08 donderdag sep 2005

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ Een reactie plaatsen

Tags

Chili, reizen, Santiago, voetbal, wielrennen

Na een lange nacht in een bus kom ik aan in Santiago. Ik vind een leuk hotelletje en val na 6 minuten in Ajax – Nac, live op ESPN+. Thuis zou ik dat nooit helemaal kijken, nu is het heerlijk na 12 uur reizen. Ik had toch al beslist dat ik de zondag een wedstrijd wilde bezoeken. Een voetbalwedstrijd natuurlijk, de populairste sport in Zuid Amerika. Op 1 dagje na waarin ik het museum van Boca Juniors bezocht en een jeugdwedstrijd meepikte, ben ik al bijna een maand onderweg en heb mijn tijd besteed aan museums, oude stadswijken, bergen, nationale parken, gletsjers, meren en ander natuurschoon.

Het is een goede dag voor mijn sporthart. In het centrum krijg ik het advies om de mooiste wedstrijd van de dag te bezoeken in Valparaiso, maar anderhalf uur met de bus vanaf Santiago. Op weg terug naar het hotel kom ik langs een gigantisch televisiescherm waar enkele honderden fans gaan kijken naar de Olympische tennisfinale. Nadat ze gisteren al het dubbel wonnen, het eerste Olympische goud in de geschiedenis van Chili, kan Massu vandaag ook nog de singles winnen. Behalve honderden fans zijn er ook souvenirverkopers, fotograven en een televisieploeg. De sfeer is goed.

En dan vlak bij het hotel word ik verrast. Ik denk zelfs even dat ik het niet goed zie. Een groep fietsers schiet voorbij op de Avenida O’Higgins. Het lijkt me erg onlogisch, maar als ik sta te wachten bij het voetgangerslicht, komen er nog 4 voorbij aan de overkant, rode shirts allemaal, even denk ik Saeco, maar dat klopt niet. Terwijl mijn licht op groen springt, houdt een politieman ons tegen. Van de andere kant komt de eerste groep weer langs. Zo’n 20 renners, met de bolletjestrui als opvallendste renner ertussen. “Het lijkt wel een wedstrijd”, denk ik bij mijzelf. Halverwege de Avenida staan we weer stil.

Okay, de O’Higgins is geen Avenida 9 de Julio, de gigantische verkeersader dwars door Buenos Aires van 16 banen. Maar het is toch een behoorlijk drukke straat. Dus net als op de Champs Elysees (op die ene zondag na) verwacht je geen fietsers die hun leven wagen. Nu heb ik in de maand tijd dat ik hier rondtrek zo goed als geen teken gehad dat er wielerleven bestaat in dit deel van de wereld. Ik had net de dag voordien een renner in een Panasonic shirt had gezien in Valdivia. Het viel zo erg op dat ik Peter er over moest mailen. Chili is niet een land met een wielercultuur. Latijns Amerika in zijn geheel niet, maar we kennen toch wel uitzonderingen. Mexico met Alcala en Arroyo. De Cubaanse baanrenners. Colombia natuurlijk met een lange wielertraditie. Venezuela met de nazaten van Baskische emigranten. Argentinië heeft goede baanrenners. De Ronde van Guatemala werd door velen ineens gezien als de nieuwe ronde van Burkina Faso. Maar Chili? Ik ken geen renner uit dit land.

4 banen in beide richtingen, waarvan de helft voor de bussen waren, telt de Avenida O’Higgins. Niet echt simpel over te steken. De tweede keer groen lukt het ook niet de overkant te bereiken, weer een groep achterblijvers. Nu pas valt het me op dat bussen en auto’s door elkaar rijden, niet zoals voorheen dus. Dit is echt een wielerwedstrijd.

Ik twijfel of ik nog naar die voetbalwedstrijd wil. Een wielerwedstrijd vlak voor de deur! Ik ren toch eerst terug naar het hotel, waar ik mijn rugzakje met troep neergooi en slechts een fotocamera en een boek meepak. Eerst die wedstrijd eens afkijken, dan kan ik altijd nog zien of ik naar de voetbal ga. Als ik terug ben bij het kruispunt, een minuut of 5 later, zie ik de politieman de pionnen, die de busbaan van de rest van de weg scheidden, en dus ook de wielerwedstrijd van de voorbijrazende taxi’s en andere idioten, stapelen. Slecht teken. Ik loop in de richting waar ik de finish vermoed, zie nog slechts een paar renners op de rug, die niet echt haast lijken te hebben.

Tegen de tijd dat ik bij de finish aankom, wordt de wind uit het luchtkussen dat de finishvlag ophield gelaten. In het parkje staat een groepje van zo’n 40-50 renners na te puffen. Er is een klein podium, een enkele auto staat vlakbij met de eerste fietsen op het dak. De meeste renners lijken me nog vrij jong, al is er ook een enkel buikje zichtbaar. Een man (official?) neemt het woord door de microfoon en vertelt over de wedstrijd van volgende week zondag. De wedstrijd van volgende week zondag is er voor mij een van GFC4. Even twijfel ik om me voor te doen als de reporter van de bekende website CycloSim. Als ik een pen en wat papier bij me had gehad, had ik dat waarschijnlijk zelfs nog gedaan ook. Ik neem nog 1 of 2 foto’s en besluit dat ik toch maar naar de voetbal ga. Dus loop ik naar de metro, terug naar het busstation waar ik 5 uur eerder arriveerde.

De wedstrijd was mooi, de sfeer in het stadion geweldig. Toch had ik het gevoel dat ik iets gemist had vandaag.

Tijdrit

29 zondag mei 2005

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ Een reactie plaatsen

Tags

lifeblog, tijdrit, Tour de France, wielrennen

De Rembrandstraat begon een meter of 80 van mijn ouderlijk huis. Hij eindigde op zo’n 60 meter aan de andere kant van het huis waar ik mijn jeugd doorbracht. De straat was het ideale parcours voor een individuele tijdrit. Ik gok dat ik zo’n jaar of tien was, oud genoeg om alleen van huis te mogen, dus met de fiets begon ik op de hoek van de Scherpenzeelseweg en Rembrandstraat. Mijn vader had op zijn verjaardag een stopwatch gekregen, dus die leende ik dan, zodat ik de tijdrit eerlijk kon timen. Een groene knop om te starten, een rode om hem stil te zetten, de zwarte zette het ding weer op nul. Een wijzer die in een halve minuut rondging en de tijd tot op de tiende nauwkeurig aangaf, een klein wijzertje om aan te geven hoe vaak de grote al rond geweest was.

Zomervakanties konden soms wel erg lang duren. Buiten de vakanties was er voetbal en als er geen voetbal was, dan voetbalden we op het veldje met een groepje. Maar als er geen school is, zie je je vriendjes niet zo vaak, zijn er niet genoeg om te voetballen en heb je een hele hoop vrije tijd om te vullen. Al snel raakte ook ik verslaafd aan die ene wedstrijd die in ons gezin de zomer bepaalde: De Tour de France. En dus bedacht ik op een dag dat je in je eentje spelend maar 1 mogelijkheid had om de Tour na te spelen, de tijdrit.

Ik schreef de namen van de echte renners in een schoolschriftje, reed met de stopwatch naar de hoek van de Rembrandstraat, begon bij de eerste lantaarnpaal en spurtte weg. Langs de Ruysdaelstraat, waarna ik weer in het zadel plaatsnam. De kruising van de Vermeerstraat was het eerste gevaarlijke punt, maar in een woonwijk is er overdag erg weinig verkeer, dus ook dat kruispunt kon ik zonder problemen nemen. De derde zijstraat is de Frans Halsstraat, maar verkeer van links moest toch wachten, het huis van klasgenote Nicole en daarna langs het veldje waar we altijd voetbalden, op de helft van het parcours. Dan terug langs de drie schilderstraten, allemaal verkeer van links, dus weer geen probleem en finish bij het stopbord dat 50 meter voor de Scherpenzeelseweg. Ongeveer anderhalve minuut was ik onderweg. Ik fietste op mijn gemak, over de stoep, langs mijn huis over de drukke aanvoerweg terug naar het beginpunt.

Na drie of vier renners werd het niet eenvoudig de tijden nog te onthouden en keerde ik naar huis. Ik schreef de tijden in het schriftje achter de namen van de renners die ik die ochtend uit de krant had overgenomen. Dan weer terug voor de rest van het peloton. De krant was mijn enige bron van informatie, dus hoefde ik niet 180 keer het stukje te fietsen, maar na een keer of 50 was ik wel klaar. De 20 besten uit de tijdrit van de dag ervoor, de eerste 20 uit het klassement (vaak een grote overlap met die eerste 20) en alle Nederlanders.

Zoetemelk, de Nederlandse favoriet in die tijd, had meestal een goede tijd. De Kneet, tijdrijder bij uitstek ook. Op onverklaarbare wijze won de beste tijdrijder uit die tijd, Hinault, de tijdrit in de Rembrandstraat nooit. Het feit dat er achter in de straat, een jongeman op een gewone fiets en een wielerpetje op zijn hoofd werd gesignaleerd, op zijn dooie gemak fietsend, handen los, met een stopwatch om zijn nek, heeft niets te maken met eerder genoemde situatie. Als je jong bent, ben je nog chauvinistisch, dus deed zelfs streekgenoot Kuiper, die toch niet echt bekend staat als tijdrijder, het in mijn tijdrit meestal goed.

Na 2 tijdritten was de lol er wel van af. Na ruim 100 keer was het parcours zo bekend, gevaar was er niet meer. Een enkele keer reed er een auto op het parcours, afhankelijk van de renner die op dat moment reed was het pech of werd de race afgeblazen, zoals een schaatser na een valse start soms ook pas na een meter of 50 overeind komt, zat ik dan recht op mijn fiets, liet me uitvieren en keerde terug naar het begin voor een nieuwe poging.

