• Disclaimer
  • Mijn boeken
  • Twitter
  • Facebook
  • Goodreads
  • Instagram
  • Bookcrossing
  • Deezer
  • Polarsteps
  • LiveJournal
  • Hebban
  • Boekenblogarchief
  • Linkedin
  • YouTube
  • Last.fm
  • Pinterest
  • Tumblr
  • Spotify
  • About Me
  • MySpace

Niets is geheel waar, en zelfs dat niet.

~ Boeken, reizen, voetbal, politiek, nieuws, onderwijs, wielrennen, kunst, foto's

Niets is geheel waar, en zelfs dat niet.

Maandelijks Archief: mei 2005

Verslaafd

31 dinsdag mei 2005

Posted by Gerbie in Wielrennen Columns

≈ 1 reactie

Tags

column, fantasy sports, wielrennen

Het begon met ‘onze’ eigen tourtoto, al had ik dat toen nog niet eens echt door. Toen ik baseball fan werd, begin jaren ’90, las ik wel eens iets over rotisserie leagues and fantasy leagues, maar had niet door wat dat allemaal inhield. Op de BBC kwam het programma Fantasy Football. Een half uur heerlijk slap ouwehoeren over voetbal, allemaal om een spelletje waarbij je je eigen elftal moest opstellen. Een leuke show, waar men precies omging met voetbal zoals dat allang niet meer gebeurt: niet te serieus, leuk vermaak. Ook Nederland volgde. Vele regionale kranten begonnen, het AD en de VI volgden. Ik speelde mee, maar verloor al snel interesse. Voetbal is niet in cijfertjes te vangen, je krijgt geen strafpunten voor het bouwen van foute stadions met defecte grasmatten of het gebruiken van belastingtrucs voor het aanschaffen van Braziliaanse spitsen.

Pas toen ik op het internet verscheen, ging er een echte wereld open. Al snel speelde ik mee in een fantasy baseball league van Yahoo, in mijn debuutseizoen eindigde ik op een, in mijn ogen, verdienstelijke tweede plaats in mijn strijd tegen 11 onbekenden. Daarna begon het sneeuwbaleffect. Ook NBA basketball is prachtig te vangen in statistieken, golf interesseert me nauwelijks, maar ik liet 99% van de deelnemers bij Yahoo achter me in mijn eerste seizoen. Ik raakte verslaafd, al had ik het nog niet door.

Yahoo is en blijft mijn belangrijkste site voor het spelen van deze spelletjes. Ik was al een fan, maar nu ben ik ook baseball kenner, kan zo honderden namen opnoemen met hun sterke en zwakke punten, allemaal dankzij mijn twee teams elk seizoen. Maar ik speel bij Yahoo ondertussen ook mee met sporten die ik niet begrijp, zelfs met sporten die ik niet leuk vind. Bij het American Football eindigde ik netjes in de middenmoot vorig seizoen, zonder zelfs ook maar een speler te kennen die in mijn team speelde. Naar mijn autorace team keek ik pas weer toen ik hoorde dat Dale Earnhardt was verongelukt. Ik moest dus een ander opstellen, terwijl die dooie juist de enige naam was die ik kende, dus die moest wel goed zijn. Bij Yahoo-Premiership ontdekte ik vorig jaar een foutje waardoor ik een goed team kon opstellen binnen het beperkte budget. Ik stond even 112e van de ruim 50.000 deelnemers, ben uiteindelijk nog wel iets gezakt, maar won de subleague voor Goorse deelnemers op mijn sloffen.

Ondertussen begon Peter zijn website, die we tot dan toe slechts gebruikten voor onze tourtoto, uit te bouwen tot een site die het hele jaar door toto’s organiseert. En dus speel ik ook in de Vuelta en de WK-poule mee. Peter had al een paar keer een Giro-toto georganiseerd, met een klein aantal deelnemers, maar eigenlijk leefde alleen de Tour echt voor de gokkers onder ons. CycloSim bleek een succesformule. Terwijl ik het vroeger genoeg vond om te weten of Stamsnijder of Liboton had gewonnen, zat ik nu te kijken of ik Dlask moest opstellen of toch nog een aanstormende Vlaming.

Ik had door dat ik verslaafd was toen ik op reis ging. In Nicaragua keek ik naar de uitslagen van voorjaarsklassiekers via het internet, al was het huren van een computer behoorlijk duur. Vanuit Australië speelde ik mee met de Giro toto, ook al had ik geen flauw idee wie er allemaal meededen. Mijn stand op die ranglijst bevestigt dat. En ik bleef mijn opstelling van mijn baseball team regelmatig veranderen, ook al was ik dit seizoen weggezakt tot in de middenmoot. Vele uren bracht ik onderweg door starend naar een schermpje, met cijfertjes van sportwedstrijden ver weg over de aardbol, terwijl ik stranden had kunnen bezoeken, regenwouden had kunnen doorkruizen, steden kunnen zien.

Via Peter zijn Ad, Will en Ronald bekende namen geworden, ook al heb ik ze nog nooit ontmoet. Het enige wat ik weet is dat ze, net als ik zelf, elke keer weer aan het puzzelen slaan. Elke keer weer overwegen welke verrassing ze erbij moeten nemen, welke favoriet ze weg kunnen laten en toch nog de benodigde punten te scoren. En ook spelen ze in meerdere spelletjes mee. Daar een sprinter erbij, omdat het klassement niet telt, daar een extra verrassing, omdat ze meer namen mee laten doen. En nooit tevreden zijn. Ik weet niet of andere deelnemers dat ook hebben, maar op het moment dat ik op het scherm de bevestiging krijg dat mijn team geregistreerd is, baal ik al, omdat ik eigenlijk toch liever Nazon op de plek van Magnien had gezien. En zo lijd ik door. Elke keer weer meedoen, elke keer weer hopen, (bijna) elke keer weer de teleurstelling.

Ik speel ondertussen bij Yahoo met twee baseballteams, een golfteam, American football, Engels voetbal, autoracen, MLS, NBA en college basketball. Via Sportdreams eredivisie, toto uitslagen ere- en eerste divisie, tour, tennis, hockey en champions league. Via CycloSim elke mogelijke wielertoto, via Smallworld nog meer baseball, via de VI een voetbalspel en nog een handjevol andere wielerspelen, waar Peter me elke keer weer op wijst. Heb je die al gezien, lees ik dan weer in een mailtje met een link eronder. En als ik dan eenmaal op die site zit, ben ik al aan het puzzelen voordat ik de regels gelezen heb. Ik zit elke dag weer achter de computer om mijn opstellingen te bekijken, waar mogelijk en nodig aan te passen en scores te lezen.

Het is zelfs al zo gek dat ik bij mijn voetbalclubje een soortgelijk spel organiseer voor de hele club, waarbij we spelers uit alle elftallen opstellen en wekelijks de stand op de website zetten. Een stukje in het clubblad hoort erbij, ook daar gaan weer heel wat uurtjes inzitten. Ik ben verslaafd aan fantasy sports en ik wil er niet eens mee ophouden. Ik weet dat er praatgroepen zijn voor alcoholisten drugs- en gokverslaafden. Bestaat er al zoiets als FSA?

Goal, maart 1991

30 maandag mei 2005

Posted by Gerbie in Goal Johan 4

≈ 1 reactie

Tags

column, GFC, Goal, hardlopen, Jan Schutteloop, voetbal

Johan 4

Eind november was het zover: eerst bij Hemmink langs voor nieuwe loopschoenen en toen kon de training beginnen. De Herikerberg, het Weldam, de Meene en zelfs de Holterberg werden bezocht om de conditie op peil te brengen. Naast de wekelijkse veldtrainngen werd de loopfrequentie al snel opgevoerd en zo rond kertsmis werd voor het eerst een 10km afgelegd. Ook een gezong dieet werd gevolgd. Veel macrobiotisch gezondheidsvoer, veel vitaminen, geen vet en natuurlijk de onvermijdelijke Isostar. Niets werd aan het toeval overgelaten om erkende hardlopers als Morrenhof, Bleumink en vooral Lammertink te verrassen. Wat zouden ze opkijken als ik na 8 km hun tweede tempoverhoging lachend pareerde.

Dit jaar was de Schutte-loop voor mij, dat was duidelijk. Zo na kerstmis werd er veel gerust, de trainingsfrequentie ging omlaag, en zelfs op oudejaarsavond lag ik om 11 uur in bed. Na een enkele oliebol behorende bij het nieuwe jaar, ging ik over op een dieet rijk aan koolhydraten.
Die bewuste zondagmorgen stond ik om 7 uur op, het laatste bordje macaroni werd om 8 uur de magnetron ingeschoven en de druivesuiker voor onderweg stopte ik vast in mijn trainingsjack. Eerst nog even kijken naar de jeugd die enkele rondjes op het complex moesten lopen. Even later kwamen enkele onbekende gezichten de kleedkamers binnen. Hockeyers? Nee, kariboe’s.

Een kleine tegenvaller, buiten die ontzettende wind waar ook al niet op gerekend was. Maar beste GFC-er is ook een mooi streven. Het parcours werd omgedraaid door Joop, die ons nu eerst met de wind mee liet lopen.
Het aanvangstempo was hoog. En bij de LEAO kwamen de eerste moeilijkheden. De kopgroep verdween langzaam uit zicht. Maar in de subtop eindigen was ook niet slecht als erkend niet-loper. Bij Kranemors verdween de tweede groep. Dan mijn persoonlijk record maar onder de drie kwartier brengen..

Na het keerpunt de wind recht tegen, mijn tempo viel al snel terug, de eerste verschijnselen van kramp kwamen opzetten en ook de derde en vierde groep moest ik laten gann. Heel in de verte zag ik de bezemwagen aankomen. Blaauw, Groothengel en Kappert. Daar moest ik dus niet bijlopen. Dat was mijn categorie niet meer. Met een redelijk eindschot bleef deze vernedring me bespaard.

Maar dit was echt de laatste keer. Begin oktober staat er weer genoteerd in mijn agenda: Schutte-loop nog drie maanden! 5 januari 1992 zal ik van me laten horen. Romano kijk uit!

Tijdrit

29 zondag mei 2005

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ Een reactie plaatsen

Tags

lifeblog, tijdrit, Tour de France, wielrennen

De Rembrandstraat begon een meter of 80 van mijn ouderlijk huis. Hij eindigde op zo’n 60 meter aan de andere kant van het huis waar ik mijn jeugd doorbracht. De straat was het ideale parcours voor een individuele tijdrit. Ik gok dat ik zo’n jaar of tien was, oud genoeg om alleen van huis te mogen, dus met de fiets begon ik op de hoek van de Scherpenzeelseweg en Rembrandstraat. Mijn vader had op zijn verjaardag een stopwatch gekregen, dus die leende ik dan, zodat ik de tijdrit eerlijk kon timen. Een groene knop om te starten, een rode om hem stil te zetten, de zwarte zette het ding weer op nul. Een wijzer die in een halve minuut rondging en de tijd tot op de tiende nauwkeurig aangaf, een klein wijzertje om aan te geven hoe vaak de grote al rond geweest was.

