De serie Beeldprikkels, genoemd naar de gelijknamige website blijkt aan te slaan. Sterker nog, we hebben een extra deelnemer. Marie Louise heet ze. Ik ken haar (nog?) niet, ken zelfs haar site niet, die ze ongetwijfeld heeft, maar ze heeft toch een alternatief gemaakt voor de maand januari. Het origineel stond al op deze site. Haar versie staat er nu ook op:
Klik op de afbeelding als je die ietwat groter wil zien.
De laatste tijd verschijnen er ineens allerlei potentiële omroepen die na april mee willen draaien op de publieke omroep. De duidelijkste is Powned van GeenStijl. Die zegt gewoon eerlijk dat ze een greep in de subsidiepot willen doen. De meest extreme is volgens mij de omroep van meneer Sörensen, die gewoon kwam verklaren dat het in Hilversum een grote linkse bende was. De laatste in hetzelfde rijtje is de krant van Wakker Nederland die via een korting op het krantenlidmaatschap een omroeplidmaatschap cadeau geeft. Veel sneller kun je niet aan 50.000 leden komen. Misschien een idee dat navolging vindt, dus ook de Volkskrant, het AD en het NRC moeten dat kunnen redden. Maar wat dacht je van de KNVB, de KNLTB of andere sportbonden? Of vakbonden: CNVTV. FNVTV. De mogelijkheden lijken enorm.
Maar de onvrede van de mogelijke rechtste omroepen kan ik eigenlijk niet begrijpen. Hoezo is Hilversum links? De VARA, inderdaad. De VPRO, ondanks de P in de naam, ook wel. En LLink, met alle betalingsachterstanden zal ook aan de linkerkant geplaatst worden. Volgens mij zijn de NOS, NPS, Teleac en nog een aantal kleine omroepen neutraal. Blijft over de rechtste omroepen: Tros, Avro, NCRV, KRO, EO, RKK, NMO en misschien nog wat andere kleinere (religieuze) omroepen.
Rechts is zwaar oververtegenwoordigd. Bij de commerciële omroepen is volgens mij niet eens een inventarisatie nodig. Waarom denken GeenStijl, Sörensen en De Telegraaf dat er een rechts geluid nodig is? Zouden de lezers van die krant wel kijken als er een rechtse tegenhanger van Nova komt? Zouden de reaguurders van GeenStijl ineens achter de computer vandaan komen, wanneer Powned niet bij Veronica maar op Nederland 2 komt? Ik geloof er geen zak van. Het is complete onzin, het is ze vooral om gratis publiciteit te doen. Een Telegraaflezer is niet geïnteresseerd in achtergronden of nuance. Anders had hij die krant allang opzij gelegd en een opinieblad gepakt of een kwaliteitskrant. De politieke beweging van Fortuyn is ook voorgoed passé, ondanks deze laatste stuiptrekking van Leefbaar Rotterdam.
Volgens onderzoek in Revu zijn rechtse politici zelfs vaker te gast dan linkse collegae in actualiteitenprogramma’s. Mochten Tros en Avro weer wat meer achtergrond gaan doen, dan wordt dit alleen maar extremer dus. Dus eigenlijk gaat de trend precies anders dan wat deze schreeuwers beweren. Het is gewoon tijd voor een extra linkse omroep. Wie voelt zich geroepen?
Een bezoekje aan de Zweedse meubelgigant kan nog wel eens vreemd uitpakken. Gelukkig schrijft men dan een briefje en hangt dit op het prikbord om de medemens te waarschuwen voor allerlei misstanden. Een gewaarschuwd mens telt voor twee tenslotte…
Draadstaal is snel uitgegroeid tot een van de beste programma’s op de Nederlandse televisie.
Mijn favoriete karakter is Sayid. Altijd hardwerkend en altijd zijn best doen om te integreren, maar tegelijkertijd vol onbegrip over wat er allemaal om hem heen gebeurt in dit vreemde land. Prachtig gespeeld, mooie maatschappijkritiek neergezet in een erg kwetsbare doelgroep. Op YouTube staan al zo’n 75 filmpjes met Sayid in de hoofdrol.