De nieuwe uitdaging was de klimtijdrit. Een halve kilometer verder op lag namelijk de Bilderdijkstraat. Die begon met een klein heuveltje. Net genoeg om de hellingproef tijdens een rijles te oefenen, maar in het vlakke land van mijn jeugd een echte berg. Dus fietste ik iets verder om daar hetzelfde procédé weer af te werken. Op een dag vroeg mijn moeder of ik achter in de woonwijk fietste. Ik bevestigde, maar voelde al nattigheid. De klimtijdrit, die meerdere dagen in beslag nam, werd nooit uitgereden. De Zwitser Breu die we op vakantie de rit naar Alpe D’Huez hadden zien winnen, had de beste tijd tot dat moment. Het verbod van mijn ouders durfde ik niet te negeren. Pas jaren later kwam ik er achter hoe mijn moeder wist dat ik een klimtijdrit reed. Een van de bewoners van de Bilderdijkstraat had mijn moeder bij de supermarkt gewaarschuwd. Ik fietste namelijk hard en dat kon wel eens gevaarlijk zijn met het verkeer. Met terugwerkende kracht werd ik alsnog kwaad op haar. De duurste huizen van de wijk stonden er, maar verkeer kwam er niet, op een paar bewoners na die van hun werk terugkwamen. Volgens mij wilde ze gewoon geen niet-bewoners in haar straat. Gelukkig begon school weer een week later, konden we weer gewoon voetballen.

Stayeren

25 woensdag mei 2005

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ Een reactie plaatsen

Tags

lifeblog, stayeren, wielrennen

Na vijf jaar elke dag naar school te zijn gefietst zijn vele wielerwetten geen geheim meer voor me. Al snel is duidelijk dat het volgen van een ander veel simpeler is dan zelf de kop nemen. ’s Ochtends is het vaak een sport om zo lang mogelijk op de verzamelplek te blijven staan, zodat een ander als eerste wegfietst, met als gevolg dat de hele groep achter hen aangaan.

Wanneer je binnendoor (zelfde afstand, maar het ging niet over de grote weg, dus heette het binnendoor) fietste, kon je wel eens mazzel hebben dat een tractor met of zonder aanhanger het tempo voor je maakte. Een gierkar had als voordeel dat het ook nog eens als windvanger fungeerde, de geur was natuurlijk een flink nadeel. Een groepje wielrenners keek eens raar op toen ze een handvol jochies op gewone fietsen met schooltassen onder de snelbinder in hun wiel vonden. Als wielerfan kende ik een aantal van hen, Kistemaker, Hassink en Snoeijink waren topamateurs in die tijd. Een kilometer later sprinten ze de Herikerberg op en moeten wij lossen.

Zomer 1987 vind ik een vakantiebaantje in Hellendoorn. Ik neem het aan, ook al betekent dat een tocht van 25 km, twee keer per dag, met aan het eind van de rit de klim naar de Lutterberg. Op schooldagen kun je op anderen vertrouwen, maar nu ben ik op mezelf aangewezen. Meestal fietste ik ’s ochtends gewoon door, aan het eind van de werkdag lag het maar net aan hoe ik me voelde of ik in een uur of in bijna 2 uur naar huis fietste. Een tractor was teken voor een snelle rit, een warme dag meer geschikt voor een ijsje in Rijssen.

 

Op een avond word ik vlak achter Nijverdal ingehaald door 2 wielrenners, vader en zoon zo te zien. Ik ben blij met deze gelegenheid tot stayeren en volg hen al snel. Hun blik over de schouder is niet vrolijk. Een mooie zomeravond, even een blokje fietsen, leek de gedachte. Nu fietst er achter hun ineens iemand met een gewone fiets, een overhemd van het Avonturenpark aan, onder zijn snelbinder een trui en een lege broodtrommel. Je voelt je niet echt een goede wielrenner dan.

De zoon is een jaar of 13 schat ik. Hij heeft een echte wielerfiets, ook zijn kleding is goed. Hij moet het gaan maken over een aantal jaren. Vader fietst op een iets ouderwetser model fiets. Het lijkt me het klassieke voorbeeld van de vader die het zelf niet redde en nu zijn ambitie uit via zijn zoon. Op het voetbalveld kwam ik die elke zaterdag bij bosjes tegen. Ze kijken elkaar eens aan om te zien wat ze kunnen doen aan de profiteur in hun wiel.

Zonder woorden weten ze beiden de oplossing. Ze schakelen een tandje bij en verhogen het tempo. Ik heb maar drie versnellingen, kan dus niet meer schakelen, maar volg simpel. Duidelijk een kwestie van onderschatting. Al jaren fiets ik 30 kilometer per dag, ik voetbal nog fanatiek, ik laat me niet zo maar lossen door een stelletje recreanten. Rijssen nadert snel. Het ijsje dat ik mezelf had toegedacht moet maar een dag wachten, ik heb nu 2 goede tempomakers, ben mooi op tijd thuis.

Mazzel heb ik ook. Ze kiezen de route die ik ook elke dag neem. In de stad neemt zoon op een gegeven moment de afslag die ik ook altijd kies, een klein stukje afsnijden, een kort klimmetje. Ik blijf dus in zijn wiel. Vader gaat echter rechtdoor, fietst dus om, misschien denken ze me op die manier kwijt te raken. 300 meter verderop is het peloton weer drie man groot. Ik ken mijn wielerwetten: alleen tegen 2 tegenstanders hoef ik geen kopwerk te doen. Tussen Rijssen en Markelo loopt de weg iets af. Niet echt een afdaling, maar wel lekker om met een goed tempo te fietsen. Hun tactiek verandert. Zoon demarreert. Ik blijf in het wiel van vader zitten, die me al snel weer terugbrengt bij de zoon, tenslotte willen ze niet alleen fietsen. De tweede demarrage is andersom, maar het jochie kijkt wanhopig op als hij mij ziet zitten in zijn wiel, terwijl zijn vader 50 meter voor ons onder zijn arm door een poging doet om mij van mijn fiets te kijken. Een halve kilometer verder is de situatie weer bij het oude.

Hun gezichten staan op onweer. Ik fiets al een kilometer of tien in hun wiel. Wat een mooie avond had moeten zijn, is een straf geworden. Als je al niet iemand kunt lossen op een gewone fiets, dan is wielrenner worden waarschijnlijk ook een illusie. Smoor ik hier in mijn egoïsme een wielercarrière? Verpest ik de droom van vader die zijn zoon ooit de Tour zag winnen? Een paar kilometer verder is mijn afslag naar Goor. 2 van de mogelijkheden op het kruispunt zijn gunstig. Vader en zoon kiezen de derde. Ze gaan door naar Markelo. Rechts. Opluchting is zichtbaar als ze mij linksaf zien slaan. Ik dank hun nog vriendelijk met een armgebaar en een opgestoken duim. De vriendelijke geste wordt niet echt gewaardeerd. De laatste 5 kilometer fiets ik op mijn gemak naar huis, genietend van het mooie weer.

De Oudste Goorsche Tourtoto

23 maandag mei 2005

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ 2 reacties

Tags

OGT, Oudste Goorsche Tourtoto, wielerverhaal, wielrennen

Bernard Hinault was de keus van iedereen. Het verschil moest door andere namen gemaakt worden. De eerste editie was een kleinschalig gebeuren. 8 deelnemers die de eerste tien van het eindklassement voorspelden. Mijn vader en een vriend van hem waren de initiatiefnemers, ik mocht meedoen en de buurman die toevallig ook net langs kwam vulde ook zijn voorspelling in. Wie er won weet ik al lang niet meer. De puntentelling was niet eenvoudig, wel logisch. Hoe meer plaatsen je voorspelling afweek van de uiteindelijke eindstand, hoe minder punten je kreeg. Het jaar daarop mocht ik het overnemen. De inleg bleef een rijksdaalder, het aantal deelnemers gelijk, ik voegde alleen de voorspelling toe van de nevenklassementen.

Na een aantal jaren groeide de belangstelling. Vrienden van de voetbal, meerdere familieleden en bekenden van vrienden wilden ook wel meedoen. Het aantal onderdelen steeg ook. Een aantal etappes kwam erbij en een aantal vragen werden toegevoegd. Die vragen varieerden van ‘Wie wordt de beste Nederlander?’ via “Hoeveel renners vallen er uit?’ tot “Wie is de eerste die op doping wordt betrapt?’. Het inleggeld ging omhoog naar 5 gulden. De buurman had nog steeds niet door dat Bernard Vallet en Christiaan Seznec ondertussen echt te oud waren geworden, de zondagavond na de laatste etappe werd steeds drukker. We bezochten de tour zelf en zagen de renners op de Alpe d’huez, Prapoutel, Crans Montana en in Morzine. De tourkoorts groeide.

Midden jaren tachtig kwam de ingeving om elke dag punten te scoren. Iedereen moest behalve de eindvoorspellingen ook een groepje renners kiezen die elke etappe punten scoorden. De administratie werd steeds uitgebreider. Elke avond moest de stand bijgewerkt worden en elke paar dagen moesten de deelnemers op de hoogte gebracht worden. Dit was de tijd voor de computer en dus werden de tussenstanden met pen en papier geschreven. Zeven, acht keer tijdens de drie weken fietste ik ’s avonds of op rustdagen door Goor. Gelukkig waren er op de meeste adressen meerdere deelnemers, dus het schrijven viel nog mee. De organisatie rustte ondertussen geheel op mijn schouders en ik beleefde er veel plezier aan. Vakantiewerk heb ik nooit kunnen doen in die tijd, tenminste niet in de maand juli.