Zomervakanties konden soms wel erg lang duren. Buiten de vakanties was er voetbal en als er geen voetbal was, dan voetbalden we op het veldje met een groepje. Maar als er geen school is, zie je je vriendjes niet zo vaak, zijn er niet genoeg om te voetballen en heb je een hele hoop vrije tijd om te vullen. Al snel raakte ook ik verslaafd aan die ene wedstrijd die in ons gezin de zomer bepaalde: De Tour de France. En dus bedacht ik op een dag dat je in je eentje spelend maar 1 mogelijkheid had om de Tour na te spelen, de tijdrit.

Ik schreef de namen van de echte renners in een schoolschriftje, reed met de stopwatch naar de hoek van de Rembrandstraat, begon bij de eerste lantaarnpaal en spurtte weg. Langs de Ruysdaelstraat, waarna ik weer in het zadel plaatsnam. De kruising van de Vermeerstraat was het eerste gevaarlijke punt, maar in een woonwijk is er overdag erg weinig verkeer, dus ook dat kruispunt kon ik zonder problemen nemen. De derde zijstraat is de Frans Halsstraat, maar verkeer van links moest toch wachten, het huis van klasgenote Nicole en daarna langs het veldje waar we altijd voetbalden, op de helft van het parcours. Dan terug langs de drie schilderstraten, allemaal verkeer van links, dus weer geen probleem en finish bij het stopbord dat 50 meter voor de Scherpenzeelseweg. Ongeveer anderhalve minuut was ik onderweg. Ik fietste op mijn gemak, over de stoep, langs mijn huis over de drukke aanvoerweg terug naar het beginpunt.

Na drie of vier renners werd het niet eenvoudig de tijden nog te onthouden en keerde ik naar huis. Ik schreef de tijden in het schriftje achter de namen van de renners die ik die ochtend uit de krant had overgenomen. Dan weer terug voor de rest van het peloton. De krant was mijn enige bron van informatie, dus hoefde ik niet 180 keer het stukje te fietsen, maar na een keer of 50 was ik wel klaar. De 20 besten uit de tijdrit van de dag ervoor, de eerste 20 uit het klassement (vaak een grote overlap met die eerste 20) en alle Nederlanders.

Zoetemelk, de Nederlandse favoriet in die tijd, had meestal een goede tijd. De Kneet, tijdrijder bij uitstek ook. Op onverklaarbare wijze won de beste tijdrijder uit die tijd, Hinault, de tijdrit in de Rembrandstraat nooit. Het feit dat er achter in de straat, een jongeman op een gewone fiets en een wielerpetje op zijn hoofd werd gesignaleerd, op zijn dooie gemak fietsend, handen los, met een stopwatch om zijn nek, heeft niets te maken met eerder genoemde situatie. Als je jong bent, ben je nog chauvinistisch, dus deed zelfs streekgenoot Kuiper, die toch niet echt bekend staat als tijdrijder, het in mijn tijdrit meestal goed.

Na 2 tijdritten was de lol er wel van af. Na ruim 100 keer was het parcours zo bekend, gevaar was er niet meer. Een enkele keer reed er een auto op het parcours, afhankelijk van de renner die op dat moment reed was het pech of werd de race afgeblazen, zoals een schaatser na een valse start soms ook pas na een meter of 50 overeind komt, zat ik dan recht op mijn fiets, liet me uitvieren en keerde terug naar het begin voor een nieuwe poging.

De nieuwe uitdaging was de klimtijdrit. Een halve kilometer verder op lag namelijk de Bilderdijkstraat. Die begon met een klein heuveltje. Net genoeg om de hellingproef tijdens een rijles te oefenen, maar in het vlakke land van mijn jeugd een echte berg. Dus fietste ik iets verder om daar hetzelfde procédé weer af te werken. Op een dag vroeg mijn moeder of ik achter in de woonwijk fietste. Ik bevestigde, maar voelde al nattigheid. De klimtijdrit, die meerdere dagen in beslag nam, werd nooit uitgereden. De Zwitser Breu die we op vakantie de rit naar Alpe D’Huez hadden zien winnen, had de beste tijd tot dat moment. Het verbod van mijn ouders durfde ik niet te negeren. Pas jaren later kwam ik er achter hoe mijn moeder wist dat ik een klimtijdrit reed. Een van de bewoners van de Bilderdijkstraat had mijn moeder bij de supermarkt gewaarschuwd. Ik fietste namelijk hard en dat kon wel eens gevaarlijk zijn met het verkeer. Met terugwerkende kracht werd ik alsnog kwaad op haar. De duurste huizen van de wijk stonden er, maar verkeer kwam er niet, op een paar bewoners na die van hun werk terugkwamen. Volgens mij wilde ze gewoon geen niet-bewoners in haar straat. Gelukkig begon school weer een week later, konden we weer gewoon voetballen.

Hard Gras 42 – Ajax tien jaar later

28 zaterdag mei 2005

Posted by Gerbie in Boekbesprekingen 2005, Voetbalboek

≈ 27 reacties

Tags

boeken, boeken 2005, boekrecensie, Hard Gras, lezen, voetbal, voetbalboek

Hard Gras 42 – Ajax tien jaar later (05-016)

Weer een themanummer van Hard Gras. In Brabant klaagde men al dat het thema weer Ajax is. Maar zoals ik elders (Sportweek: interview Terstall) al las: over 100 jaar kijkt men terug op de voetbalgeschiedenis. Dan herinnert men zich wel door Ajax opgeleide spelers (Cruijff, van Basten, Rijkaard, Bergkamp, Seedorf etc.) maar niet de spelers van Juventus of andere kopers. Terecht dus dit nummer gewijd aan de generatie die Nederland de laatste grote prijs bracht.

Verrassende schrijvers. Niet alleen Theo Reitsma (over zijn eigen commentaar), Co Adriaanse (over zijn held Louis van Gaal) maar vooral Daniel de Ridder over Finidi George is erg leuk. Marcel van Roosmalen beschrijft het leven van de broertjes De Boer in Quatar, Spaanse medewerker Edwin Winkels heeft een mooi verhaal over Frank Rijkaard. David Endt, persvoorlichter van Ajax, kijkt terug op de tijd van Jari Litmanen, op de Italiaanse manier die hem zo eigen is. Moeder Kluivert krijgt een bezoekje van Arthur van den Boogaard. De kunst van de simpele verdediger die altijd goede keuzes maakt (Reiziger) wordt verduidelijkt door Zeger van Heerwaarden.

Al met al weer zeer leesbaar, leuke achtergrondverhalen.

Nummer: 05-016
Titel: Hard Gras 42, Ajax tien jaar later
Auteur: Diversen
Taal: Nederlands
Jaar: 2005
# Pagina’s: 143 (2684)
Categorie: Sport
ISBN: 90-204-0823-2

Stayeren

25 woensdag mei 2005

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ Een reactie plaatsen

Tags

lifeblog, stayeren, wielrennen

Na vijf jaar elke dag naar school te zijn gefietst zijn vele wielerwetten geen geheim meer voor me. Al snel is duidelijk dat het volgen van een ander veel simpeler is dan zelf de kop nemen. ’s Ochtends is het vaak een sport om zo lang mogelijk op de verzamelplek te blijven staan, zodat een ander als eerste wegfietst, met als gevolg dat de hele groep achter hen aangaan.

Wanneer je binnendoor (zelfde afstand, maar het ging niet over de grote weg, dus heette het binnendoor) fietste, kon je wel eens mazzel hebben dat een tractor met of zonder aanhanger het tempo voor je maakte. Een gierkar had als voordeel dat het ook nog eens als windvanger fungeerde, de geur was natuurlijk een flink nadeel. Een groepje wielrenners keek eens raar op toen ze een handvol jochies op gewone fietsen met schooltassen onder de snelbinder in hun wiel vonden. Als wielerfan kende ik een aantal van hen, Kistemaker, Hassink en Snoeijink waren topamateurs in die tijd. Een kilometer later sprinten ze de Herikerberg op en moeten wij lossen.

Zomer 1987 vind ik een vakantiebaantje in Hellendoorn. Ik neem het aan, ook al betekent dat een tocht van 25 km, twee keer per dag, met aan het eind van de rit de klim naar de Lutterberg. Op schooldagen kun je op anderen vertrouwen, maar nu ben ik op mezelf aangewezen. Meestal fietste ik ’s ochtends gewoon door, aan het eind van de werkdag lag het maar net aan hoe ik me voelde of ik in een uur of in bijna 2 uur naar huis fietste. Een tractor was teken voor een snelle rit, een warme dag meer geschikt voor een ijsje in Rijssen.

 

Op een avond word ik vlak achter Nijverdal ingehaald door 2 wielrenners, vader en zoon zo te zien. Ik ben blij met deze gelegenheid tot stayeren en volg hen al snel. Hun blik over de schouder is niet vrolijk. Een mooie zomeravond, even een blokje fietsen, leek de gedachte. Nu fietst er achter hun ineens iemand met een gewone fiets, een overhemd van het Avonturenpark aan, onder zijn snelbinder een trui en een lege broodtrommel. Je voelt je niet echt een goede wielrenner dan.

De zoon is een jaar of 13 schat ik. Hij heeft een echte wielerfiets, ook zijn kleding is goed. Hij moet het gaan maken over een aantal jaren. Vader fietst op een iets ouderwetser model fiets. Het lijkt me het klassieke voorbeeld van de vader die het zelf niet redde en nu zijn ambitie uit via zijn zoon. Op het voetbalveld kwam ik die elke zaterdag bij bosjes tegen. Ze kijken elkaar eens aan om te zien wat ze kunnen doen aan de profiteur in hun wiel.

Zonder woorden weten ze beiden de oplossing. Ze schakelen een tandje bij en verhogen het tempo. Ik heb maar drie versnellingen, kan dus niet meer schakelen, maar volg simpel. Duidelijk een kwestie van onderschatting. Al jaren fiets ik 30 kilometer per dag, ik voetbal nog fanatiek, ik laat me niet zo maar lossen door een stelletje recreanten. Rijssen nadert snel. Het ijsje dat ik mezelf had toegedacht moet maar een dag wachten, ik heb nu 2 goede tempomakers, ben mooi op tijd thuis.