Vandaag kom ik er eerlijk voor uit. Ik ben gokverslaafd. Het bewijs tegen mij stapelt zich op.
Al 100 dagen achter elkaar ben ik dus naar deze site geweest. Om even aan te geven: tijdens die 100 dagen ben ik jarig geweest, is mijn dochter geboren, hebben we alle feestdagen van december gevierd. Ik ben druk geweest met werk, op de voetbal en vooral thuis, desalniettemin is het mij al 100 dagen gelukt om even in te loggen.
Nu heeft het ook wel nut gehad. Want mijn score van 20.000 (twintig duizend) chips is ondertussen een iets grotere stapel van 52.506.521.751 chips geworden (meer dan 52 miljard). Er zijn nog zo’n vijfeneenhalfduizend grotere/betere gokkers dan ondergetekende te vinden wereldwijd, maar ik ben al duizenden gestegen, dus mijn streven om de top 1000 te halen moet lukken.
Het is gewoon te leuk om niet even 50 miljoen op Inter Milaan te zetten vanavond. Of 500 miljoen op de LA Lakers. Of gewoon 100 miljoen op een College Basketball team dat favoriet is tegen een ander College Basketball team dat ik niet ken.
68% van mijn weddenschappen win ik. Geen gekke score, zeker ook gezien het feit dat ik soms bewust tegen mijn verstand in speel. Dat Ajax van Feyenoord zou winnen, leek mij logisch. Maar meer dan 5 keer de inzet voor winst van Feyenoord was te goed om te laten liggen. Kostte me wel 20 miljoen trouwens.
Met dank aan de LA Lakers, Boston Celtics, Rafael Nadal, Manchester United, Hoffenheim (altijd goede quotes!), Boston Bruins, Kansas College Basketball, Barcelona en the All Blacks doe ik het dus lekker. En ben ik voorlopig ook nog niet van plan te stoppen met deze verslaving. En zo lang het om fictieve chips ingaat ipv echte euri, ach dan is het nog onschuldig volgens mij.
Maar kan iemand de Detroit Pistons, Arsenal, Getafe, Ana Ivanovic, Ajax en Hertha BSC de onvoorspelbaarheid afleveren?
In 1987 kwam het album Bring the family van John Hiatt uit. Prachtig album, geweldige nummers, een ontdekking van jewelste voor de puber die ik toen was. Thuis hadden we nog geen videorecorder, maar als ik op zondagavond aan het babysitten was, kon ik daar wel gebruik maken van het apparaat. Ik nam een documentaire op over Hiatt, op dat moment vooral populair in Nederland, maar in zijn eigen VS nauwelijks bekend. Mooie oude beelden, leuke achtergrondinformatie, schitterende sfeerbeelden, live nummers, er zat heel veel in.
Mijn eerste videoband keek ik regelmatig, nadat we zelf ook een videorecorder kregen. Het concert van The Nits. Joe Jackson live, maar vooral die documentaire over Hiatt. Beelden vanuit Nashville, een fabriek voor singer-songwriters, maar vooral bekend vanwege Country and Western muziek.
Op dat moment niet, nu nog niet, mijn genre. Voor mij geen Kenny Rogers, Dolly Parton of Hank Williams. Twintig jaar later breng ik daar toch wel even wat nuance in aan. Johnny Cash en vooral Guy Clark hebben me wel weten te raken. Clark in die documentaire over Hiatt, met zijn bekendste nummer ‘Desperados waiting for a train’. Ene Jerry Jeff Walker had er in 1973 een hit mee. Clark zelf heeft het nummer geschreven maar pas later zelf opgenomen. Het album ‘Old No1’ kwam uit in 1975, ik kocht het twintig jaar later. Blindelings, toen ik het eindelijk tegenkwam in Amsterdam, na jaren her en der vergeefs gezocht te hebben. Op basis van dat ene nummer, waar ik een fragment uit had gehoord. Het album bleek een parel in mijn collectie. Vooral dat prachtige nummer over de vriendschap van de jonge jongen en een oude man kan ik niet vaak genoeg horen.
