Dag 11, dinsdag 21 februari
1. Het trainingsritje van Sven Kramer. De jonge Fries reed een keer dit seizoen een goede 1500m, toevallig op het OKT, werd daarom meteen aangewezen voor deze afstand. Hij gebruikte het als een training voor de 10km van vrijdag. Belachelijk. Tuitert zal zich elders in Turijn hebben verbeten toen hij deze rit zag. Ook Groothuis zal zijn gedachten hebben gehad. Zelfs een voluit rijdende Ket was een betere optie geweest. Nederland is geen Zweden waar ze al blij zijn dat er iemand aan de limiet van het IOC voldoet, dus heb je de verplichting elke afstand serieus te nemen. Doe je dat niet, dan sta je je plaats af. Dat een snotneus van 19 dat niet uit zichzelf doet is logisch, dat er niemand bij de bond is (Krook!) die het lef heeft hem dat te zeggen is triest.
2. De laatste buitenbocht van Fabris. Met Kuipers in zijn nek dook hij de laatste bocht in. Hij schaatste daar naar goud. Elke overstap ging goed, geen meter te veel, geen slag was zelfs maar half mis. De 12 meter extra deerde hem niet, hij schaatste om de Nederlander heen en liet zien dat hij een Olympisch kampioenschap verdiende. Een waardige winnaar.
3. Drie gezichten, drie emoties. Hedrick, de boerse Texaan, die door steeds minder mensen sympathiek wordt gevonden, die door heeft dat 5 keer goud alleen voor supersporters is weggelegd, dat hij geen tweede Heiden is. Davis, de eenling uit het Amerikaanse team, die weet dat hij de beste had kunnen zijn, maar geen excuses wil vertellen en het de winnaar gunt. Fabris, de Italiaanse winner die straalt van oor tot oor. Geen schreeuwerige Italiaan, maar een rustige bescheiden student, die jaren heeft getraind voor dit moment en dan ook nog slaagt, zijn droom waarmaakt.