Mazzel heb ik ook. Ze kiezen de route die ik ook elke dag neem. In de stad neemt zoon op een gegeven moment de afslag die ik ook altijd kies, een klein stukje afsnijden, een kort klimmetje. Ik blijf dus in zijn wiel. Vader gaat echter rechtdoor, fietst dus om, misschien denken ze me op die manier kwijt te raken. 300 meter verderop is het peloton weer drie man groot. Ik ken mijn wielerwetten: alleen tegen 2 tegenstanders hoef ik geen kopwerk te doen. Tussen Rijssen en Markelo loopt de weg iets af. Niet echt een afdaling, maar wel lekker om met een goed tempo te fietsen. Hun tactiek verandert. Zoon demarreert. Ik blijf in het wiel van vader zitten, die me al snel weer terugbrengt bij de zoon, tenslotte willen ze niet alleen fietsen. De tweede demarrage is andersom, maar het jochie kijkt wanhopig op als hij mij ziet zitten in zijn wiel, terwijl zijn vader 50 meter voor ons onder zijn arm door een poging doet om mij van mijn fiets te kijken. Een halve kilometer verder is de situatie weer bij het oude.

Hun gezichten staan op onweer. Ik fiets al een kilometer of tien in hun wiel. Wat een mooie avond had moeten zijn, is een straf geworden. Als je al niet iemand kunt lossen op een gewone fiets, dan is wielrenner worden waarschijnlijk ook een illusie. Smoor ik hier in mijn egoïsme een wielercarrière? Verpest ik de droom van vader die zijn zoon ooit de Tour zag winnen? Een paar kilometer verder is mijn afslag naar Goor. 2 van de mogelijkheden op het kruispunt zijn gunstig. Vader en zoon kiezen de derde. Ze gaan door naar Markelo. Rechts. Opluchting is zichtbaar als ze mij linksaf zien slaan. Ik dank hun nog vriendelijk met een armgebaar en een opgestoken duim. De vriendelijke geste wordt niet echt gewaardeerd. De laatste 5 kilometer fiets ik op mijn gemak naar huis, genietend van het mooie weer.

Goal, januari 1991

25 woensdag mei 2005

Posted by Gerbie in Goal Johan 4

≈ Een reactie plaatsen

Tags

column, GFC, Goal, voetbal

Johan 4

Enkele jaren geleden was er opeens een nieuw fenomeen te bewonderen in het Nederlandse voetbal: de wielerbroek. Al een tijdje gedragen door enkele robuuste Italiaanse mandekkers, was het Ruud Gullit die, ook toen al geregeld geblesseerd, de schaar zette in een trainingsbroek om zodoende de spieren warm te houden en de Nederlandse pionier werd.

Al gauw kwamen erkende schavers als Van Eck en De Wolf met een echte wielerbroek. Hierna ontstond er iets dat op een rage ging lijken.
Bij G.F.C. bleef de tot slidingbroek omgedoopte wielerbroek nog uit. Voor het eerst werd hij gesignaleerd bij een wedstrijd tussen G.F.C. A2 en Twenthe A2. Een der mindere spelers van het toch al niet al te briljante Twenteteam probeerde wanhopig enige uitstraling te krijgen door een blauwe (!) wielerbroek te dragen.

De eerste G.F.C.-er die met zo’n onding werd gesignaleerd was ook een verdediger: Vlak voor ’t eind van een lange carrière introduceerde Hens ten Thije de wielerbroek bij G.F.C. Stopte Hens niet lang daarna, de wielerbroek blijft vertegenwoordigd. Niet alleen senioren dragen de broek, ook bij de jeugd blijkt hij aan te slaan. Was het voor de hand liggend dat Hens’ zoon Jordi hier de eerste zou zijn (tenslotte voetbalt Jordi nog elke zaterdag in een shirt dat geen enkele andere G.F.C.-er draagt), de F1-speler Bart ten Cate was hier de eerste. Nu dus ook de jongste jeugd al bedorven blijkt te zijn wordt het tijd voor maatregelen. Het argument van verdedigers dat het bij slidings erg makkelijk is, is onzin: we zien toch ook geen rechtsbuitens verschijnen met calimero-helmen, keepers in aërodynamische schaatspakken en spitsen (type van Loen) met ijshockeyoutfits.

Tegelijkertijd met de definitieve verplichting van de scheendekkers, moet de wielerbroek verboden worden. Dit verbod blijft geldig totdat Breukink in voetbalbroek de Alpe d’Huez beklimt of Visser met noppen onder zijn schaatsen rondjes 33 blank draait. Dan is de verdwazing dusdanig toegeslagen dat ook een wielerbroek voor voetballers toegestaan is.

Tot die tijd hoort G.F.C. gewoon te voetballen in de traditionele roodzwarte trui, de witte korte broek en roodzwarte kousen.

De Oudste Goorsche Tourtoto

23 maandag mei 2005

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ 2 reacties

Tags

OGT, Oudste Goorsche Tourtoto, wielerverhaal, wielrennen

Bernard Hinault was de keus van iedereen. Het verschil moest door andere namen gemaakt worden. De eerste editie was een kleinschalig gebeuren. 8 deelnemers die de eerste tien van het eindklassement voorspelden. Mijn vader en een vriend van hem waren de initiatiefnemers, ik mocht meedoen en de buurman die toevallig ook net langs kwam vulde ook zijn voorspelling in. Wie er won weet ik al lang niet meer. De puntentelling was niet eenvoudig, wel logisch. Hoe meer plaatsen je voorspelling afweek van de uiteindelijke eindstand, hoe minder punten je kreeg. Het jaar daarop mocht ik het overnemen. De inleg bleef een rijksdaalder, het aantal deelnemers gelijk, ik voegde alleen de voorspelling toe van de nevenklassementen.

Na een aantal jaren groeide de belangstelling. Vrienden van de voetbal, meerdere familieleden en bekenden van vrienden wilden ook wel meedoen. Het aantal onderdelen steeg ook. Een aantal etappes kwam erbij en een aantal vragen werden toegevoegd. Die vragen varieerden van ‘Wie wordt de beste Nederlander?’ via “Hoeveel renners vallen er uit?’ tot “Wie is de eerste die op doping wordt betrapt?’. Het inleggeld ging omhoog naar 5 gulden. De buurman had nog steeds niet door dat Bernard Vallet en Christiaan Seznec ondertussen echt te oud waren geworden, de zondagavond na de laatste etappe werd steeds drukker. We bezochten de tour zelf en zagen de renners op de Alpe d’huez, Prapoutel, Crans Montana en in Morzine. De tourkoorts groeide.

Midden jaren tachtig kwam de ingeving om elke dag punten te scoren. Iedereen moest behalve de eindvoorspellingen ook een groepje renners kiezen die elke etappe punten scoorden. De administratie werd steeds uitgebreider. Elke avond moest de stand bijgewerkt worden en elke paar dagen moesten de deelnemers op de hoogte gebracht worden. Dit was de tijd voor de computer en dus werden de tussenstanden met pen en papier geschreven. Zeven, acht keer tijdens de drie weken fietste ik ’s avonds of op rustdagen door Goor. Gelukkig waren er op de meeste adressen meerdere deelnemers, dus het schrijven viel nog mee. De organisatie rustte ondertussen geheel op mijn schouders en ik beleefde er veel plezier aan. Vakantiewerk heb ik nooit kunnen doen in die tijd, tenminste niet in de maand juli.

Ondertussen besloot een van onze deelnemers om met een aantal collega’s ook een toto te organiseren. Meerdere deelnemers speelden bij beiden mee, hun concept leek verdacht veel op ‘onze’ poule van het jaar ervoor, alleen de puntentelling was iets veranderd. Wij besloten het jaar erop onze poule te vereenvoudigen. Elk jaar weer zagen we Van Poppel in het algemeen klassement terug en verschillende deelnemers konden geen drie ploegen noemen voor het ploegenklassement.

We waren ondertussen rond de veertig deelnemers beland. Het deelnameformulier en de eindstand werden getypt en stiekem gekopieerd op kantoren van helpende deelnemers. We besloten om slechts een keer een aantal renners te laten invullen, die punten scoorden in de etappes en de klassementen. Deze vorm gebruiken we nog steeds. De puntentelling is lichtelijk aangepast en elke etappe scoren nu de eerste 20 aankomenden, ipv de eerste tien, de truien scoren elke dag, maar het principe is gelijk gebleven: 22 renners invullen en klaar.

Na een paar jaar verscheen de ‘andere’ tourpoule in het plaatselijke weekblad. Qua deelnemers waren ze ons allang voorbij gegaan, ze hadden een aantal sponsors en het inleggeld was een tientje. Maar het enige wat ons tegenstond was de naam: de Goorse tourpoule. Tenslotte waren zij bijna een decennium na ons begonnen en als er iemand recht had op die naam, waren wij dat. Tijdens de lessen WordPerfect 4.2 schreef ik een brief namens de organisatie van De Oudste Goorsche Tourtoto, die netjes bij de collega’s organisatoren werd bezorgd en waarin wij hen vriendelijk doch dringend verzochten hun naam te wijzigen. De reacties waren uiteenlopend. Zag de een de humor er van in, een van de andere directeuren wilde ondergetekende verbieden nog ooit mee te doen bij hun poule. Beide namen bleven. Echte concurrentie is het nooit geworden. Zij hebben tientallen sponsors, een wekelijks tourcafe en een feestavond voor de prijsuitreiking, die helaas vaak pas aan het eind van de vakantie valt, zo ongeveer wanneer de Vuelta van start gaat. Wij pogen klein te blijven, al lukt dat nauwelijks. Ruim 60 deelnemers doen elk jaar mee en het inleggeld, nog altijd slechts 5 gulden, gaat volledig naar de bokalen en het prijzengeld.

Natuurlijk zijn wij ook met de tijd meegegaan. Een paar jaar geleden gebruikten we voor het eerst een spreadsheet om de dagelijkse standen te berekenen. Sinds twee jaar hebben we zelfs een eigen website, al stelt die niet veel voor, behalve de tussenstanden staat er niets op. We brengen nog steeds tussenstanden rond, maar nog maar twee keer tijdens de tour. En zo nu en dan gebruiken we de auto daarvoor. De directie bestaat ondertussen uit vier personen, waarvan er twee meestal erg druk zijn. Zelf was ik vanwege werk in het buitenland een aantal keren afwezig, maar de toto is populair genoeg, Peter en Bas doen ook een hoop werk. Tijdens de Goorse school- en volksfeesten een of twee weken voor de tour worden we door diverse deelnemers herinnerd aan het feit dat ze nog geen formulier hebben.

Maar de veranderingen zijn details. Op zaterdagmiddag is het een komen en gaan van deelnemers. Elk formulier wordt aan uitgebreid besproken. Namen van wielrenners vliegen heen en weer over de tafel. Er worden laatste tips uitgewisseld, een enkele naam wordt op het allerlaatste moment toch nog vervangen. Die ene Italiaan start toch niet, moet je weer een vervanger zoeken. Op dezelfde dag controleren we alle rugnummers, nadat die in de computer zijn gebracht ’s avonds ken ik alle favorieten uit mijn hoofd. Zeker tijdens de eerste week zijn er momenten dat ik Mart Smeets versla in het herkennen van de renners in de ontsnapping. Het rondbrengen van tussenstanden is meer dan alleen een papiertje in de bus stoppen. Het is de kans om te drammen en te zeuren over de tour. Wie er goed rijdt en wie niet, wie van de deelnemers een goede lijst heeft en wie een slecht jaar heeft. Wie met de juiste klimmers nog terug gaat komen, wie met te veel sprinters nog hoog staat maar zeker zal zakken.