En ik ben niet de enige. 9 andere artiesten staan op een lijstje van artiesten die het nummer coverden. Ook op YouTube zie je dat het nummer velen inspireert. Clark blijkt een geweldige schrijver, waar vele groten van deze aarde van profiteerden, John Denver, Johnny Cash en The Everly Brothers om er maar een paar te noemen.
Dus luister ik keer op keer naar dit nummer en ben ik blij met live versies die op YouTube staan. Dankzij de aankondiging weet ik nu dat het nummer gaat over de vriend van zijn oma. Niet zijn eigen opa, maar wel iemand die die rol had. Op deze manier is zelfs Country dragelijk. Prachtig breekbare stem, zonder enige pathetiek, terwijl dat met dit verhaal zeker had gekund.
I played the Red River Valley
He’d sit in the kitchen and cry
Run his fingers through seventy years of livin’
And wonder, “Lord, why has every well I’ve drilled gone dry?”
We were friends, me and this old man We’s like desperados waitin’ for a train Desperados waitin’ for a train
He’s a drifter, a driller of oil wells He’s an old school man of the world He taught me how to drive his car when he was too drunk to And he’d wink and give me money for the girls And our lives was like, some old Western movie Like desperados waitin’ for a train Like desperados waitin’ for a train
From the time that I could walk he’d take me with him To a bar called the Green Frog Cafe There was old men with beer guts and dominos Lying ‘bout their lives while they played I was just a kid, they all called me “Sidekick” Just like desperados waitin’ for a train Like desperados waitin’ for a train
One day I looked up and he’s pushin’ eighty He’s got brown tobacco stains all down his chin Well to me he was a hero of this country So why’s he all dressed up like them old men Drinkin’ beer and playin’ Moon and Forty-two Jus’ like desperados waitin’ for a train Like a desperado waitin’ for a train
The day ‘fore he died I went to see him I was grown and he was almost gone. So we just closed our eyes and dreamed us up a kitchen And sang another verse to that old song (spoken) Come on, Jack, that son-of-a-bitch is comin’
We’re desperados waitin’ for a train Was like desperados waitin’ for a train
32 songs. Met dank aan Nick Hornby. Een serie over liedjes die mijn leven op de een of andere manier raakten.
Een goede buur is beter dan een verre vriend. Dus bouwen de buren samen een garage. Ze helpen elkaar, ze houden er allebei een mooie garage aan over, de problemen met het parkeren van de auto aan de drukke straat zijn voorbij. Slechts een detail wordt niet goed besproken. Jouw oprijlaan ligt gedeeltelijk op grond van de buurman. Maar omdat je daar toch niet parkeert, heeft de buurman daar geen probleem mee.
Tot op een dag de buurman niet meer met je praat. Er is iets gebeurt. Ruzie. En hij besluit dat jij niet meer over zijn grond mag rijden. Een dag later begint hij met de bouw van een muurtje. Het muurtje staat volledig op zijn grondgebied, dus daar kun je niets tegen doen. Met lede ogen zie je het muurtje verschijnen. Met de fiets kun je er nog net tussendoor, maar met je auto, uitgesloten. En je garage is vanaf die dag volledig nutteloos. En de auto moet je ook nog weer eens elders parkeren…
Ik zal het maar meteen toegeven: Ik heb helemaal niets met carnaval. Ik begrijp het niet. Een grappig bedoeld pak aan doen, een nep-prins met een absurd hoofddeksel, erg veel erg foute muziek, mensen die door de alcohol niet meer weten wat het woord fatsoen betekent, ik begrijp het gewoon niet.
Bijna dertig jaar geleden vierde ik het geloof ik voor het laatst. Kindercarnaval. Als kind vind je verkleden prachtig, is de humor van het feest ongeveer op het juiste niveau en vier je dus graag mee. Een keer per jaar kwam de hele jeugd van Goor samen bij de Zon, de discotheek die later, veel later, ten onder ging aan hasj, coke en pillen. En daar kon je ook meedoen aan de playbackshow. In 1980 had ik net Andre van Duin ontdekt als een van mijn favoriete artiesten. Als klein voetballertje was het dan ook geweldig dat hij een plaat opnam met het Nederlands voetbalelftal, op weg naar het later totaal mislukte EK voetbal in Italië.