Ondertussen besloot een van onze deelnemers om met een aantal collega’s ook een toto te organiseren. Meerdere deelnemers speelden bij beiden mee, hun concept leek verdacht veel op ‘onze’ poule van het jaar ervoor, alleen de puntentelling was iets veranderd. Wij besloten het jaar erop onze poule te vereenvoudigen. Elk jaar weer zagen we Van Poppel in het algemeen klassement terug en verschillende deelnemers konden geen drie ploegen noemen voor het ploegenklassement.

We waren ondertussen rond de veertig deelnemers beland. Het deelnameformulier en de eindstand werden getypt en stiekem gekopieerd op kantoren van helpende deelnemers. We besloten om slechts een keer een aantal renners te laten invullen, die punten scoorden in de etappes en de klassementen. Deze vorm gebruiken we nog steeds. De puntentelling is lichtelijk aangepast en elke etappe scoren nu de eerste 20 aankomenden, ipv de eerste tien, de truien scoren elke dag, maar het principe is gelijk gebleven: 22 renners invullen en klaar.

Na een paar jaar verscheen de ‘andere’ tourpoule in het plaatselijke weekblad. Qua deelnemers waren ze ons allang voorbij gegaan, ze hadden een aantal sponsors en het inleggeld was een tientje. Maar het enige wat ons tegenstond was de naam: de Goorse tourpoule. Tenslotte waren zij bijna een decennium na ons begonnen en als er iemand recht had op die naam, waren wij dat. Tijdens de lessen WordPerfect 4.2 schreef ik een brief namens de organisatie van De Oudste Goorsche Tourtoto, die netjes bij de collega’s organisatoren werd bezorgd en waarin wij hen vriendelijk doch dringend verzochten hun naam te wijzigen. De reacties waren uiteenlopend. Zag de een de humor er van in, een van de andere directeuren wilde ondergetekende verbieden nog ooit mee te doen bij hun poule. Beide namen bleven. Echte concurrentie is het nooit geworden. Zij hebben tientallen sponsors, een wekelijks tourcafe en een feestavond voor de prijsuitreiking, die helaas vaak pas aan het eind van de vakantie valt, zo ongeveer wanneer de Vuelta van start gaat. Wij pogen klein te blijven, al lukt dat nauwelijks. Ruim 60 deelnemers doen elk jaar mee en het inleggeld, nog altijd slechts 5 gulden, gaat volledig naar de bokalen en het prijzengeld.

Natuurlijk zijn wij ook met de tijd meegegaan. Een paar jaar geleden gebruikten we voor het eerst een spreadsheet om de dagelijkse standen te berekenen. Sinds twee jaar hebben we zelfs een eigen website, al stelt die niet veel voor, behalve de tussenstanden staat er niets op. We brengen nog steeds tussenstanden rond, maar nog maar twee keer tijdens de tour. En zo nu en dan gebruiken we de auto daarvoor. De directie bestaat ondertussen uit vier personen, waarvan er twee meestal erg druk zijn. Zelf was ik vanwege werk in het buitenland een aantal keren afwezig, maar de toto is populair genoeg, Peter en Bas doen ook een hoop werk. Tijdens de Goorse school- en volksfeesten een of twee weken voor de tour worden we door diverse deelnemers herinnerd aan het feit dat ze nog geen formulier hebben.

Maar de veranderingen zijn details. Op zaterdagmiddag is het een komen en gaan van deelnemers. Elk formulier wordt aan uitgebreid besproken. Namen van wielrenners vliegen heen en weer over de tafel. Er worden laatste tips uitgewisseld, een enkele naam wordt op het allerlaatste moment toch nog vervangen. Die ene Italiaan start toch niet, moet je weer een vervanger zoeken. Op dezelfde dag controleren we alle rugnummers, nadat die in de computer zijn gebracht ’s avonds ken ik alle favorieten uit mijn hoofd. Zeker tijdens de eerste week zijn er momenten dat ik Mart Smeets versla in het herkennen van de renners in de ontsnapping. Het rondbrengen van tussenstanden is meer dan alleen een papiertje in de bus stoppen. Het is de kans om te drammen en te zeuren over de tour. Wie er goed rijdt en wie niet, wie van de deelnemers een goede lijst heeft en wie een slecht jaar heeft. Wie met de juiste klimmers nog terug gaat komen, wie met te veel sprinters nog hoog staat maar zeker zal zakken.

Elk jaar zijn dezelfde deelnemers favoriet, iedereen weet wie het meeste verstand van wielrennen heeft. Maar de overwinning is nooit zeker voor de favorieten. Nog steeds is niemand in staat gebleken om zijn of haar titel te verdedigen. Diverse deelnemers hebben twee keer gewonnen, maar niemand vaker dan dat. Wij denken dat ons niveau hoog is. In de tien jaar dat de regionale krant een toto organiseert hebben al twee van ‘onze’ deelnemers een hoofdprijs gewonnen, meerdere kleine prijzen kwamen naar Goor. Bij werktoto’s en andere poules doen ‘onze’ deelnemers het altijd goed. Maar het komt toch ook regelmatig voor dat een zogenaamde ‘niet-kenner’ de hoofdprijs pakt.

Vele poules en toto’s zijn groter en spectaculairder dan de onze. Behalve eer, een bokaal en een miniem geldbedrag is er bij ons niets te halen. Maar we zorgen er ook voor dat de een- of twee na laatste nog een prijs wint. En de pechprijs wint zijn inschrijfgeld terug. Onze deelnemers zijn trouw en dus organiseren wij in 2001 de 24e editie van de Oudste Goorsche Tourtoto. We zijn nog geen oudere tegengekomen, al zal die beslist ergens bestaan.

De tour is voor ons het allermooiste sportevenement. We zijn allemaal voetballers, maar kunnen zonder problemen een jaar zonder voetbal op tv, zo lang de tour maar uitgezonden wordt. Drie weken lang staat ons leven in het teken van de tour. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Van de ochtendkrant, via Radio Tour, naar de televisie. Van het uitrekenen van de scores, het kijken naar het tourjournaal, het bijwerken van de website tot het incidenteel kopen van de L’equipe om te kijken wat de Nederlandse kranten missen, maar vooral voor de heerlijke pagina’s vol statistieken. Het gaat zelfs door tot de nachtelijke uitzending van TV5, de zender die 49 weken per jaar genegeerd wordt, maar tijdens de tour elke dag bekeken wordt. En de afsluiting van dat programma zou ons motto kunnen zijn: Vive le velo!

Namen invullen

21 zaterdag mei 2005

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ 1 reactie

Tags

mama, Tour de France, tourtoto, wielrennen

Het winnende recept voor het invullen van een tourpoule bestaat niet. Hele volksstammen buigen zich elk jaar over de vraag wie ze wel en wie ze niet in hun ploeg op zullen nemen. Wetenschappelijke formules worden toegepast, wielerliteratuur wordt verslonden, het parcours wordt uitvoerig bestudeerd en het internet wordt goed bezocht op zaterdagochtend voor de proloog. Uiteindelijk komen de meeste kenners toch weer aan met een ploeg vol oude waarden, de juiste balans tussen sprinters en klimmers en een enkele verrassing, waarmee ze de concurrentie hopen voor te blijven.

Zo niet mijn moeder. Bij elke tourpoule zie je de namen staan. Meer vrouwen dan je op basis van interesse mag vermoeden. Een groot gedeelte van die vrouwen weet niet eens dat ze meedoen. Man, vriend of zoon heeft een extra formulier ingevuld en haar naam gebruikt. Het wordt pas echt leuk als ze het beter doet dan degene die het papiertje invulde. Het wordt komisch als ze per ongeluk in de prijzen belandt. De foto in de krant bewijst vaak wat menigeen al vermoedde. Ze heeft het zelf niet ingevuld. Een glimlach voor de fotograaf waar een wanhoop uit spreekt die ongeëvenaard is, de angst om op het podium een vraag te krijgen over de sport die ze nooit volgt, het is allemaal te lezen in die ene blik. “Als die gedrogeerde idioten over de bergen willen fietsen, moeten ze dat zelf weten”, zie je haar denken. Dat haar man (vriend, zoon) dat wil volgen is ook nog tot daar aan toe, heeft ze het tenminste drie weken rustig. Maar dat zij nu hier staat naast die wielrenner (hoe heet hij toch?) en moet doen alsof het een eer is, gaat haar te ver. Zo niet mijn moeder.

Zij is een van de trouwste deelnemers aan de Oudste Goorsche Tourtoto. En ze vult elk jaar zelf in. Een aantal jaren geleden won ze zelfs. Niet met mazzel, maar omdat ze de beste lijst had. Toch lijkt het me sterk dat ze de komende jaren nog eens zal winnen. Het invullen van het formulier gebeurt bij haar namelijk op een geheel andere manier dan bij de meeste deelnemers. Terwijl de meerderheid kijkt naar kwaliteiten als een goede sprint, talent voor klimmen en de samenstelling van de ploegen, laat mijn moeder zich leiden door totaal andere factoren. “Wat een leuke jongen”, klinkt het na een interview met de nummer 7 van Milaan – San Remo. “Wat een mooie coureur”, is het commentaar als ze een jonge Spaanse renner ziet die close up in beeld wordt genomen tijdens de ronde van Murcia. “In Frankrijk moet je Fransen hebben”, zegt ze en ze vult Xavier Jan in, die dat jaar dus geen enkel punt voor haar zal halen. “Lef”, is het argument om Commesso op te stellen, terwijl elke kenner weet dat die sprint moet aantrekken voor Cipollini. “Die gaat nog wel voor zichzelf rijden”, klinkt het nog hoopvol voor het begin van de proloog.