Elk jaar zijn dezelfde deelnemers favoriet, iedereen weet wie het meeste verstand van wielrennen heeft. Maar de overwinning is nooit zeker voor de favorieten. Nog steeds is niemand in staat gebleken om zijn of haar titel te verdedigen. Diverse deelnemers hebben twee keer gewonnen, maar niemand vaker dan dat. Wij denken dat ons niveau hoog is. In de tien jaar dat de regionale krant een toto organiseert hebben al twee van ‘onze’ deelnemers een hoofdprijs gewonnen, meerdere kleine prijzen kwamen naar Goor. Bij werktoto’s en andere poules doen ‘onze’ deelnemers het altijd goed. Maar het komt toch ook regelmatig voor dat een zogenaamde ‘niet-kenner’ de hoofdprijs pakt.

Vele poules en toto’s zijn groter en spectaculairder dan de onze. Behalve eer, een bokaal en een miniem geldbedrag is er bij ons niets te halen. Maar we zorgen er ook voor dat de een- of twee na laatste nog een prijs wint. En de pechprijs wint zijn inschrijfgeld terug. Onze deelnemers zijn trouw en dus organiseren wij in 2001 de 24e editie van de Oudste Goorsche Tourtoto. We zijn nog geen oudere tegengekomen, al zal die beslist ergens bestaan.

De tour is voor ons het allermooiste sportevenement. We zijn allemaal voetballers, maar kunnen zonder problemen een jaar zonder voetbal op tv, zo lang de tour maar uitgezonden wordt. Drie weken lang staat ons leven in het teken van de tour. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Van de ochtendkrant, via Radio Tour, naar de televisie. Van het uitrekenen van de scores, het kijken naar het tourjournaal, het bijwerken van de website tot het incidenteel kopen van de L’equipe om te kijken wat de Nederlandse kranten missen, maar vooral voor de heerlijke pagina’s vol statistieken. Het gaat zelfs door tot de nachtelijke uitzending van TV5, de zender die 49 weken per jaar genegeerd wordt, maar tijdens de tour elke dag bekeken wordt. En de afsluiting van dat programma zou ons motto kunnen zijn: Vive le velo!

Jan J. Pieterse – De kleine Pieterse

22 zondag mei 2005

Posted by Gerbie in Boekbesprekingen 2005, Poëzie

≈ 2 reacties

Tags

boeken, boeken 2005, boekrecensie, Jan J. Pieterse, lezen, poëzie

Jan J. Pieterse – De kleine Pieterse (05-015)

Pieterse presenteert de Cabarestafette shows in den lande, in de pauzes tussen de verschillende artiesten leest hij voor uit eigen werk. En meteen nadat hij dat doet, gooit hij het boekje het publiek in. Daarnaast verkoopt hij ze natuurlijk ook.

Via internet heb ik er toen maar een aantal besteld. Deze bundel gedichten is erg dun, maar daarom niet minder van kwaliteit. Voorbeeldjes:

Stamboom

Volgens zijn vader
komt hij uit een groot geslacht.
Volgens zijn moeder
valt dat wel mee.

De Man:

‘Kun je nèt als man
de was doen
en wat hoor je dan?
Dat een kind het óók kan.’

Leuk boekje. Jammer dat je er zo snel doorheen bent.

Nummer: 05-015
Titel: De Kleine Pieterse, een krijgertje
Auteur: Jan J. Pieterse
Taal: Nederlands
Jaar: 1998
# Pagina’s: 32 (2541)
Categorie: Poezie
ISBN: 90-6806-289-1

Namen invullen

21 zaterdag mei 2005

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ 1 reactie

Tags

mama, Tour de France, tourtoto, wielrennen

Het winnende recept voor het invullen van een tourpoule bestaat niet. Hele volksstammen buigen zich elk jaar over de vraag wie ze wel en wie ze niet in hun ploeg op zullen nemen. Wetenschappelijke formules worden toegepast, wielerliteratuur wordt verslonden, het parcours wordt uitvoerig bestudeerd en het internet wordt goed bezocht op zaterdagochtend voor de proloog. Uiteindelijk komen de meeste kenners toch weer aan met een ploeg vol oude waarden, de juiste balans tussen sprinters en klimmers en een enkele verrassing, waarmee ze de concurrentie hopen voor te blijven.

Zo niet mijn moeder. Bij elke tourpoule zie je de namen staan. Meer vrouwen dan je op basis van interesse mag vermoeden. Een groot gedeelte van die vrouwen weet niet eens dat ze meedoen. Man, vriend of zoon heeft een extra formulier ingevuld en haar naam gebruikt. Het wordt pas echt leuk als ze het beter doet dan degene die het papiertje invulde. Het wordt komisch als ze per ongeluk in de prijzen belandt. De foto in de krant bewijst vaak wat menigeen al vermoedde. Ze heeft het zelf niet ingevuld. Een glimlach voor de fotograaf waar een wanhoop uit spreekt die ongeëvenaard is, de angst om op het podium een vraag te krijgen over de sport die ze nooit volgt, het is allemaal te lezen in die ene blik. “Als die gedrogeerde idioten over de bergen willen fietsen, moeten ze dat zelf weten”, zie je haar denken. Dat haar man (vriend, zoon) dat wil volgen is ook nog tot daar aan toe, heeft ze het tenminste drie weken rustig. Maar dat zij nu hier staat naast die wielrenner (hoe heet hij toch?) en moet doen alsof het een eer is, gaat haar te ver. Zo niet mijn moeder.

Zij is een van de trouwste deelnemers aan de Oudste Goorsche Tourtoto. En ze vult elk jaar zelf in. Een aantal jaren geleden won ze zelfs. Niet met mazzel, maar omdat ze de beste lijst had. Toch lijkt het me sterk dat ze de komende jaren nog eens zal winnen. Het invullen van het formulier gebeurt bij haar namelijk op een geheel andere manier dan bij de meeste deelnemers. Terwijl de meerderheid kijkt naar kwaliteiten als een goede sprint, talent voor klimmen en de samenstelling van de ploegen, laat mijn moeder zich leiden door totaal andere factoren. “Wat een leuke jongen”, klinkt het na een interview met de nummer 7 van Milaan – San Remo. “Wat een mooie coureur”, is het commentaar als ze een jonge Spaanse renner ziet die close up in beeld wordt genomen tijdens de ronde van Murcia. “In Frankrijk moet je Fransen hebben”, zegt ze en ze vult Xavier Jan in, die dat jaar dus geen enkel punt voor haar zal halen. “Lef”, is het argument om Commesso op te stellen, terwijl elke kenner weet dat die sprint moet aantrekken voor Cipollini. “Die gaat nog wel voor zichzelf rijden”, klinkt het nog hoopvol voor het begin van de proloog.

Etxebarria heeft zijn naam mee en inderdaad was mijn moeder een van de weinigen die de Bask opstelde, in het jaar dat hij twee etappes won. Hielp het haar? Nauwelijks. Want haar lijst staat vol met namen in de categorie “K.W.W. (Kiek’n wat ’t wot)”, de Twentse uitdrukking voor op hoop van zegen. Lukt het toevallig met een van deze renners, dan zit ze te glunderen voor de televisie. Dat die 8 andere verrassingen nog niets hebben laten zien, is even niet van belang. “Sta ik al bovenaan?” is de vraag als ik van de computer terugkeer met de nieuwe stand. De teleurstelling is elke keer weer groot als ze slechts 3 plaatsen is gestegen. Fanatiek als ze is, haar koppigheid wint het meestal als het op invullen aankomt.

Francois Simon komt nooit meer in haar team, zo’n oude boerenkop is niet haar idee van een leuke ploeg. Oscar Sevilla kan er daarentegen op rekenen dat hij de komende 8 keer automatisch op het papier staat. De meest irrationele motieven worden aangewend om uiteindelijk tot de 22 renners te komen die ze inlevert. Wat er ook gebeurt, ze weet zeker dat ze niet in de grijze massa zit die 17 van de 22 namen gelijk heeft. Dat ze erkende sprinters schrapt om plaats te maken voor weer een vage bekende (“Die reed echt heel goed in de ronde van Zwitserland”), stoort haar niet. Haar ploeg is uniek. En zal het ook blijven de komende jaren. Ze is te eigenwijs om goed gemeend advies aan te nemen.

Bij de start van een etappe in de ronde van Nederland kon ze eens rustig rondkijken. Ze wilde eigenlijk graag vragen aan de Domo-renners wat die er nu van vonden om met dopingzondaar Virenque in een ploeg te rijden. Ze is goed genoeg op de hoogte om te weten dat de Fransman niet echt populair is in het peloton. Maar ze durft het toch niet. Ze hoort dat Jalabert een beetje moe is (un peu fatigue, ze spreekt naar eigen zeggen nauwelijks Frans, maar dit kreeg ze toch wel mee) en ontdekte een oude naam: Jan Svorada. “Een leuk snuutje”, is Twents voor een knap gezicht. “Heb ik me daar al die jaren zitten verkijken”, concludeert ze. Svorada reed een goede tweede helft van de Tour. Maar hij is inderdaad de jongste niet meer. “Hij ziet er een stuk jonger uit hoor!”, hoorde ik nog. De eerste naam die volgend jaar op papier komt, is bij ons al bekend. Etxebarria heeft afgedaan, Svorada is de nieuwe held. En nu maar hopen dat hij inderdaad meedoet…

Belcampo – De zwerftocht van

20 vrijdag mei 2005

Posted by Gerbie in Boekbesprekingen 2005

≈ Een reactie plaatsen

Tags

Belcampo, boeken, boeken 2005, boekrecensie, lezen, reisboek, reizen, Rijssen

Belcampo – De zwerftocht van (05-014)

Soms lees je een boek dat wat ouder is. Belcampo stond al lang op mijn verlanglijstje, het was er echter op de een of andere manier nog nooit van gekomen. Dit reisverslag van de schrijver uit Rijssen was een geweldige introductie in zijn werk.

Even moeilijk om in te komen, maar al snel werd ik gegrepen door de liftende reiziger die zodra hij zijn huis verliet al echt op reis was. De wereld was nog groot, we hebben het over 1933, Utrecht als eerste stop was al een eind weg. Via Limburg, België en Frankrijk komt hij in Italië, mijn favoriete land in Europa, waar hij veel ziet, veel zwervers spreekt en de cultuur goed en snel observeert. Allemaal jaloersmakend.