Ik kocht de single, ik had net een pick up (mijn tweede single werd ‘Another brick in the wall‘ van Pink Floyd, mijn smaak ging blijkbaar snel vooruit) gekocht van mijn spaarcentjes. Deze single konden we dus goed oefenen. Met zijn vieren schreven we ons in als Andre van Duin, ik mocht de microfoon, die toch niet aanstond, vasthouden. We werden tweede. Een bon van liefst 7,50 gulden, die we dus met zijn vieren mochten verdelen. Ik kan me nog herinneren dat ik bij de speelgoedzaak iets mocht uitzoeken en dat mijn moeder genereus mijn deel (1,88) naar een rijksdaalder ophoogde. Mijn zusje, verlegen als ze was, deed in de jongere leeftijdsklasse mee en won in haar eentje met een Bloemetjesgordijn maar liefst een tientje.
Een jaar later werd het feest niet meer georganiseerd, de carnavalsverenigingen gingen hier een voor een ten onder aan gebrek aan leden, zelfs een raad van 11 samenstellen bleek niet meer mogelijk. Ik heb het feest nooit gemist sindsdien.
Maar voor degenen die dit weekend wel als het hoogtepunt van hun kalenderjaar zien: Veel plezier!
Ruim vijf weken oud en ik heb nu echt wel door dat ik Suus heet. Ik hoor die naam heel vaak. Iedereen schijnt het een leuke naam te vinden, al geloof ik ook dat iemand die het geen leuke naam vindt, dat niet zal zeggen tegen papa en mama.
Maar ik begrijp nog niet goed waar al die andere namen vandaan komen. Potearpl had de kraamhulp het de hele tijd over. En papa en mama praten ook vaak over Inie Minie, maar ik geloof dat dat komt omdat ze mij zo noemden voordat ik geboren werd. Wist je trouwens, even roddelen, dat papa en mama zelfs op de weg naar de operatiekamer waar ik geboren ben, nog aan het discussiëren waren over een jongensnaam? Maar goed dat ik een meisje ben, dat was een stuk makkelijker.
Sommigen noemen mij ook Suusespuus, ik hoop dat mijn toekomstige klasgenoten dat niet lezen, anders gaan ze mij daar mee uitschelden. Verder hoor ik dingen als schattie, drollie, lekker ding en blondie. Driftkop, draaikont en meidje. Ik weet het ook allemaal niet meer. Als mama mijn luier verwisselt noemt ze me Poepchinees, terwijl papa het houdt bij Poeperd of Stinkerd. Mama noemt me soms ook Tante Pollewop. Ik zou niet weten wie ze daarmee bedoelt, want ik heb al vele tantes op bezoek gehad, Marion, Roos en Mariël, ook oudtantes waren er al, maar Pollewop ken ik niet. En tenslotte hoor ik zo nu en dan Dikkop. Ook niet aardig. Klopt, ik ben iets gegroeid sinds mijn geboorte, maar om me daar nu om uit te schelden, ik moet toch groeien?
Volgens mij stond er maar één naam op mijn geboortekaartje, dus waarom al die andere namen terugkomen, ik snap het niet.
Winston Bogarde wordt meestal als voorbeeld genoemd van de profiteurs van het Bosman arrest. Een contract tekenen voor vele jaren tegen een gigantisch salaris en daar (bijna) niets voor hoeven te doen. Al twee jaar zit Bogarde niet meer bij de selectie van Chelsea, hij traint met een jeugdteam mee, maar speelt geen wedstrijd.
Vroeger, toen we al vonden dat een paar miljoen erg veel geld was voor een voetballer (wie herinnert zich nog de 14 miljoen gulden voor Gullit?), zeiden we gekscherend wel eens dat we voor de helft van dat bedrag opde bank wilden zitten. Tegenwoordig, met topclubs die meer dan 40-50 spelers onder contract hebben staan, is op de bank zitten al een hele prestatie. Tenslotte heb je dan meer dan de helft van de selectie achter je.