Etxebarria heeft zijn naam mee en inderdaad was mijn moeder een van de weinigen die de Bask opstelde, in het jaar dat hij twee etappes won. Hielp het haar? Nauwelijks. Want haar lijst staat vol met namen in de categorie “K.W.W. (Kiek’n wat ’t wot)”, de Twentse uitdrukking voor op hoop van zegen. Lukt het toevallig met een van deze renners, dan zit ze te glunderen voor de televisie. Dat die 8 andere verrassingen nog niets hebben laten zien, is even niet van belang. “Sta ik al bovenaan?” is de vraag als ik van de computer terugkeer met de nieuwe stand. De teleurstelling is elke keer weer groot als ze slechts 3 plaatsen is gestegen. Fanatiek als ze is, haar koppigheid wint het meestal als het op invullen aankomt.

Francois Simon komt nooit meer in haar team, zo’n oude boerenkop is niet haar idee van een leuke ploeg. Oscar Sevilla kan er daarentegen op rekenen dat hij de komende 8 keer automatisch op het papier staat. De meest irrationele motieven worden aangewend om uiteindelijk tot de 22 renners te komen die ze inlevert. Wat er ook gebeurt, ze weet zeker dat ze niet in de grijze massa zit die 17 van de 22 namen gelijk heeft. Dat ze erkende sprinters schrapt om plaats te maken voor weer een vage bekende (“Die reed echt heel goed in de ronde van Zwitserland”), stoort haar niet. Haar ploeg is uniek. En zal het ook blijven de komende jaren. Ze is te eigenwijs om goed gemeend advies aan te nemen.

Bij de start van een etappe in de ronde van Nederland kon ze eens rustig rondkijken. Ze wilde eigenlijk graag vragen aan de Domo-renners wat die er nu van vonden om met dopingzondaar Virenque in een ploeg te rijden. Ze is goed genoeg op de hoogte om te weten dat de Fransman niet echt populair is in het peloton. Maar ze durft het toch niet. Ze hoort dat Jalabert een beetje moe is (un peu fatigue, ze spreekt naar eigen zeggen nauwelijks Frans, maar dit kreeg ze toch wel mee) en ontdekte een oude naam: Jan Svorada. “Een leuk snuutje”, is Twents voor een knap gezicht. “Heb ik me daar al die jaren zitten verkijken”, concludeert ze. Svorada reed een goede tweede helft van de Tour. Maar hij is inderdaad de jongste niet meer. “Hij ziet er een stuk jonger uit hoor!”, hoorde ik nog. De eerste naam die volgend jaar op papier komt, is bij ons al bekend. Etxebarria heeft afgedaan, Svorada is de nieuwe held. En nu maar hopen dat hij inderdaad meedoet…

Klimmen

18 woensdag mei 2005

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ Een reactie plaatsen

Tags

heuvel, klim, Nieuw Zeeland, reizen, wielerverhaal, wielrennen

Napier is een leuk stadje aan de Oostkust van Nieuw Zeeland. Het is een van de laatste steden in de wereld met een hoog Art Deco gehalte. Een aardbeving in 1931 verwoestte een groot gedeelte van de stad, de heropbouw gebeurde vrij snel, de stijl was typerend voor die tijd. Meer nog dan het bekendere Miami beach zijn de gebouwen overal te vinden. Ruim anderhalf jaar geleden was het een populaire vakantiebestemming, als de eerste stad ter wereld waar het nieuwe millennium zou beginnen. Wat kleine eilandjes in de pacific waren nog eerder in 2000, maar Napier was de eerste echte stad. Bezoekers werden teleurgesteld, het was bewolkt en de zonsopgang was niet zichtbaar. Het weer in Nieuw Zeeland lijkt eigenlijk best wel op dat van Nederland.

Begin dit jaar belande ik tijdens mijn reis in het stadje en had na een dag genoeg gezien van het centrum. De tweede dag bedacht ik dat ik maar eens weer actief moest worden. Samen met een Duitse jongedame huurde ik een mountainbike en we verkenden de omgeving. Niet echt grote afstanden, gewoon wat rondpeddelen. Stiekem had ik het einddoel van die dag al in mijn hoofd. Bluff Hill, 102 meter boven de zeespiegel, aan de rand van het stadje. Aan de ene kant de haven en de zee, aan de andere kant het centrum. Een prachtig uitzichtspunt. Mijn gezelschap van die dag was al moe van de tegenwind en besloot terug te keren, ik kon alleen naar boven.

Klimmen heeft altijd een aantrekkingskracht op mij gehad. De eerste dag naar de middelbare school op de nieuwe fiets schakelde ik naar een grote versnelling op de Herikerberg, de molshoop die tussen huis en school stond. Hinault, op dat moment de beste wielrenner, reed immers ook ‘groot’ naar boven. Op de wielrennersfiets die mijn vader ooit won bij de krant (volgens mij nog altijd vanwege mijn tips, volgens hem op basis van zijn eigen wielerkennis) reed ik in de zomer wel eens een rondje om wat conditie op te doen voor het voetbalseizoen. De Holterbergweg was dan altijd het doel. 6 klimmetjes in een rondje van 45 kilometer, leuk voor de recreant.

Het was aan het eind van de middag in Napier, toen ik op de weg onderlangs Bluff Hill fietste. De zon scheen, maar het was niet heet. De fiets waarop ik reed had weliswaar een heleboel versnellingen, maar was ook al diverse andere toeristen misbruikt. Het middelste blad werkte niet, dus terugschakelen moest met een behoorlijke sprong van het grote naar het kleine blad. Achter bleef de ketting ook nog wel eens haken, maar ik moest en zou de heuvel beklimmen. De zeewind waaide langs mijn kop, terwijl ik elke zijweg inkijk om te zien hoe ik boven moest komen.

Na een paar kilometer onder de heuvel te hebben gefietst, komt de afslag. Ik sla links af, schakel meteen een paar tandjes kleiner en val de heuvel aan. Met de tune van radio Tour de France in mijn hoofd, rij ik rustig naar boven, niet uit het zadel komend, omdat ik weet dat het dan moeilijk wordt. Halverwege de klim schakel ik nog wat kleiner, maar ik zit nog steeds op het grote blad. Twee haarspeldbochten later wordt het even erg steil, maar al snel nader ik het plateau en ik draai naar links een straat in met een aantal huizen en een lagere school. Links? Ik had vanaf de Marine Parade, de strandboulevard een uitzichtspunt gezien, maar daarvoor moest ik toch nog een behoorlijk stuk naar rechts. Op zo’n plateau niet echt een probleem, dacht ik. Dacht ik verkeerd, want nadat ik had omgedraaid en in het hogere gedeelte wat straten doorfietste, had ik door dat ik niet bij het punt kon komen, zonder eerst weer af te dalen.

Al dalend overweeg ik om terug te gaan, ik heb tenslotte bovenop gestaan, waarom me nog meer uitsloven? Maar uiteindelijk wint de eerzucht en de nieuwsgierigheid het toch en aan het eind van de afdaling, zie ik meteen de volgende afslag die me op het juiste stuk naar boven moet brengen. Optimistisch begin ik aan de volgende klim. Al snel moet ik naar het kleine blad, terwijl ik kan zien dat ik nog niet op de helft ben. Hoe kan dezelfde heuvel ineens voor zoveel meer problemen zorgen? Ik zwabber rond op de linkerweghelft, ontwijk een paar geparkeerde auto’s, ben waarschijnlijk een gevaar voor achteropkomend verkeer, moet nog kleiner gaan rijden en kom hijgend en puffend op een vlakker stuk, waar ik trots om me heen begin te kijken. Weer gelukt. Na een paar honderd meter zie ik het bordje staan: Bluff Hill Lookout 1.5 kilometer. Nog anderhalve kilometer dus, nu zal ik er komen ook. Al snel begint de weg weer te stijgen, maar dit klimmetje is slechts kort. Ik daal zelfs een stukje. Ik weet zeker dat ik op de goede weg rij, maar dalen? Dit kan niet kloppen. De laatste 400 meter gaan weer stijl omhoog. Dit is pure intervaltraining, dit was niet de bedoeling. Op de allerkleinst mogelijke versnelling leg ik het laatste stuk af, ik haal een wandelaarster in, een niet onknappe jongedame, ik kan dus onmogelijk nu langzamer gaan fietsen of zelfs afstappen. In een haarspeldbocht staat een auto te wachten tot ik langs ben, voordat aan de afdaling wordt begonnen. Blijkbaar ben ik te gevaarlijk om zo langs heen te rijden. Ik zie boven me de parkeerplaats en moet nog voor driekwart om de heuvel rijden voordat ik daar ook werkelijk ben. Met pijn en moeite en volledig buiten adem leg ik de laatste meters af.

Ik zet de fiets tegen een hek (standaard ontbreekt, net als een slot), al kost zelfs het afstappen me moeite. De laatste 20 meter naar het uitzichtpunt moet gewandeld worden, maar ik ga eerst op het hek zitten om weer wat lucht binnen te krijgen. Mijn T-shirt heeft geen droog plekje meer, ik heb de indruk dat de zon hier, honderd meter verder naar boven, een stuk feller schijnt en ik besluit dat ik toch geen klimmer ben. Dan maar nooit in mijn leven de bolletjestrui dragen.

Fietsen met Moeskops

17 dinsdag mei 2005

Posted by Gerbie in Uit de school geklapt, Wielerverhalen

≈ Een reactie plaatsen

Tags

fietsen, Moeskops, onderwijs, school, werkweek, wielrennen

Knechten voor Moeskops is natuurlijk geen schande. Hoeveel mensen krijgen überhaupt te fietsen met Moeskops? Dat ik dan niet de kopman ben, is niet meer dan logisch. Eerst sta ik mijn regenjack af. Het is weliswaar droog, maar de wind snijdt meer dan gedacht en het jasje is een goede bescherming tegen de wind. Op de tweede klim moet ik zelfs drukken. Ik laat me afzakken tot het eind van de groep en duw. Het kost mij al mijn snelheid, ik sta bijna stil en moet een extra inspanning doen om weer op gang te komen. Vlak na de klim zijn we weer bij de rest van de groep.