En ineens was daar bladzijde 136. Het hoofdstuk Napels is net begonnen. Napels is de reden dat ik ooit begon met reisverhalen schrijven. Napels is de meest on-Europese stad in Europa, het spreekwoord Napels zien en sterven is bij mij volledig ingedaald. In Napels ontmoet de Rijssenaar een Bornse wereldreiziger. 2 Tukkers onder elkaar. Met veel gevoel voor understatement, de echte Tukker eigen, besluiten ze de Vesuvius te bezoeken. “Joa, faejtluk mu’w den skosteen ook nog ees ’n betjen van dichte bie bekiekn”. Prachtig. Om de 2 bladzijden later nog maar eens hele gesprekken in het Twents te schrijven.

Vlak voor het einde blijkt dat Belcampo het reizen echt heeft begrepen. Na een paar maanden is het niet meer mogelijk om nog enthousiast iets nieuws te bekijken, weet ik uit ervaring. Hij beschrijft het als volgt: “Het nieuwe had geen waarde meer, er was te veel van. Zo ging het met Wenen en Praag, ik liep er in rond, ik stond vlak voor de dingen en toch was het of ik alleen maar op de atlas keek.”. Geweldige conclusie van een schitterend reisverhaal.

Jammer dat hij daarna in de laatste 10 bladzijden een wetenschappelijke verklaring probeert te zoeken voor het fenomeen reizen, voor de manier waarop mensen met het onbekende omgaan. Ik begreep er eerlijk gezegd weinig van, maar het deed niets meer af aan mijn waardering voor dit uitmuntende boek.

Nummer: 05-014
Titel: De zwerftocht van Belcampo
Auteur: Belcampo (Herman Pieter Schönfeld Wichers)
Taal: Nederlands
Jaar: 1938
# Pagina’s: 175 (2509)
Categorie: Reisverhalen
ISBN: n.v.t.

Klimmen

18 woensdag mei 2005

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ Een reactie plaatsen

Tags

heuvel, klim, Nieuw Zeeland, reizen, wielerverhaal, wielrennen

Napier is een leuk stadje aan de Oostkust van Nieuw Zeeland. Het is een van de laatste steden in de wereld met een hoog Art Deco gehalte. Een aardbeving in 1931 verwoestte een groot gedeelte van de stad, de heropbouw gebeurde vrij snel, de stijl was typerend voor die tijd. Meer nog dan het bekendere Miami beach zijn de gebouwen overal te vinden. Ruim anderhalf jaar geleden was het een populaire vakantiebestemming, als de eerste stad ter wereld waar het nieuwe millennium zou beginnen. Wat kleine eilandjes in de pacific waren nog eerder in 2000, maar Napier was de eerste echte stad. Bezoekers werden teleurgesteld, het was bewolkt en de zonsopgang was niet zichtbaar. Het weer in Nieuw Zeeland lijkt eigenlijk best wel op dat van Nederland.

Begin dit jaar belande ik tijdens mijn reis in het stadje en had na een dag genoeg gezien van het centrum. De tweede dag bedacht ik dat ik maar eens weer actief moest worden. Samen met een Duitse jongedame huurde ik een mountainbike en we verkenden de omgeving. Niet echt grote afstanden, gewoon wat rondpeddelen. Stiekem had ik het einddoel van die dag al in mijn hoofd. Bluff Hill, 102 meter boven de zeespiegel, aan de rand van het stadje. Aan de ene kant de haven en de zee, aan de andere kant het centrum. Een prachtig uitzichtspunt. Mijn gezelschap van die dag was al moe van de tegenwind en besloot terug te keren, ik kon alleen naar boven.

Klimmen heeft altijd een aantrekkingskracht op mij gehad. De eerste dag naar de middelbare school op de nieuwe fiets schakelde ik naar een grote versnelling op de Herikerberg, de molshoop die tussen huis en school stond. Hinault, op dat moment de beste wielrenner, reed immers ook ‘groot’ naar boven. Op de wielrennersfiets die mijn vader ooit won bij de krant (volgens mij nog altijd vanwege mijn tips, volgens hem op basis van zijn eigen wielerkennis) reed ik in de zomer wel eens een rondje om wat conditie op te doen voor het voetbalseizoen. De Holterbergweg was dan altijd het doel. 6 klimmetjes in een rondje van 45 kilometer, leuk voor de recreant.

Het was aan het eind van de middag in Napier, toen ik op de weg onderlangs Bluff Hill fietste. De zon scheen, maar het was niet heet. De fiets waarop ik reed had weliswaar een heleboel versnellingen, maar was ook al diverse andere toeristen misbruikt. Het middelste blad werkte niet, dus terugschakelen moest met een behoorlijke sprong van het grote naar het kleine blad. Achter bleef de ketting ook nog wel eens haken, maar ik moest en zou de heuvel beklimmen. De zeewind waaide langs mijn kop, terwijl ik elke zijweg inkijk om te zien hoe ik boven moest komen.

Na een paar kilometer onder de heuvel te hebben gefietst, komt de afslag. Ik sla links af, schakel meteen een paar tandjes kleiner en val de heuvel aan. Met de tune van radio Tour de France in mijn hoofd, rij ik rustig naar boven, niet uit het zadel komend, omdat ik weet dat het dan moeilijk wordt. Halverwege de klim schakel ik nog wat kleiner, maar ik zit nog steeds op het grote blad. Twee haarspeldbochten later wordt het even erg steil, maar al snel nader ik het plateau en ik draai naar links een straat in met een aantal huizen en een lagere school. Links? Ik had vanaf de Marine Parade, de strandboulevard een uitzichtspunt gezien, maar daarvoor moest ik toch nog een behoorlijk stuk naar rechts. Op zo’n plateau niet echt een probleem, dacht ik. Dacht ik verkeerd, want nadat ik had omgedraaid en in het hogere gedeelte wat straten doorfietste, had ik door dat ik niet bij het punt kon komen, zonder eerst weer af te dalen.

Al dalend overweeg ik om terug te gaan, ik heb tenslotte bovenop gestaan, waarom me nog meer uitsloven? Maar uiteindelijk wint de eerzucht en de nieuwsgierigheid het toch en aan het eind van de afdaling, zie ik meteen de volgende afslag die me op het juiste stuk naar boven moet brengen. Optimistisch begin ik aan de volgende klim. Al snel moet ik naar het kleine blad, terwijl ik kan zien dat ik nog niet op de helft ben. Hoe kan dezelfde heuvel ineens voor zoveel meer problemen zorgen? Ik zwabber rond op de linkerweghelft, ontwijk een paar geparkeerde auto’s, ben waarschijnlijk een gevaar voor achteropkomend verkeer, moet nog kleiner gaan rijden en kom hijgend en puffend op een vlakker stuk, waar ik trots om me heen begin te kijken. Weer gelukt. Na een paar honderd meter zie ik het bordje staan: Bluff Hill Lookout 1.5 kilometer. Nog anderhalve kilometer dus, nu zal ik er komen ook. Al snel begint de weg weer te stijgen, maar dit klimmetje is slechts kort. Ik daal zelfs een stukje. Ik weet zeker dat ik op de goede weg rij, maar dalen? Dit kan niet kloppen. De laatste 400 meter gaan weer stijl omhoog. Dit is pure intervaltraining, dit was niet de bedoeling. Op de allerkleinst mogelijke versnelling leg ik het laatste stuk af, ik haal een wandelaarster in, een niet onknappe jongedame, ik kan dus onmogelijk nu langzamer gaan fietsen of zelfs afstappen. In een haarspeldbocht staat een auto te wachten tot ik langs ben, voordat aan de afdaling wordt begonnen. Blijkbaar ben ik te gevaarlijk om zo langs heen te rijden. Ik zie boven me de parkeerplaats en moet nog voor driekwart om de heuvel rijden voordat ik daar ook werkelijk ben. Met pijn en moeite en volledig buiten adem leg ik de laatste meters af.

Ik zet de fiets tegen een hek (standaard ontbreekt, net als een slot), al kost zelfs het afstappen me moeite. De laatste 20 meter naar het uitzichtpunt moet gewandeld worden, maar ik ga eerst op het hek zitten om weer wat lucht binnen te krijgen. Mijn T-shirt heeft geen droog plekje meer, ik heb de indruk dat de zon hier, honderd meter verder naar boven, een stuk feller schijnt en ik besluit dat ik toch geen klimmer ben. Dan maar nooit in mijn leven de bolletjestrui dragen.

Fietsen met Moeskops

17 dinsdag mei 2005

Posted by Gerbie in Uit de school geklapt, Wielerverhalen

≈ Een reactie plaatsen

Tags

fietsen, Moeskops, onderwijs, school, werkweek, wielrennen

Knechten voor Moeskops is natuurlijk geen schande. Hoeveel mensen krijgen überhaupt te fietsen met Moeskops? Dat ik dan niet de kopman ben, is niet meer dan logisch. Eerst sta ik mijn regenjack af. Het is weliswaar droog, maar de wind snijdt meer dan gedacht en het jasje is een goede bescherming tegen de wind. Op de tweede klim moet ik zelfs drukken. Ik laat me afzakken tot het eind van de groep en duw. Het kost mij al mijn snelheid, ik sta bijna stil en moet een extra inspanning doen om weer op gang te komen. Vlak na de klim zijn we weer bij de rest van de groep.

Aan het begin van het schooljaar kijk ik meestal op de lijst van de nieuwe klassen, op zoek naar bekende namen. Leerlingen wier ouders ik ken, of waarvan ik broers of zussen eerder heb lesgegeven. Namen uit mijn geboortedorp. Een Spaanstalige naam, wetende dat ik mijn langzaam wegzakkende Spaans zo nu en dan een beetje kan oefenen. Haar naam viel me meteen op natuurlijk. De naam Moeskops valt natuurlijk op als wielerliefhebber, daarbij komt de naam niet echt vaak voor. De vraag in de eerste les, meestal een rondje voorstellen, was dan ook voor de handliggend. `Familie van?` Ze moest even nadenken. `De wielrenner´, voeg ik toe. Ze wist het antwoord niet. ´Heel ver geloof ik`, mompelde ze. Waren mijn leerlingen altijd maar zo rustig als tijdens de eerste les, wanneer ze nog moeten wennen aan de nieuwe school, wanneer ze nog weten hoe streng (of niet) die man voor de klas is. Ik begrijp eigenlijk wel dat ze niet meteen haar hele familiestamboom in de eerste les wil uitleggen.

Later in het jaar geef ik aan haar mentor aan dat ze een niveau hoger zou kunnen, ik verwerk de cijfers, maar zie vooral dat zij lijdt onder het gedrag van haar klasgenoten en ze zou beter tot haar recht komen in een andere klas. Ze is een leuke leerling in de klas, nooit druk, wel altijd vriendelijk. En de beroemde wielrenner was een neef van haar opa. Ik moet even denken wat haar relatie met de sterke grote man was. Achteroudoom? Bestaat zoiets eigenlijk wel?