Door een flinke vertraging kreeg ik de kans Madrid in te gaan. Weliswaar kostte het me vele uren slaap, maar die kon ik in het vliegtuig wel weer inhalen. Na een uurtje in het centrum te hebben rondgelopen, keek ik op de kaart waar ik mijn tweede en laatste vrije uur zou doorbrengen. Pas toen viel het me op dat niet ver van het hotel waar ik me net na de lunch moest melden een metrostation was dat ‘Bernabeu’ heette. Tien minuten later stond ik bovenaan de trap van dat metrostation te kijken tegen de zijkant van het stadion van Real Madrid. Midden in de stad, zoals zo vele oude stadions.
Een wandeling door het stadion was mogelijk. Dus al snel stond ik met 2 Italianen en een Aziaat op de bovenste ring te genieten van de grootheid van het stadion. In drie kwartier zag ik erg veel: de presidentiele box, de kleedkamer van de tegenstander, het museum met een prachtige eregalerij met foto’s van iedere speler die ooit het shirt van Real Madrid aan mocht trekken en vooral vele bekers en trofeeën.
Het meest verbaasde me echter de bank. Niet zo maar een dugout, zoals we die bij GFC ook hebben. Zelfs geen luxe uitvoering, waarin meer spelers zouden kunnen dan de 4 en Gea zoals bij ons. Nee, ik zag een rij stoelen die in menig bioscoop jaloezie zou opwekken. Ik keek en dacht met pijn aan de vliegtuigstoel waar ik de komende 12 uur in zou moeten zitten. Dit was een bank om nooit meer te willen voetballen.
Twee rijen luxe stoelen met een afdak, met daarnaast nog eens een dug out zoals we die kennen, voor de trainers, verzorgers en begeleiders van het team. Dit was een reservebank waar ik met plezier elke week zou willen zitten. Ineens begreep ik al die sterren die voor Real tekenen. Slechts 11 van hen kunnen spelen. Tijdens de wedstrijd mogen 3 van hen nog even bewijzen dat de trainer voor de verkeerde 11 koos. Maar de meerderheid zit gewoon op de bank. En waar kun je de wedstrijd beter bekijken als van deze bank. Honderdduizend Madrilenen werken de hele week hard om een kaartje voor deze wedstrijd te kopen, maar zitten ergens boven in een hoek te staren naar de poppetjes ver beneden hen. Op die bank zit je beter dan de voorzitter in zijn Presidentiële vak van de eretribune. Je ziet het spel goed, terwijl je heerlijk kunt uitrusten. Voor de wedstrijd mag je nog even met een bal spelen op het veld. Voor een seizoenskaart van vergelijkbare kwaliteit ben je een kapitaal kwijt.
Oh mocht ik toch eens in mijn leven het rugnummer 36 krijgen op dat prachtige witte shirt. Ik zou zelfs een plek op de tweede rij van de reservebank accepteren. Ik zou een contract voor een jaar tegen een onkostenvergoeding zonder nadenken ondertekenen. Helaas zit het er voor mij niet in. Ik ben bang dat het toch bij deze ene gelegenheid blijft: een foto gemaakt door een Portugees, terwijl ik op de bank zit. Dat het juli is vergeet ik liever even.
Februari 2009: Teruglezen lijkt het erop dat deze column door vele Nederlandse voetballers is gelezen. Het inherente advies is tenslotte opgevolgd. Op dit moment zitten hier wekelijks al snel drie, vier Nederlandse spelers.
Bert Klunder – Een lijk kan heus wel even wachten (09-003)
De twee woorden op de voorkant die een andere kleur hebben zijn ‘heus wel’. Deze woorden zeggen veel. Bert Klunder was een bijzonder man. Een cabaretier die ik leerde kennen via de RVU-serie ‘Mannen voor vrouwen’. Hij las daarin wekelijks een column op en ik hoor hem zo ‘heus wel’ oplezen. ‘Heus wel’ is volgens mij een typische Klunder uitspraak. Hij blonk uit in mannen met een mening over de wereld. Tot in 2006 hij ineens overleed. Postuum kwam dit boek uit. Met de titel die een vreemde lading krijgt, waar je als lezer ineens een manuscript leest dat nooit af is gemaakt. Omdat het niet kon.