Aan het begin van het schooljaar kijk ik meestal op de lijst van de nieuwe klassen, op zoek naar bekende namen. Leerlingen wier ouders ik ken, of waarvan ik broers of zussen eerder heb lesgegeven. Namen uit mijn geboortedorp. Een Spaanstalige naam, wetende dat ik mijn langzaam wegzakkende Spaans zo nu en dan een beetje kan oefenen. Haar naam viel me meteen op natuurlijk. De naam Moeskops valt natuurlijk op als wielerliefhebber, daarbij komt de naam niet echt vaak voor. De vraag in de eerste les, meestal een rondje voorstellen, was dan ook voor de handliggend. `Familie van?` Ze moest even nadenken. `De wielrenner´, voeg ik toe. Ze wist het antwoord niet. ´Heel ver geloof ik`, mompelde ze. Waren mijn leerlingen altijd maar zo rustig als tijdens de eerste les, wanneer ze nog moeten wennen aan de nieuwe school, wanneer ze nog weten hoe streng (of niet) die man voor de klas is. Ik begrijp eigenlijk wel dat ze niet meteen haar hele familiestamboom in de eerste les wil uitleggen.

Later in het jaar geef ik aan haar mentor aan dat ze een niveau hoger zou kunnen, ik verwerk de cijfers, maar zie vooral dat zij lijdt onder het gedrag van haar klasgenoten en ze zou beter tot haar recht komen in een andere klas. Ze is een leuke leerling in de klas, nooit druk, wel altijd vriendelijk. En de beroemde wielrenner was een neef van haar opa. Ik moet even denken wat haar relatie met de sterke grote man was. Achteroudoom? Bestaat zoiets eigenlijk wel?

In het voorjaar gaan we met de groep van de opleiding recreatie naar Tsjechië. Omdat ik het jaar ervoor nog voetbalde en de gymleraar naar Italië gaat met een andere groep word ik toegevoegd aan de begeleiding. Voor een survival is een fitte docent nodig, schijnt de achterliggende gedachte te zijn. Naast klimmen, abseilen, puzzeltochten, een dropping, raften, boogschieten en een oriëntatietocht staat er ook mountainbiken op het programma. De groep wordt opgedeeld in twee gedeelten. De twee dames docenten fietsen met de trage groep mee, ik fiets met de snelle groep. Natuurlijk is mijn fiets de enige die niet goed is, het zadel zakt elke keer weg en ik moet van fiets verwisselen. Al snel fietsen we over de grote weg naar het bos, instructeur voorop, drie fanatieke jonge voetballers vlak achter hem en de rest er achteraan. Ik probeer achteraan de groep bij elkaar te houden, al valt dat niet mee. Wel een mooi gezicht. 12 helmpjes voor me, allemaal een inspanning leverend, iets wat ik op school niet zo vaak zie.

Op de eerste bult wordt het verschil wel duidelijk. Vooraf was ik bang dat mijn conditie niet veel zou voorstellen, die paar extra kilo´s die ik mee moet sjouwen zouden ook geen voordeel zijn. Hier zie ik dat een wedstrijdje per 2 weken op zondagochtend tussen bierbuiken en grijze koppen genoeg is om hier bij de beteren te horen. In de afdaling probeer ik iedereen weer bij elkaar te krijgen, ik fiets langs de groep om de instructeur wat af te stoppen, hij ziet niet dat achter in een aantal dames bij het minste of geringste hoogteverschil achterblijven. Ik draai terug om weer achter de groep aan te sluiten, net als we aan de tweede klim beginnen. De klim is niet zwaar, niet stijl, maar wel een stuk langer. En helemaal achteraan de groep lijdt de achterkleinnicht van de man die in de 238 pagina´s (6e druk,1981) van het schitterende boek ´Te midden der kampioenen´ van de legendarische Joris van den Bergh beschreven wordt.

Ik praat haar moed in, probeer het tempo voor haar te maken en zie dat het niet veel helpt. Ik druk haar een paar meter en geef haar een flinke zet, zodat ik zelf bijna stil kom te staan. Voor ons is de kop al over de top en verdwijnt uit zicht. Slechts een paar van de langzamere jongens zijn nog zichtbaar, maar hebben toch al een flinke voorsprong. Een klasgenote rijdt nog vlak voor ons. In de verte achter ons zie ik de langzame groep over de top van het eerste bultje komen. Ik bewonder haar moed om met de snelste groep mee te gaan en blijf bij haar tot de top van de klim. Dan laat ik me even gaan en sprint naar de kop, waar ondertussen de eerste drie al staan te wachten bij de zijweg die we het bos in nemen.

Het is heerlijk lenteweer, maar de resten sneeuw van de laatste stuiptrekkingen van de winter liggen nog op de paden die we nu nemen. Een extra handicap, maar wel een die past bij mountainbiken. Bij de eerste stop haken er twee af, ze wachten op de andere groep. Bij de volgende stop haakt ook de hoofdrolspeelster af. Ze heeft het lang geprobeerd, maar durft blijkbaar niet langer door de paden, die ondertussen van asfalt zijn overgegaan naar zand, te racen. Op een klimmetje waar de gesmolten sneeuw het zand wel heel zacht maakt, lukt het mij voor het eerst niet om van achteruit de kop weer in te halen. Ook aan mijn snel herwonnen zelfvertrouwen zit een grens. Ik geniet van de natuur, voor iemand die liever in de stad op zoek gaat naar een boekhandel toch wel raar.

Terug bij de bus is het heerlijk grasligweer. Als de tweede groep de fietsen ook heeft teruggebracht, krijg ik mijn jasje terug. Ze bedankt me hartelijk, met een vriendelijke lach. Later hoor ik haar het woord ´lief´ uiten tegen een klasgenote. Uit de flarden die ik mee krijg, concludeer ik dat het haast wel over mij moet gaan. Eigenlijk moet ik dat niet horen. Wil ze vast ook niet. Zoiets zeg je niet over een docent die bijna twee keer zo oud is.

Een middag in Almelo

15 zondag mei 2005

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ Een reactie plaatsen

Tags

Almelo, lifeblog, Victor Hugo Pena, Wielerverhalen, wielrennen

Dat een aanrijding de aanleiding was voor mijn moeder om toch naar de ronde van Nederland te gaan kijken, is vergezocht, maar wel de waarheid. Ik had Pettachi de sprint zien winnen, regionale held Rik Reinerink op het podium zien staan en wilde terug naar mijn werk. Een winkelende jongedame dacht er anders over en reed vanuit haar parkeerhaven mijn zijkant aan diggelen. Ik moest de auto wegbrengen.

Mijn moeder had ’s ochtends de ronde door de straten van Goor zien trekken. Ze had een mooie bocht uitgezocht, omdat ze zeker wist dat de renners daar flink moesten afremmen. Als enthousiaste wielerfan stond ze omringd door toevallige voorbijgangers en toegestroomde nieuwsgierigen. Ze was de enige die stond te klappen bij de doorkomst. Helaas is het peloton snel voorbij, onvermijdelijk tijdens een vlakke etappe. Ze herkende Boogerd zo laat dat de kreet “Kom op Michael” pas klonk toen de held alweer halverwege Delden was.

Mijn moeder heeft soms last van haar benen, vooral als ze ver moet lopen of lang moet staan. Een tijdrit in Almelo was dus niet echt aantrekkelijk. Toen ik echter vertelde dat ik een mooie parkeerplek wist, vlak bij de finish werd ze enthousiast. Alleen was ze niet gegaan, nu vertrokken we halverwege de middag toch nog met zijn tweeën naar Almelo. De auto op honderd meter van het parcours, Bart Voskamp reed al bijna over onze tenen toen we op weg naar de finish liepen.

Mijn moeder is kenner. Niet dat ze de winnaar van obscure koersjes in Spanje kan vertellen, de talenten in de opleidingsploeg van de Rabo herkent of na kan vertellen wat er allemaal gebeurde in de Tour van 1964. Wel kent ze meer renners dan de gemiddelde sportliefhebber, doet ze elk jaar vol goede moed mee aan diverse tourtoto’s en herkent ze de renners niet alleen van naam, maar ook van gezicht. Terwijl ik soms nieuwe sterren al een paar jaar van naam ken, voordat ik er een gezicht bij kan plaatsen, is bij haar de situatie omgekeerd. Eenmaal gezien herkent ze elk hoofd, of de renner ook echt kan fietsen hoort ze nog wel een keer.

We lopen dus samen op weg naar de finish van de tijdrit. De speaker is druk bezig om de situatie aan de aanwezigen uit te leggen, wij blijven even staan vlak na de finish. Een mooi punt, want je kunt én de tijden horen én de renners goed zien omdat ze niet meer op volle snelheid rijden. Maar het gebied tussen de finish en de start is nog mooier. Een halve kilometer, geen verkeer en erg veel te zien. Ploegleiderwagens staan geparkeerd, renners zijn aan het warm rijden, anderen zoeken de soigneur voor ze terugkeren richting warme douche. Dit is het terrein voor mijn moeder. We hebben een tijdschema gekregen, weten hoe laat we weer bij de finish willen zijn en begeven ons in het wonderland van de wielrenners.