In het voorjaar gaan we met de groep van de opleiding recreatie naar Tsjechië. Omdat ik het jaar ervoor nog voetbalde en de gymleraar naar Italië gaat met een andere groep word ik toegevoegd aan de begeleiding. Voor een survival is een fitte docent nodig, schijnt de achterliggende gedachte te zijn. Naast klimmen, abseilen, puzzeltochten, een dropping, raften, boogschieten en een oriëntatietocht staat er ook mountainbiken op het programma. De groep wordt opgedeeld in twee gedeelten. De twee dames docenten fietsen met de trage groep mee, ik fiets met de snelle groep. Natuurlijk is mijn fiets de enige die niet goed is, het zadel zakt elke keer weg en ik moet van fiets verwisselen. Al snel fietsen we over de grote weg naar het bos, instructeur voorop, drie fanatieke jonge voetballers vlak achter hem en de rest er achteraan. Ik probeer achteraan de groep bij elkaar te houden, al valt dat niet mee. Wel een mooi gezicht. 12 helmpjes voor me, allemaal een inspanning leverend, iets wat ik op school niet zo vaak zie.

Op de eerste bult wordt het verschil wel duidelijk. Vooraf was ik bang dat mijn conditie niet veel zou voorstellen, die paar extra kilo´s die ik mee moet sjouwen zouden ook geen voordeel zijn. Hier zie ik dat een wedstrijdje per 2 weken op zondagochtend tussen bierbuiken en grijze koppen genoeg is om hier bij de beteren te horen. In de afdaling probeer ik iedereen weer bij elkaar te krijgen, ik fiets langs de groep om de instructeur wat af te stoppen, hij ziet niet dat achter in een aantal dames bij het minste of geringste hoogteverschil achterblijven. Ik draai terug om weer achter de groep aan te sluiten, net als we aan de tweede klim beginnen. De klim is niet zwaar, niet stijl, maar wel een stuk langer. En helemaal achteraan de groep lijdt de achterkleinnicht van de man die in de 238 pagina´s (6e druk,1981) van het schitterende boek ´Te midden der kampioenen´ van de legendarische Joris van den Bergh beschreven wordt.

Ik praat haar moed in, probeer het tempo voor haar te maken en zie dat het niet veel helpt. Ik druk haar een paar meter en geef haar een flinke zet, zodat ik zelf bijna stil kom te staan. Voor ons is de kop al over de top en verdwijnt uit zicht. Slechts een paar van de langzamere jongens zijn nog zichtbaar, maar hebben toch al een flinke voorsprong. Een klasgenote rijdt nog vlak voor ons. In de verte achter ons zie ik de langzame groep over de top van het eerste bultje komen. Ik bewonder haar moed om met de snelste groep mee te gaan en blijf bij haar tot de top van de klim. Dan laat ik me even gaan en sprint naar de kop, waar ondertussen de eerste drie al staan te wachten bij de zijweg die we het bos in nemen.

Het is heerlijk lenteweer, maar de resten sneeuw van de laatste stuiptrekkingen van de winter liggen nog op de paden die we nu nemen. Een extra handicap, maar wel een die past bij mountainbiken. Bij de eerste stop haken er twee af, ze wachten op de andere groep. Bij de volgende stop haakt ook de hoofdrolspeelster af. Ze heeft het lang geprobeerd, maar durft blijkbaar niet langer door de paden, die ondertussen van asfalt zijn overgegaan naar zand, te racen. Op een klimmetje waar de gesmolten sneeuw het zand wel heel zacht maakt, lukt het mij voor het eerst niet om van achteruit de kop weer in te halen. Ook aan mijn snel herwonnen zelfvertrouwen zit een grens. Ik geniet van de natuur, voor iemand die liever in de stad op zoek gaat naar een boekhandel toch wel raar.

Terug bij de bus is het heerlijk grasligweer. Als de tweede groep de fietsen ook heeft teruggebracht, krijg ik mijn jasje terug. Ze bedankt me hartelijk, met een vriendelijke lach. Later hoor ik haar het woord ´lief´ uiten tegen een klasgenote. Uit de flarden die ik mee krijg, concludeer ik dat het haast wel over mij moet gaan. Eigenlijk moet ik dat niet horen. Wil ze vast ook niet. Zoiets zeg je niet over een docent die bijna twee keer zo oud is.

Een middag in Almelo

15 zondag mei 2005

Posted by Gerbie in Wielerverhalen

≈ Een reactie plaatsen

Tags

Almelo, lifeblog, Victor Hugo Pena, Wielerverhalen, wielrennen

Dat een aanrijding de aanleiding was voor mijn moeder om toch naar de ronde van Nederland te gaan kijken, is vergezocht, maar wel de waarheid. Ik had Pettachi de sprint zien winnen, regionale held Rik Reinerink op het podium zien staan en wilde terug naar mijn werk. Een winkelende jongedame dacht er anders over en reed vanuit haar parkeerhaven mijn zijkant aan diggelen. Ik moest de auto wegbrengen.

Mijn moeder had ’s ochtends de ronde door de straten van Goor zien trekken. Ze had een mooie bocht uitgezocht, omdat ze zeker wist dat de renners daar flink moesten afremmen. Als enthousiaste wielerfan stond ze omringd door toevallige voorbijgangers en toegestroomde nieuwsgierigen. Ze was de enige die stond te klappen bij de doorkomst. Helaas is het peloton snel voorbij, onvermijdelijk tijdens een vlakke etappe. Ze herkende Boogerd zo laat dat de kreet “Kom op Michael” pas klonk toen de held alweer halverwege Delden was.

Mijn moeder heeft soms last van haar benen, vooral als ze ver moet lopen of lang moet staan. Een tijdrit in Almelo was dus niet echt aantrekkelijk. Toen ik echter vertelde dat ik een mooie parkeerplek wist, vlak bij de finish werd ze enthousiast. Alleen was ze niet gegaan, nu vertrokken we halverwege de middag toch nog met zijn tweeën naar Almelo. De auto op honderd meter van het parcours, Bart Voskamp reed al bijna over onze tenen toen we op weg naar de finish liepen.

Mijn moeder is kenner. Niet dat ze de winnaar van obscure koersjes in Spanje kan vertellen, de talenten in de opleidingsploeg van de Rabo herkent of na kan vertellen wat er allemaal gebeurde in de Tour van 1964. Wel kent ze meer renners dan de gemiddelde sportliefhebber, doet ze elk jaar vol goede moed mee aan diverse tourtoto’s en herkent ze de renners niet alleen van naam, maar ook van gezicht. Terwijl ik soms nieuwe sterren al een paar jaar van naam ken, voordat ik er een gezicht bij kan plaatsen, is bij haar de situatie omgekeerd. Eenmaal gezien herkent ze elk hoofd, of de renner ook echt kan fietsen hoort ze nog wel een keer.

We lopen dus samen op weg naar de finish van de tijdrit. De speaker is druk bezig om de situatie aan de aanwezigen uit te leggen, wij blijven even staan vlak na de finish. Een mooi punt, want je kunt én de tijden horen én de renners goed zien omdat ze niet meer op volle snelheid rijden. Maar het gebied tussen de finish en de start is nog mooier. Een halve kilometer, geen verkeer en erg veel te zien. Ploegleiderwagens staan geparkeerd, renners zijn aan het warm rijden, anderen zoeken de soigneur voor ze terugkeren richting warme douche. Dit is het terrein voor mijn moeder. We hebben een tijdschema gekregen, weten hoe laat we weer bij de finish willen zijn en begeven ons in het wonderland van de wielrenners.

Meer dan eens moet ik antwoord geven op de vraag “Hoe heet denne ok a weer?” (voor degenen onder u die geen Twents spreken: “Wie is die renner die daar fietst/staat?”). We zien sprinter Kemna op een rollerbank bij het busje van Batavus warm rijden. Mijn moeder is vooral op zoek naar Svorada. Camera in de aanslag, want hij kan elk moment ergens opduiken en de foto moet natuurlijk snel geschoten worden. Vorig jaar is ze in haar eentje naar de start van de etappe in Markelo wezen kijken. Vooral het laatste uur voor de start vond ze prachtig. Ze had Jalabert gezien, Boogerd natuurlijk, maar ook Knaven weer. Die had ze voor het begin van de proloog van Olympia’s tour een jaar of tien geleden al een keer succes gewenst. “Dank je wel mevrouw”, had hij geantwoord. Sindsdien kan Knaven natuurlijk niet meer kapot. Ze had Museeuw in Markelo graag willen vragen wat hij er nou werkelijk van vond dat Virenque bij hem in de ploeg kwam, maar durfde het uiteindelijk toch niet aan om hem aan te spreken. Maar vooral had ze Svorada in het gezicht gekeken en was ze er achter gekomen hoe knap de Tsjech eigenlijk was. “Heb ik al die jaren zitten slapen!”

Dit jaar moet Svorada dus maar op de foto, maar de Tsjech in Italiaanse dienst laat zich voorlopig nog niet zien. Langs het tankstation lopen we naar het startpodium, waar we een handjevol renners zien vertrekken. Leuk, maar het houdt de aandacht niet echt vast. Terug naar de parkeerplaats achter het tankstation. Daar staan de bussen van de ploegen, daar rijden de renners in of uit. Het meeste volk staat natuurlijk bij de bus van de Rabobank. Boogerd heeft zijn tijdrit er al opzitten en is dus ontspannen, hij praat met zijn collega naast hem. Het volk staat en staart, een enkeling maakt een foto. Mijn moeder wil natuurlijk ook een foto. Maar wat heb je aan een foto van een renner op een rolbank als hij niet in de camera kijkt. “Michael”, schreeuwt ze. Boogerd hoort iets, maar weet niet waar het vandaan komt. “Michael!”, Iets harder deze keer en de Hagenees kijkt naar de zijkant maar weet nog steeds niet wie hem roept. Het volk maakt iets ruimte voor mijn moeder, een typisch Twents publiek. Altijd iets afwachtend en vooral niet anders durven zijn. Ze kijken geamuseerd toe, maar willen natuurlijk niet bij haar staan. Niet gehinderd door enige gene zwaait mijn moeder “Hier” roepend naar Boogerd, die zijn tandvlees nog eens laat zien en dus perfect op de foto staat.

Een bus verder is het rustiger. Van Bon en Koerts staan allebei wat hoger in het klassement, ze zijn dus nog aan het warm rijden. Omdat er minder publiek staat, kan mijn moeder tot vlak voor de renners komen. Op een dikke meter is een lint, waar ze dus niet verder kan. Echter, het is nog steeds geen mooie foto. De bovenkant van het hoofd is niet wat je terug wil zien op tien bij vijftien centimeter. “Leo”, vraagt mijn moeder. Helaas heeft mijn moeder nog wel eens een probleem met het onthouden van de juiste naam. Vriendjes en vriendinnetjes die vroeger bij ons thuis kwamen, wisten nooit hoe ze aangesproken werden. Op de een of andere manier lukt het met namen niet helemaal. In de database die haar hersenen vormen, kan ze vertellen wie de ouders zijn, wat die doen, wanneer het broertje jarig is, bij welk vak op school ze problemen hadden, maar de juiste naam vormt nog wel eens een probleem. Ze kent mijn klasgenoten van de kleuterschool nog allemaal, weet wat ze doen, met wie ze getrouwd zijn, hoeveel kinderen ze hebben en bij welke voetbalclub die spelen, kan daar uren over vertellen, de achternaam klopt ook, maar de voornaam blijft een probleem.

“Leo”, probeert ze het nog maar een keer. Ze kan waarschijnlijk zonder enige problemen een dozijn hoogtepunten uit de loopbaan van Van Bon opnoemen, maar is op dit moment even onwetend van het feit dat die jongen Leon heet. En Van Bon kijkt ook niet op. Of hij geïrriteerd is door het feit dat ze zijn naam verkeerd heeft – het scheelt maar een letter tenslotte – of dat hij geconcentreerd aan het inrijden is, is niet duidelijk. Zeker is dat hij niet heeft gerekend op het doorzettingsvermogen van mijn moeder. Ze moet en zal nu een foto nemen. “Leo”, klinkt het voor de derde keer. Iets minder vragend, iets dwingender. Van Bon kijkt even op, benieuwd wie hem nu al drie keer roept en krijgt als dank van een meter afstand de flits van een goedkope fotocamera in zijn gezicht. Ze bedankt hem netjes voor ze wegloopt. Ze is misschien zonder schaamte, maar zeker niet zonder manieren en komt weer naar het midden van de parkeerplaats waar ik het hele spel van een afstandje heb staan volgen. Koerts hoeft niet op de foto. Ook Romme, die bij een auto staat te praten, heeft niet haar interesse. We zijn hier voor het wielrennen, met schaatsers heeft ze vandaag niets te maken.

We lopen terug richting finish, het laatste uur is begonnen, de toppers uit het klassement zijn aan de beurt. De geparkeerde auto van de NOS moet wel even goed bekeken worden. Ze weet niet wat ze zoekt, waarom ze naar binnen kijkt, maar haar nieuwsgierigheid dwingt haar om toch even te kijken of er wat in ligt. Niets dus. Rik Reinerink staat nu bij het busje van de Batavus ploeg. Zijn schoonzusje werkt bij mijn vader, ik voetbalde ooit een paar wedstrijden met zijn broer, dus eigenlijk kennen we hem persoonlijk. Niet dat we hem ooit zelf spraken, maar dat is ook niet relevant.

We besluiten om een paar honderd meter na de finish te blijven staan. Zitten op de vluchtheuvel midden in de weg in haar geval. We zijn al een paar uur hier tenslotte, even zitten heeft ze wel verdiend. Het voordeel van dit plekje is dat het niet alleen erg rustig is, maar ook dat diverse renners hier erg rustig voorbijkomen of zelfs stoppen. Freire komt langsrijden en draait vlak achter ons om om bij de ploegleiderwagen van Vanderaerden te komen. Hij kijkt erg nors en zegt geen woord. Niet iemand die je stoort om even voor een foto met mijn moeder te poseren. Hij zit al in de auto, terwijl Vanderaerden zijn fiets op het dak zet en Dierkcksens langs komt fietsen en de voormalige vedette voor ‘Paljaske” uitmaakt. Even later komt de favoriete Lampre renner langs. De zonnebril en pet maken het wel moeilijk om te zien of het hem nu wel of niet is. De foto moet nog ontwikkeld worden, maar dan kunnen we toch trots zeggen dat het echt de rugzak en de kont van Svorada zijn die daar duidelijk zichtbaar zijn.

Steels komt langs en kijkt ook niet echt vrolijk. We wachten nog op de tijd, de speaker is even stil, maar mijn moeder heeft de conclusie al getrokken. “Jammer dan”, is het commentaar voor de Belgische kampioen als hij langskomt. Honderd meter verder draait hij om. Spelend op zijn agressief gedrag in het verleden, probeer ik mijn moeder bang te maken. “Hij hoorde je, hij komt terug”. Even kijkt ze verschrikt. “Hij weet zijn tijd nog niet eens, maar jij hebt het al over jammer”, probeer ik haar nog iets op te jutten. Steels verdwijnt een zijweg in, op weg naar zijn hotel, mijn moeder kan rustig blijven zitten.

Uiteindelijk is Peña de winnaar van de tijdrit. Van de derde rij zien we Reinerink, Zabel en Peña de truien en bijbehorende bloemen in ontvangst nemen. Als de ceremonie voorbij is, lopen we tevreden terug naar de auto. Een mooie middag. Vlak achter het podium zien we echter dat de winnaar van de dag net wordt aangehouden door de directeur van CycloSim voor een aantal foto’s. Gelukkig spreek ik een paar woorden Spaans en vraag Victor Hugo of hij nog even wil wachten, zodat ik ook een foto van hem met mijn moeder kan maken. Trots gaat ze naast de winnaar staan en mompelt nog wat in Engels dat de Colombiaan niet begrijpt, maar met een beleefd “Okay” beantwoordt. Ik neem de foto, de perfecte afsluiting van een prachtige middag. Etxebarria was al uit beeld, Svorada heeft ook een beetje afgedaan, mijn moeder heeft een nieuwe held. Volgend jaar tijdens de tourtoto zal een naam zeker op het papier verschijnen. Over Armstrong, Zabel en Ullrich zijn de meningen nog verdeeld, maar Victor Hugo Peña staat zeker op een papier in juli.

Herman Brusselmans – In de knoei

14 zaterdag mei 2005

Posted by Gerbie in Boekbesprekingen 2005

≈ 5 reacties

Tags

boeken, boeken 2005, boekrecensie, Herman Brusselmans, lezen

Herman Brusselmans – In de knoei (05-013)

De jonge oppergod van de Nederlandstalige literatuur produceert boeken op commando, deze was zelfs exclusief voor het Kruidvat geschreven. Niet dat dat iets uitmaakt, de kwaliteit is onveranderd hoog. Soms lijden zijn boeken wel eens onder zijn veelschrijverij, maar door zo nu en dan van vorm te veranderen wordt dat goed bestreden.

Het verhaal gaat over 2 bejaarde vriendinnen, weduwen, en is geschreven in feuilleton vorm. Elk hoofdstukje gebeurt er iets, alsof het een soap is. De gebeurtenissen lijken soms onbeduidend, dan weer hilarisch, het verhaal wordt steeds gekker. De beeldende stijl maakt dat je jezelf bezoeker van hun stamcafé waant, stiekem observerend vanachter het laatste tafeltje in De Knoei, waar uitbater Fucking Bastard, de dames elke dag van drank voorziet.

Prachtig boek, geweldige schrijver.

Nummer: 05-013
Titel: In de knoei
Auteur: Herman Brusselmans
Taal: Nederlands (België)
Jaar: 2004
# Pagina’s: 126 (2334)
Categorie: Fictie
ISBN: 90-8519-112-2

← Oudere berichten

Nu te lezen op dit blog:

  • 2020 volgens Goodreads 22 januari 2021
  • Bart van Loo – De Bourgondiërs 21 januari 2021
  • 22 – Harrie Jekkers – Terug bij af 19 januari 2021
  • 2020 volgens Spotify 18 januari 2021
  • De 100 beste Nederlandse voetballers ooit 16 januari 2021
  • 2020 volgens Runkeeper 15 januari 2021
  • Jan Mulder – Spreek en vergissing 14 januari 2021
  • 23 – Guy Clark – Desperados waiting for a train 12 januari 2021
  • Knuffel 11 januari 2021
  • Het hesje van Messi 9 januari 2021

Recente reacties

Bart van Loo –… op Literair luisteren: de Bo…
22 – Harrie Je… op Gerbie’s top 212: De…
22 – Harrie Je… op Gerbie’s top 212
22 – Harrie Je… op Gerbie’s top 212
Gerbie op De 100 beste Nederlandse voetb…
Gerbie op De 100 beste Nederlandse voetb…
Koen op De 100 beste Nederlandse voetb…
Koen op De 100 beste Nederlandse voetb…
Jan Mulder – S… op Jan Mulder – Mobieliquett…
Jan Mulder – S… op Remco Campert & Jan Mulder…
Jan Mulder – S… op Jan Mulder – De analyticu…
23 – Guy Clark… op Gerbie’s top 212: De…
23 – Guy Clark… op Gerbie’s top 212
23 – Guy Clark… op Gerbie’s top 212
Rob Alberts op Knuffel

Gerbie on Facebook

Gerbie on Facebook

Categorieën

  • Boeken (1.103)
    • Boekbesprekingen 2000 (1)
    • Boekbesprekingen 2001 (1)
    • Boekbesprekingen 2002 (1)
    • Boekbesprekingen 2003 (1)
    • Boekbesprekingen 2004 (1)
    • Boekbesprekingen 2005 (42)
    • Boekbesprekingen 2006 (60)
    • Boekbesprekingen 2007 (50)
    • Boekbesprekingen 2008 (51)
    • Boekbesprekingen 2009 (55)
    • Boekbesprekingen 2010 (50)
    • Boekbesprekingen 2011 (36)
    • Boekbesprekingen 2012 (61)
    • Boekbesprekingen 2013 (76)
    • Boekbesprekingen 2014 (65)
    • Boekbesprekingen 2015 (64)
    • Boekbesprekingen 2016 (70)
    • Boekbesprekingen 2017 (67)
    • Boekbesprekingen 2018 (78)
    • Boekbesprekingen 2019 (68)
    • Boekbesprekingen 2020 (117)
    • Boekennieuws (71)
    • De boekenkast van.. (8)
    • NaNoWriMo (9)
  • De Recensieprins (7)
  • De Rijdende Rechter (64)
  • Elders op het web (65)
  • Fictie (8)
  • Fotooo (358)
  • Gastschrijver Peter (3)
  • Gastschrijver Yolanda (6)
  • Gerbie kijkt YouTube (141)
  • Gerbie leest Wikipedia (16)
  • Gerbie schrijft een open brief aan (9)
  • Gerbie's Lifeblog (223)
  • Gerbie's Prijsvraag (68)
  • Gerbie's Recensies Concerten (28)
  • Gerbie's Recensies Televisie (54)
  • Gerbie's Recensies Theater (7)
  • GFC (211)
    • GFC Archief (43)
    • GFC Jubileum (7)
    • Goal Columns (147)
      • Goal Johan 4 (65)
    • Goal Interviews (2)
    • Goal Reisverhalen (8)
  • Goorse vragen (150)
  • In het nieuws (191)
    • Gerbie vindt iets (8)
  • In memoriam (36)
  • Kijk nog eens (211)
  • Kunst omdat het kan (30)
  • Laat eens wat van je horen (40)
  • Lezers helpen lezers (21)
  • Muziek (300)
    • Gerbie's top 212 (195)
    • Muziek 32 songs (9)
    • Muziek column (24)
    • Muziek teksten (7)
    • Tiny Desk Concert (7)
  • Nutteloze lijstjes (20)
  • Overige columns (17)
  • Poëzie (146)
    • Beeldprikkels (6)
    • Haiku (11)
    • Poëzie (90)
    • Vergaderpoëzie (32)
  • Politiek (150)
  • Reizen (213)
    • Mensen (21)
    • Reisboeken (11)
    • Reisverhalen Gerbie on tour (24)
    • Reisverhalen Ik (16)
    • Reisverhalen Natuur (12)
    • Reisverhalen Overig (21)
    • Reisverhalen Reizen (31)
    • Reisverhalen Reizigers (24)
    • Reisverhalen Steden (54)
  • Sport (136)
    • Olympische dagboek Sydney 2000 (12)
    • Olympische Spelen Rio 2016 (6)
    • Olympische Winterspelen 2006 (19)
    • Olympische Winterspelen 2014 (12)
    • Olympische Winterspelen 2018 (18)
    • Overige sporten (14)
    • Sport Column (21)
    • Sportboek (28)
    • Sportpoëzie (2)
    • Sportwedstrijden (7)
  • Suus (106)
    • Papa Gerbie (38)
    • Suus schrijft (64)
  • themaweek (239)
  • Uit de school geklapt (91)
  • Uit het leven gegrepen (44)
  • Uncategorized (1)
  • Voetbal (618)
    • Oranje in 2006 (7)
    • Oranje in 2008 (5)
    • Oranje in 2010 (13)
    • Oranje in 2012 (13)
    • Oranje in 2014 (16)
    • Oranje in 2016 (5)
    • Oranje in 2018 (5)
    • Oranje in 2020 (7)
    • Van der Meest (116)
    • Voetbal column (62)
    • Voetbal EK 2012 (15)
    • Voetbal over de wereld (19)
    • Voetbal WK 2010 Zuid Afrika (21)
    • Voetbal WK 2014 Brazilië (49)
    • Voetbalboek (186)
    • Voetbalfoto's (83)
    • Voetbalhelden (47)
    • Voetbalpoëzie (11)
    • Voetbalzondag (60)
  • Wielrennen (302)
    • Wielerboeken (115)
    • Wielerfoto (4)
    • Wielerhelden (9)
    • Wielerliederen (14)
    • Wielerpoëzie (83)
    • Wielerverhalen (14)
    • Wielerwedstrijden (23)
    • Wielrennen Artikelen (24)
    • Wielrennen Columns (23)
  • Z.K.V. (9)
  • Zoektermen stats (23)