Meer dan eens moet ik antwoord geven op de vraag “Hoe heet denne ok a weer?” (voor degenen onder u die geen Twents spreken: “Wie is die renner die daar fietst/staat?”). We zien sprinter Kemna op een rollerbank bij het busje van Batavus warm rijden. Mijn moeder is vooral op zoek naar Svorada. Camera in de aanslag, want hij kan elk moment ergens opduiken en de foto moet natuurlijk snel geschoten worden. Vorig jaar is ze in haar eentje naar de start van de etappe in Markelo wezen kijken. Vooral het laatste uur voor de start vond ze prachtig. Ze had Jalabert gezien, Boogerd natuurlijk, maar ook Knaven weer. Die had ze voor het begin van de proloog van Olympia’s tour een jaar of tien geleden al een keer succes gewenst. “Dank je wel mevrouw”, had hij geantwoord. Sindsdien kan Knaven natuurlijk niet meer kapot. Ze had Museeuw in Markelo graag willen vragen wat hij er nou werkelijk van vond dat Virenque bij hem in de ploeg kwam, maar durfde het uiteindelijk toch niet aan om hem aan te spreken. Maar vooral had ze Svorada in het gezicht gekeken en was ze er achter gekomen hoe knap de Tsjech eigenlijk was. “Heb ik al die jaren zitten slapen!”

Dit jaar moet Svorada dus maar op de foto, maar de Tsjech in Italiaanse dienst laat zich voorlopig nog niet zien. Langs het tankstation lopen we naar het startpodium, waar we een handjevol renners zien vertrekken. Leuk, maar het houdt de aandacht niet echt vast. Terug naar de parkeerplaats achter het tankstation. Daar staan de bussen van de ploegen, daar rijden de renners in of uit. Het meeste volk staat natuurlijk bij de bus van de Rabobank. Boogerd heeft zijn tijdrit er al opzitten en is dus ontspannen, hij praat met zijn collega naast hem. Het volk staat en staart, een enkeling maakt een foto. Mijn moeder wil natuurlijk ook een foto. Maar wat heb je aan een foto van een renner op een rolbank als hij niet in de camera kijkt. “Michael”, schreeuwt ze. Boogerd hoort iets, maar weet niet waar het vandaan komt. “Michael!”, Iets harder deze keer en de Hagenees kijkt naar de zijkant maar weet nog steeds niet wie hem roept. Het volk maakt iets ruimte voor mijn moeder, een typisch Twents publiek. Altijd iets afwachtend en vooral niet anders durven zijn. Ze kijken geamuseerd toe, maar willen natuurlijk niet bij haar staan. Niet gehinderd door enige gene zwaait mijn moeder “Hier” roepend naar Boogerd, die zijn tandvlees nog eens laat zien en dus perfect op de foto staat.

Een bus verder is het rustiger. Van Bon en Koerts staan allebei wat hoger in het klassement, ze zijn dus nog aan het warm rijden. Omdat er minder publiek staat, kan mijn moeder tot vlak voor de renners komen. Op een dikke meter is een lint, waar ze dus niet verder kan. Echter, het is nog steeds geen mooie foto. De bovenkant van het hoofd is niet wat je terug wil zien op tien bij vijftien centimeter. “Leo”, vraagt mijn moeder. Helaas heeft mijn moeder nog wel eens een probleem met het onthouden van de juiste naam. Vriendjes en vriendinnetjes die vroeger bij ons thuis kwamen, wisten nooit hoe ze aangesproken werden. Op de een of andere manier lukt het met namen niet helemaal. In de database die haar hersenen vormen, kan ze vertellen wie de ouders zijn, wat die doen, wanneer het broertje jarig is, bij welk vak op school ze problemen hadden, maar de juiste naam vormt nog wel eens een probleem. Ze kent mijn klasgenoten van de kleuterschool nog allemaal, weet wat ze doen, met wie ze getrouwd zijn, hoeveel kinderen ze hebben en bij welke voetbalclub die spelen, kan daar uren over vertellen, de achternaam klopt ook, maar de voornaam blijft een probleem.

“Leo”, probeert ze het nog maar een keer. Ze kan waarschijnlijk zonder enige problemen een dozijn hoogtepunten uit de loopbaan van Van Bon opnoemen, maar is op dit moment even onwetend van het feit dat die jongen Leon heet. En Van Bon kijkt ook niet op. Of hij geïrriteerd is door het feit dat ze zijn naam verkeerd heeft – het scheelt maar een letter tenslotte – of dat hij geconcentreerd aan het inrijden is, is niet duidelijk. Zeker is dat hij niet heeft gerekend op het doorzettingsvermogen van mijn moeder. Ze moet en zal nu een foto nemen. “Leo”, klinkt het voor de derde keer. Iets minder vragend, iets dwingender. Van Bon kijkt even op, benieuwd wie hem nu al drie keer roept en krijgt als dank van een meter afstand de flits van een goedkope fotocamera in zijn gezicht. Ze bedankt hem netjes voor ze wegloopt. Ze is misschien zonder schaamte, maar zeker niet zonder manieren en komt weer naar het midden van de parkeerplaats waar ik het hele spel van een afstandje heb staan volgen. Koerts hoeft niet op de foto. Ook Romme, die bij een auto staat te praten, heeft niet haar interesse. We zijn hier voor het wielrennen, met schaatsers heeft ze vandaag niets te maken.

We lopen terug richting finish, het laatste uur is begonnen, de toppers uit het klassement zijn aan de beurt. De geparkeerde auto van de NOS moet wel even goed bekeken worden. Ze weet niet wat ze zoekt, waarom ze naar binnen kijkt, maar haar nieuwsgierigheid dwingt haar om toch even te kijken of er wat in ligt. Niets dus. Rik Reinerink staat nu bij het busje van de Batavus ploeg. Zijn schoonzusje werkt bij mijn vader, ik voetbalde ooit een paar wedstrijden met zijn broer, dus eigenlijk kennen we hem persoonlijk. Niet dat we hem ooit zelf spraken, maar dat is ook niet relevant.

We besluiten om een paar honderd meter na de finish te blijven staan. Zitten op de vluchtheuvel midden in de weg in haar geval. We zijn al een paar uur hier tenslotte, even zitten heeft ze wel verdiend. Het voordeel van dit plekje is dat het niet alleen erg rustig is, maar ook dat diverse renners hier erg rustig voorbijkomen of zelfs stoppen. Freire komt langsrijden en draait vlak achter ons om om bij de ploegleiderwagen van Vanderaerden te komen. Hij kijkt erg nors en zegt geen woord. Niet iemand die je stoort om even voor een foto met mijn moeder te poseren. Hij zit al in de auto, terwijl Vanderaerden zijn fiets op het dak zet en Dierkcksens langs komt fietsen en de voormalige vedette voor ‘Paljaske” uitmaakt. Even later komt de favoriete Lampre renner langs. De zonnebril en pet maken het wel moeilijk om te zien of het hem nu wel of niet is. De foto moet nog ontwikkeld worden, maar dan kunnen we toch trots zeggen dat het echt de rugzak en de kont van Svorada zijn die daar duidelijk zichtbaar zijn.

Steels komt langs en kijkt ook niet echt vrolijk. We wachten nog op de tijd, de speaker is even stil, maar mijn moeder heeft de conclusie al getrokken. “Jammer dan”, is het commentaar voor de Belgische kampioen als hij langskomt. Honderd meter verder draait hij om. Spelend op zijn agressief gedrag in het verleden, probeer ik mijn moeder bang te maken. “Hij hoorde je, hij komt terug”. Even kijkt ze verschrikt. “Hij weet zijn tijd nog niet eens, maar jij hebt het al over jammer”, probeer ik haar nog iets op te jutten. Steels verdwijnt een zijweg in, op weg naar zijn hotel, mijn moeder kan rustig blijven zitten.

Uiteindelijk is Peña de winnaar van de tijdrit. Van de derde rij zien we Reinerink, Zabel en Peña de truien en bijbehorende bloemen in ontvangst nemen. Als de ceremonie voorbij is, lopen we tevreden terug naar de auto. Een mooie middag. Vlak achter het podium zien we echter dat de winnaar van de dag net wordt aangehouden door de directeur van CycloSim voor een aantal foto’s. Gelukkig spreek ik een paar woorden Spaans en vraag Victor Hugo of hij nog even wil wachten, zodat ik ook een foto van hem met mijn moeder kan maken. Trots gaat ze naast de winnaar staan en mompelt nog wat in Engels dat de Colombiaan niet begrijpt, maar met een beleefd “Okay” beantwoordt. Ik neem de foto, de perfecte afsluiting van een prachtige middag. Etxebarria was al uit beeld, Svorada heeft ook een beetje afgedaan, mijn moeder heeft een nieuwe held. Volgend jaar tijdens de tourtoto zal een naam zeker op het papier verschijnen. Over Armstrong, Zabel en Ullrich zijn de meningen nog verdeeld, maar Victor Hugo Peña staat zeker op een papier in juli.

Dikke banden

12 donderdag mei 2005

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ Een reactie plaatsen

Tags

dikkebandenrace, Goor, lifeblog, Wielerverhalen, wielrennen

De dikke banden race 1982 zou wel eens het begin kunnen zijn van mijn wielercarriere. Ik was 12 en had genoeg van de Tour de France gezien om te begrijpen dat je zonder ploeg niet kon winnen. De taak was dus om een goede ploeg te hebben. Ik herinner me nog precies dat we in de bibliotheek aan het overleggen waren. Waarom daar is een groot raadsel, want mijn uiteindelijke ploegmaten waren geen van allen grote lezers en het was ook zeker niet om de hoek, we woonden tenslotte allemaal binnen 150 meter van elkaar.

Op de een of andere manier was tijdens de laatste jaren geen dikke banden race geweest, ook al werd de ronde van Goor elk jaar georganiseerd. Het was altijd een mooie avond waar topamateurs graag kwamen om een paar premies te winnen en een leuk zakcentje te pakken. Dit jaar was er echter een compleet programma. Dames, junioren, veteranen en de voor mij zo belangrijke dikke banden race.