Populaire berichten & pagina’s

  • Bart van Loo - De Bourgondiërs
    Bart van Loo - De Bourgondiërs
  • 2020 volgens Goodreads
    2020 volgens Goodreads
  • 22 - Harrie Jekkers - Terug bij af
    22 - Harrie Jekkers - Terug bij af
  • Een piramide in Nederland
    Een piramide in Nederland
  • Alex Roeka – De Rode Vod
    Alex Roeka – De Rode Vod
  • Wielershirts en poppodia
    Wielershirts en poppodia
  • Theo Thijssen – De gelukkige klas
    Theo Thijssen – De gelukkige klas
  • Wouter Schollema – Daar waar de bal rolt
    Wouter Schollema – Daar waar de bal rolt
  • Rutger Bregman - De meeste mensen deugen (6/7)
    Rutger Bregman - De meeste mensen deugen (6/7)
  • De boekenkast van Toaske
    De boekenkast van Toaske
Follow Niets is geheel waar, en zelfs dat niet. on WordPress.com

Het archief

  • januari 2021 (16)
  • december 2020 (27)
  • november 2020 (30)
  • oktober 2020 (31)
  • september 2020 (31)
  • augustus 2020 (31)
  • juli 2020 (26)
  • juni 2020 (21)
  • mei 2020 (20)
  • april 2020 (22)
  • maart 2020 (31)
  • februari 2020 (28)
  • januari 2020 (17)
  • december 2019 (16)
  • november 2019 (23)
  • oktober 2019 (32)
  • september 2019 (16)
  • juli 2019 (22)
  • juni 2019 (16)
  • mei 2019 (17)
  • april 2019 (18)
  • maart 2019 (20)
  • februari 2019 (17)
  • januari 2019 (23)
  • december 2018 (14)
  • november 2018 (30)
  • oktober 2018 (31)
  • september 2018 (15)
  • juli 2018 (10)
  • juni 2018 (14)
  • mei 2018 (17)
  • april 2018 (17)
  • maart 2018 (28)
  • februari 2018 (32)
  • januari 2018 (31)
  • december 2017 (28)
  • november 2017 (30)
  • oktober 2017 (3)
  • september 2017 (1)
  • juni 2017 (15)
  • mei 2017 (16)
  • april 2017 (17)
  • maart 2017 (30)
  • februari 2017 (46)
  • januari 2017 (31)
  • december 2016 (22)
  • november 2016 (20)
  • oktober 2016 (23)
  • september 2016 (30)
  • augustus 2016 (31)
  • juli 2016 (27)
  • juni 2016 (18)
  • mei 2016 (21)
  • april 2016 (19)
  • maart 2016 (23)
  • februari 2016 (25)
  • januari 2016 (29)
  • december 2015 (21)
  • november 2015 (20)
  • oktober 2015 (18)
  • september 2015 (23)
  • augustus 2015 (22)
  • juli 2015 (26)
  • juni 2015 (22)
  • mei 2015 (23)
  • april 2015 (21)
  • maart 2015 (28)
  • februari 2015 (24)
  • januari 2015 (25)
  • december 2014 (27)
  • november 2014 (12)
  • oktober 2014 (27)
  • september 2014 (28)
  • augustus 2014 (13)
  • juli 2014 (30)
  • juni 2014 (32)
  • mei 2014 (20)
  • april 2014 (21)
  • maart 2014 (21)
  • februari 2014 (25)
  • januari 2014 (19)
  • december 2013 (20)
  • november 2013 (19)
  • oktober 2013 (20)
  • september 2013 (19)
  • augustus 2013 (19)
  • juli 2013 (19)
  • juni 2013 (29)
  • mei 2013 (29)
  • april 2013 (29)
  • maart 2013 (31)
  • februari 2013 (24)
  • januari 2013 (31)
  • december 2012 (30)
  • november 2012 (30)
  • oktober 2012 (30)
  • september 2012 (29)
  • augustus 2012 (52)
  • juli 2012 (31)
  • juni 2012 (30)
  • mei 2012 (31)
  • april 2012 (30)
  • maart 2012 (30)
  • februari 2012 (29)
  • januari 2012 (30)
  • december 2011 (2)
  • november 2011 (5)
  • oktober 2011 (26)
  • september 2011 (17)
  • augustus 2011 (15)
  • juli 2011 (26)
  • juni 2011 (29)
  • mei 2011 (24)
  • april 2011 (28)
  • maart 2011 (31)
  • februari 2011 (25)
  • januari 2011 (23)
  • december 2010 (29)
  • november 2010 (7)
  • oktober 2010 (28)
  • september 2010 (27)
  • augustus 2010 (12)
  • juli 2010 (22)
  • juni 2010 (28)
  • mei 2010 (29)
  • april 2010 (25)
  • maart 2010 (28)
  • februari 2010 (18)
  • januari 2010 (25)
  • december 2009 (29)
  • november 2009 (28)
  • oktober 2009 (24)
  • september 2009 (26)
  • augustus 2009 (20)
  • juli 2009 (18)
  • juni 2009 (24)
  • mei 2009 (25)
  • april 2009 (22)
  • maart 2009 (26)
  • februari 2009 (24)
  • januari 2009 (22)
  • december 2008 (28)
  • november 2008 (20)
  • oktober 2008 (13)
  • september 2008 (24)
  • augustus 2008 (13)
  • juli 2008 (26)
  • juni 2008 (12)
  • mei 2008 (22)
  • april 2008 (26)
  • maart 2008 (25)
  • februari 2008 (17)
  • januari 2008 (16)
  • december 2007 (25)
  • november 2007 (24)
  • oktober 2007 (20)
  • september 2007 (20)
  • augustus 2007 (7)
  • juli 2007 (9)
  • juni 2007 (5)
  • mei 2007 (19)
  • april 2007 (13)
  • maart 2007 (9)
  • februari 2007 (13)
  • januari 2007 (18)
  • december 2006 (16)
  • november 2006 (17)
  • oktober 2006 (27)
  • september 2006 (23)
  • augustus 2006 (9)
  • juli 2006 (14)
  • juni 2006 (21)
  • mei 2006 (23)
  • april 2006 (26)
  • maart 2006 (31)
  • februari 2006 (38)
  • januari 2006 (23)
  • december 2005 (26)
  • november 2005 (23)
  • oktober 2005 (21)
  • september 2005 (23)
  • augustus 2005 (3)
  • juli 2005 (14)
  • juni 2005 (19)
  • mei 2005 (15)
  • april 2005 (1)
  • maart 2005 (2)
  • februari 2005 (3)
  • januari 2005 (1)

Ajax Australië auto boeken boeken 2005 boeken 2006 boeken 2007 boeken 2008 boeken 2009 boeken 2010 boeken 2011 boeken 2012 boeken 2013 boeken 2014 boeken 2015 boeken 2016 boeken 2017 boeken 2018 boeken 2019 boeken 2020 boekrecensie Brazilië Britse humor citaat column De Muur Duitsland fcblogbroeders fotooo Frankrijk Gerbie's top 212 Gerbie kijkt YouTube Gerbie on tour geschiedenis GFC Goal Goor Goorse vragen Hans van der Meer Hard Gras in het nieuws In Memoriam Italië Kijk nog eens kunst lezen lifeblog Mart Smeets muziek Nederlands elftal Olympische Spelen onderwijs Oranje politiek poëzie prijsvraag quote reizen Rijdende Rechter school Spanje sportboek Suus themaweek Tour de France vakantie Van der Meest Verenigde Staten verkiezingen voetbal voetbalboek voetbalfoto voetbalzondag wielerboek Wielerpoëzie wielrennen WK 2010 WK 2014 YouTube Zuid Afrika

Klik hier als je een mail wilt wanneer er een nieuwe blog verschijnt.

Voeg je bij 563 andere volgers

mei 2005
M D W D V Z Z
 1
2345678
9101112131415
16171819202122
23242526272829
3031  
« apr   jun »

Gerbie leest

  • Abubakari de Vries
  • At the Sea
  • Bad Tourists
  • Beggar
  • Edwin Winkels
  • Koen Schyvens
  • Rob Alberts
  • Rodzooi
  • Oudste Goorsche Tourtoto
  • Goors Nieuws
  • Sport Amerika

Bloglovin’

Niets is geheel waar, en zelfs dat niet. gerbie7's Profile Page

Blog op WordPress.com.

Annuleren
Privacy en cookies: Deze site maakt gebruik van cookies. Door verder te gaan op deze website, ga je akkoord met het gebruik hiervan.
Voor meer informatie, onder andere over cookiebeheer, bekijk je: Cookiebeleid