Bij het samenstellen van ons team, zoek je natuurlijk eerst naar je vrienden. Maar omdat het vakantietijd is, zijn die niet allemaal aanwezig. De buurjongen en de tweeling van een straat verderop werden uiteindelijk mijn ploeggenoten. Ik vermeed het woord knechten, maar had natuurlijk voor mijzelve wel een rol als kopman in gedachten. Aangezien we het parcours natuurlijk kenden, Goor is niet echt groot, bepaalde ik vooraf precies wie waar zou demarreren. De anderen zouden zich dan op kop van het peloton vestigen en de tegenstanders terughalen of afremmen. De laatste die zou ontsnappen was ik zelf, aan het eind van de tweede en laatste ronde. Als alles volgens plan ging, zou ik de winnaar zijn van de dikke bandenrace 1982 te Goor. En aangezien alle goede amateurploegen aanwezig waren, zou ik zeker opgepikt worden als een jeugdig talent. En wie weet wat er dan allemaal nog zou kunnen gebeuren.

De eerste tegenslag kwam in de vorm van mijn moeder. Ik moest een helm op, anders mocht ik niet meedoen. Ik had nog een helm liggen uit mijn skateboardtijd, maar was niet van plan om als enige voor gek te rijden. Maar mijn moeder was niet om te praten. Met helm, of helemaal niet. En ook al vond ik het idee om als enige met zo’n lelijk ietwat aan de kleine kant zijnde potdeksel op mijn hoofd rond te fietsen, met de duizenden toeschouwers aan de kant, weinig aanlokkelijk, het was een opoffering die ik moest maken op weg naar een gele trui tien jaar later.

De volgende tegenslag kwam bij de start. Voor onze taktiek was het erg belangrijk dat we alle vier op de eerste startrij zouden staan. Maar toen de renners werden opgeroepen naar de start te gaan, waren wij aan de andere kant van het parcours en waren er nauwelijks gaten op de eerste rij over. Vlak voor me stond een van de tweeling, op zijn iets te grote fiets. Ze waren een twee-eiige tweeling en hij was de kleinste. De fiets was volgens mij op de groei gekocht en het koste hem moeite om bij de trappers te komen. In het belang van de ploeg zijn plek op de eerste rij opgeven was hij echter niet van plan, wat mij deed vermoeden dat onze ploeg wel eens niet zo sterk zou kunnen zijn, als ik voordien hoopte.

De start even later zorgde ervoor dat onze taktiek definitief mislukte. Vlak voor me gleed mijn ploegmaat van de trappers en terwijl aan alle kanten jongens er als idioten van door gingen, stond ik geblokkeerd door mijn eigen ploegmaat, het woord knecht was duidelijk niet meer van toepassing, stil op de tweede rij. Tegen de tijd dat ik mijn fiets opgetild had en langs hem heen kon vertrekken, zag ik de koplopers de eerste bocht induiken. Het was de laatste keer dat ik ze zou zien.

De andere twee ploeggenoten waren ook niet in de buurt van de kop, de hergroepering die ik voor ogen had, was duidelijk ook een droom. Ik deed mijn best nog wat plaatsen goed te maken, ik had tenslotte een behoorlijk stuk om verloren gegaan terrein goed te maken, maar de moraal was al lang niet meer op het niveau van het zelfvertrouwen van de dagen voordien.

Omdat ik nu in mijn eentje rondfietste, op een behoorlijke afstand van de kop, had iedereen genoeg tijd om me uit te lachen vanwege mijn helm. En aan de kant van de straat gebeurde dat dan ook regelmatig. Ik kan me de opmerkingen niet meer herinneren, maar de woorden ‘helm’, ‘koekepan’ en ‘potdeksel’ kwamen via mijn oren mijn hoofd in. Ik haalde een van mijn ploegmaten in, maar wist al wel dat ook met zijn tweeen het niet te doen zou zijn om het gat naar de koplopers dicht te rijden. De wedstrijd was verloren.

Semi-nonchalant fietste ik de wedstrijd uit. Door omstandigheden geheel buiten mijn schuld reed ik nu niet mee om de prijzen, probeerde ik in de uitdrukking op mijn gezicht te leggen. Ik heb geloof ik nog een heel stuk zonder handen aan het stuur gefietst, ondertussen wel doorfietsend, want ik wilde toch niet meer ingehaald worden door de paar die nog achter me fietsten. Waarom ik zonder handen fietste weet ik eigenlijk niet, misschien om mijn nonchalance duidelijk te maken.

Mijn preciese klassering weet ik niet meer, ik geloof niet dat het bij de eerste tien was. Mijn wielercarriere was voorbij, voordat die begonnen was.

Nu te lezen op dit blog:

  • Havana 5 maart 2021
  • Belfast 4 maart 2021
  • Marbella 3 maart 2021
  • Remouchamps 2 maart 2021
  • Calvi 1 maart 2021
  • 1 – Dino Buzzati – De ronde van Italie 28 februari 2021
  • 2 – Nick Hornby – Fever pitch 28 februari 2021
  • 3 – Tim Krabbe – De renner 28 februari 2021
  • Het podium 28 februari 2021
  • 4 – Gabriel Garcia Marquez – De kampioen van Colombia 28 februari 2021

Recente reacties

Marco Pinotti op 70 – Gijs Zandbergen…
Koen op 1 – Dino Buzzati –…
Gerbie op 1 – Dino Buzzati –…
Erik Scheffers op 1 – Dino Buzzati –…
2 – Nick Hornb… op Nick Hornby – Fever pitch
Gerbie op Morgen de top 10
Koen op 3 – Tim Krabbe – D…
Koen op De laatste 10
4 – Gabriel Ga… op Gabriel Garcia Marquez – De ka…
6 – Mart Smeet… op Mart Smeets – De ko…
7 – Rino Negri… op Rino Negri – Un uomo sol…
10 – Antonio G… op Antonio Ghirelli & Uliano…
Erik Scheffers op Morgen de top 10
11 – Bill Bufo… op Bill Buford – Among the…
14 – Auke Kok… op Auke Kok – Johan Cruijff

Gerbie on Facebook

Gerbie on Facebook

Categorieën

  • Boeken (1.110)
    • Boekbesprekingen 2000 (1)
    • Boekbesprekingen 2001 (1)
    • Boekbesprekingen 2002 (1)
    • Boekbesprekingen 2003 (1)
    • Boekbesprekingen 2004 (1)
    • Boekbesprekingen 2005 (42)
    • Boekbesprekingen 2006 (60)
    • Boekbesprekingen 2007 (50)
    • Boekbesprekingen 2008 (51)
    • Boekbesprekingen 2009 (55)
    • Boekbesprekingen 2010 (50)
    • Boekbesprekingen 2011 (36)
    • Boekbesprekingen 2012 (61)
    • Boekbesprekingen 2013 (76)
    • Boekbesprekingen 2014 (65)
    • Boekbesprekingen 2015 (64)
    • Boekbesprekingen 2016 (70)
    • Boekbesprekingen 2017 (67)
    • Boekbesprekingen 2018 (78)
    • Boekbesprekingen 2019 (68)
    • Boekbesprekingen 2020 (123)
    • Boekennieuws (71)
    • De boekenkast van.. (8)
    • NaNoWriMo (9)
  • De Recensieprins (7)
  • De Rijdende Rechter (64)
  • Elders op het web (65)
  • Fictie (8)
  • Fotooo (363)
  • Gastschrijver Peter (3)
  • Gastschrijver Yolanda (6)
  • Gerbie kijkt YouTube (142)
  • Gerbie leest Wikipedia (16)
  • Gerbie schrijft een open brief aan (9)
  • Gerbie's Lifeblog (224)
  • Gerbie's Prijsvraag (68)
  • Gerbie's Recensies Concerten (28)
  • Gerbie's Recensies Televisie (55)
  • Gerbie's Recensies Theater (7)
  • GFC (213)
    • GFC Archief (44)
    • GFC Jubileum (7)
    • Goal Columns (148)
      • Goal Johan 4 (65)
    • Goal Interviews (2)
    • Goal Reisverhalen (8)
  • Goorse vragen (150)
  • In het nieuws (192)
    • Gerbie vindt iets (8)
  • In memoriam (36)
  • Kijk nog eens (211)
  • Kunst omdat het kan (30)
  • Laat eens wat van je horen (40)
  • Lezers helpen lezers (21)
  • Muziek (306)
    • Gerbie's top 212 (199)
    • Muziek 32 songs (9)
    • Muziek column (26)
    • Muziek teksten (7)
    • Tiny Desk Concert (7)
  • Nutteloze lijstjes (22)
  • Overige columns (17)
  • Poëzie (146)
    • Beeldprikkels (6)
    • Haiku (11)
    • Poëzie (90)
    • Vergaderpoëzie (32)
  • Politiek (151)
  • Reizen (218)
    • Mensen (21)
    • Reisboeken (11)
    • Reisverhalen Gerbie on tour (24)
    • Reisverhalen Ik (16)
    • Reisverhalen Natuur (12)
    • Reisverhalen Overig (21)
    • Reisverhalen Reizen (31)
    • Reisverhalen Reizigers (24)
    • Reisverhalen Steden (54)
  • Sport (241)
    • Olympische dagboek Sydney 2000 (12)
    • Olympische Spelen Rio 2016 (6)
    • Olympische Winterspelen 2006 (19)
    • Olympische Winterspelen 2014 (12)
    • Olympische Winterspelen 2018 (18)
    • Overige sporten (14)
    • Sport Column (21)
    • Sportboek (133)
    • Sportpoëzie (2)
    • Sportwedstrijden (7)
  • Suus (106)
    • Papa Gerbie (38)
    • Suus schrijft (64)
  • themaweek (240)
  • Uit de school geklapt (92)
  • Uit het leven gegrepen (44)
  • Uncategorized (1)
  • Voetbal (622)
    • Oranje in 2006 (7)
    • Oranje in 2008 (5)
    • Oranje in 2010 (13)
    • Oranje in 2012 (13)
    • Oranje in 2014 (16)
    • Oranje in 2016 (5)
    • Oranje in 2018 (5)
    • Oranje in 2020 (7)
    • Van der Meest (117)
    • Voetbal column (63)
    • Voetbal EK 2012 (15)
    • Voetbal over de wereld (19)
    • Voetbal WK 2010 Zuid Afrika (21)
    • Voetbal WK 2014 Brazilië (49)
    • Voetbalboek (186)
    • Voetbalfoto's (85)
    • Voetbalhelden (48)
    • Voetbalpoëzie (11)
    • Voetbalzondag (60)
  • Wielrennen (303)
    • Wielerboeken (115)
    • Wielerfoto (4)
    • Wielerhelden (9)
    • Wielerliederen (14)
    • Wielerpoëzie (83)
    • Wielerverhalen (14)
    • Wielerwedstrijden (23)
    • Wielrennen Artikelen (24)
    • Wielrennen Columns (23)
  • Z.K.V. (9)
  • Zoektermen stats (23)

Populaire berichten & pagina’s

  • Belfast
    Belfast
  • Havana
    Havana
  • 109 - Jeroen van Merwijk - Treurige dingen
    109 - Jeroen van Merwijk - Treurige dingen
  • Ben Elton – Two brothers
    Ben Elton – Two brothers
  • Gerbie's top 212
    Gerbie's top 212
  • 49 - Fatal Flowers - Nowhere to lay my head
    49 - Fatal Flowers - Nowhere to lay my head
  • Verboden te voetballen
    Verboden te voetballen
  • Het regent vissen ***
    Het regent vissen ***
  • 32 songs - Plork en de aannemers - Sja la la la la
    32 songs - Plork en de aannemers - Sja la la la la
  • Herfst op Saareema
    Herfst op Saareema
Follow Niets is geheel waar, en zelfs dat niet. on WordPress.com

Het archief

  • maart 2021 (5)
  • februari 2021 (119)
  • januari 2021 (23)
  • december 2020 (27)
  • november 2020 (30)
  • oktober 2020 (31)
  • september 2020 (31)
  • augustus 2020 (31)
  • juli 2020 (26)
  • juni 2020 (21)
  • mei 2020 (20)
  • april 2020 (22)
  • maart 2020 (31)
  • februari 2020 (28)
  • januari 2020 (17)
  • december 2019 (16)
  • november 2019 (23)
  • oktober 2019 (32)
  • september 2019 (16)
  • juli 2019 (22)
  • juni 2019 (16)
  • mei 2019 (17)
  • april 2019 (18)
  • maart 2019 (20)
  • februari 2019 (17)
  • januari 2019 (23)
  • december 2018 (14)
  • november 2018 (30)
  • oktober 2018 (31)
  • september 2018 (15)
  • juli 2018 (10)
  • juni 2018 (14)
  • mei 2018 (17)
  • april 2018 (17)
  • maart 2018 (28)
  • februari 2018 (32)
  • januari 2018 (31)
  • december 2017 (28)
  • november 2017 (30)
  • oktober 2017 (3)
  • september 2017 (1)
  • juni 2017 (15)
  • mei 2017 (16)
  • april 2017 (17)
  • maart 2017 (30)
  • februari 2017 (46)
  • januari 2017 (31)
  • december 2016 (22)
  • november 2016 (20)
  • oktober 2016 (23)
  • september 2016 (30)
  • augustus 2016 (31)
  • juli 2016 (27)
  • juni 2016 (18)
  • mei 2016 (21)
  • april 2016 (19)
  • maart 2016 (23)
  • februari 2016 (25)
  • januari 2016 (29)
  • december 2015 (21)
  • november 2015 (20)
  • oktober 2015 (18)
  • september 2015 (23)
  • augustus 2015 (22)
  • juli 2015 (26)
  • juni 2015 (22)
  • mei 2015 (23)
  • april 2015 (21)
  • maart 2015 (28)
  • februari 2015 (24)
  • januari 2015 (25)
  • december 2014 (27)
  • november 2014 (12)
  • oktober 2014 (27)
  • september 2014 (28)
  • augustus 2014 (13)
  • juli 2014 (30)
  • juni 2014 (32)
  • mei 2014 (20)
  • april 2014 (21)
  • maart 2014 (21)
  • februari 2014 (25)
  • januari 2014 (19)
  • december 2013 (20)
  • november 2013 (19)
  • oktober 2013 (20)
  • september 2013 (19)
  • augustus 2013 (19)
  • juli 2013 (19)
  • juni 2013 (29)
  • mei 2013 (29)
  • april 2013 (29)
  • maart 2013 (31)
  • februari 2013 (24)
  • januari 2013 (31)
  • december 2012 (30)
  • november 2012 (30)
  • oktober 2012 (30)
  • september 2012 (29)
  • augustus 2012 (52)
  • juli 2012 (31)
  • juni 2012 (30)
  • mei 2012 (31)
  • april 2012 (30)
  • maart 2012 (30)
  • februari 2012 (29)
  • januari 2012 (30)
  • december 2011 (2)
  • november 2011 (5)
  • oktober 2011 (26)
  • september 2011 (17)
  • augustus 2011 (15)
  • juli 2011 (26)
  • juni 2011 (29)
  • mei 2011 (24)
  • april 2011 (28)
  • maart 2011 (31)
  • februari 2011 (25)
  • januari 2011 (23)
  • december 2010 (29)
  • november 2010 (7)
  • oktober 2010 (28)
  • september 2010 (27)
  • augustus 2010 (12)
  • juli 2010 (22)
  • juni 2010 (28)
  • mei 2010 (29)
  • april 2010 (25)
  • maart 2010 (28)
  • februari 2010 (18)
  • januari 2010 (25)
  • december 2009 (29)
  • november 2009 (28)
  • oktober 2009 (24)
  • september 2009 (26)
  • augustus 2009 (20)
  • juli 2009 (18)
  • juni 2009 (24)
  • mei 2009 (25)
  • april 2009 (22)
  • maart 2009 (26)
  • februari 2009 (24)
  • januari 2009 (22)
  • december 2008 (28)
  • november 2008 (20)
  • oktober 2008 (13)
  • september 2008 (24)
  • augustus 2008 (13)
  • juli 2008 (26)
  • juni 2008 (12)
  • mei 2008 (22)
  • april 2008 (26)
  • maart 2008 (25)
  • februari 2008 (17)
  • januari 2008 (16)
  • december 2007 (25)
  • november 2007 (24)
  • oktober 2007 (20)
  • september 2007 (20)
  • augustus 2007 (7)
  • juli 2007 (9)
  • juni 2007 (5)
  • mei 2007 (19)
  • april 2007 (13)
  • maart 2007 (9)
  • februari 2007 (13)
  • januari 2007 (18)
  • december 2006 (16)
  • november 2006 (17)
  • oktober 2006 (27)
  • september 2006 (23)
  • augustus 2006 (9)
  • juli 2006 (14)
  • juni 2006 (21)
  • mei 2006 (23)
  • april 2006 (26)
  • maart 2006 (31)
  • februari 2006 (38)
  • januari 2006 (23)
  • december 2005 (26)
  • november 2005 (23)
  • oktober 2005 (21)
  • september 2005 (23)
  • augustus 2005 (3)
  • juli 2005 (14)
  • juni 2005 (19)
  • mei 2005 (15)
  • april 2005 (1)
  • maart 2005 (2)
  • februari 2005 (3)
  • januari 2005 (1)

Ajax Australië auto boeken boeken 2005 boeken 2006 boeken 2007 boeken 2008 boeken 2009 boeken 2010 boeken 2011 boeken 2012 boeken 2013 boeken 2014 boeken 2015 boeken 2016 boeken 2017 boeken 2018 boeken 2019 boeken 2020 boekrecensie Brazilië Britse humor citaat column De Muur Duitsland fcblogbroeders fotooo Frankrijk Gerbie's top 212 Gerbie kijkt YouTube Gerbie on tour geschiedenis GFC Goal Goor Goorse vragen Hans van der Meer Hard Gras in het nieuws In Memoriam Italië Kijk nog eens kunst lezen lifeblog Mart Smeets muziek Nederlands elftal Olympische Spelen onderwijs Oranje politiek poëzie prijsvraag quote reizen Rijdende Rechter school Spanje sportboek sportboeken Suus themaweek Tour de France vakantie Van der Meest Verenigde Staten verkiezingen voetbal voetbalboek voetbalfoto voetbalzondag wielerboek Wielerpoëzie wielrennen WK 2014 YouTube Zuid Afrika

Klik hier als je een mail wilt wanneer er een nieuwe blog verschijnt.

Voeg je bij 573 andere volgers

maart 2021
M D W D V Z Z
1234567
891011121314
15161718192021
22232425262728
293031  
« feb    

Gerbie leest

  • Abubakari de Vries
  • At the Sea
  • Bad Tourists
  • Beggar
  • Edwin Winkels
  • Koen Schyvens
  • Rob Alberts
  • Rodzooi
  • Oudste Goorsche Tourtoto
  • Goors Nieuws
  • Sport Amerika

Bloglovin’

Niets is geheel waar, en zelfs dat niet. gerbie7's Profile Page

Maak een gratis website of blog op WordPress.com.

Annuleren

 
Reacties laden....
Reactie
    ×
    Privacy en cookies: Deze site maakt gebruik van cookies. Door verder te gaan op deze website, ga je akkoord met het gebruik hiervan.
    Voor meer informatie, onder andere over cookiebeheer, bekijk je: Cookiebeleid