Als extra werden teksten van twee programma’s toegevoegd en een CD waarop Hans Dorrestijn een tekst van Bert Klunder voorleest. Wat mooi is, maar tegelijkertijd ook jammer. Want Klunder is, net als Hans Dorrestijn, Jules Deelder, Kees van Kooten, Remco Campert en Bart Chabot een van die schrijvers die je eigen werk hoort voorlezen wanneer je het leest. Daar heb je geen CD voor nodig. Je ziet gewoon die man met die bril zitten op een podium (helaas moet ik het me voorstellen, ik heb het nooit zelf gezien), een trui aan die iedereen hem had afgeraden, maar je hoort hem gewoon hardop denken, ‘ze komen toch voor mijn teksten, niet voor mijn trui’, bijna geen attributen, dat lijdt maar af, ietwat norse blik. En dan vertellen. Want vertellen kon Klunder.
Het verhaal over Joop die op een dag zijn vrouw vermoordt (“Dingen die al te lang waren blijven liggen. De administratie, de vloer dweilen en José doodmaken”) is een mooie verzameling randfiguren, waarin je elke keer weer Klunder zelf ziet, zonder dat dat een probleem is. En elke bijrol heeft nut, elke nevenfiguur heeft weer prachtige uitspraken.
De pianostemmer: “Vrouwen willen altijd iets met z’n allen. (..) ‘Laten we met z’n allen naar het bos gaan’. (..) Alsof het leuk is om met z’n allen naar het bos te gaan. Een bos is niet bedoeld voor met z’n allen. Als een bos bedoeld was voor met z’n allen, dan was het wel een voetbalstadion geweest. Maar maak dat een vrouw maar eens duidelijk.”
De overspannen docent: “Wat is ertussenuit gehaald? De moeite. Terwijl, alles is met moeite. Denk je nou heus dat Rembrandt van Rijn die Nachtwacht tussen twee houseparty’s door in elkaar heeft geschilderd? Nee, meneertje. Daar is-ie echt wel een paar middagen voor gaan zitten. Maar het resultaat was er dan ook naar. Daar hoef je tegenwoordig niet meer mee aan te komen. De moeite is weg. Alles moet maar makkelijk.”
Huisvriend Henk: “Zelfs een vlieg is intelligenter dan een computer. Probeer jij maar eens een vlieg dood te slaan. Het beest berekent binnen een fractie van een seconde vluchtsnelheid en vluchthoek en vervolgens ben je hem voor eeuwig kwijt. En dan moet daarna eens voor de gein, omdat je toch aan het experimenteren bent, met een hele grote honkbalknuppel op je computer aflopen.”
Meneer Raaf: “En tussen de buizen van dat hekje, ik lief het niet, heeft iemand van de Albert Heijn tijdens mijn afwezigheid een plastic bord aangebracht, met daarop de tekstregel: ‘Leuk dat u er bent!’. Er lopen daar criminelen naar binnen. Kinderverkrachters. Leuk dat u er bent! Welke gek heeft dat bedacht? Leuk voor wie? Is er een lid van het personeel wiens dag niet meer stuk kan als ik daar een potje appelmoes ben wezen kopen?”
De visser: “Als je nou, heel objectief, in de geschiedenis gaat kijken dan was er voor 1910 niet zoveel aan de hand in de wereld. Toen liep het als een speer. En toen mochten de vrouwen stemmen, in 1910, en toen zag je gewoon alle achteruit hollen. Vier jaar later brak de Eerste Wereldoorlog uit. Hebben ze het twintig jaar rustig weten te houden en toen kwam de Tweede Wereldoorlog. Dat was ook niet echt een succes, achteraf.”
De twee shows na het titelverhaal zijn leuk, maar hadden niet perse in het boek gehoeven. Het verhaal is namelijk niet af, maar wel ijzersterk. Het is wel een prachtig typisch Klunder verhaal. Het is een prachtig testament van een kunstenaar. Een van de meest onderschatte kunstenaars van dit land. Want dat Nederland een stuk saaier is zonder Bert Klunder lijkt me geen punt van discussie.
Nummer: 09-003
Titel: Een lijk kan heus wel even wachten
Auteur: Bert Klunder
Taal: Nederlands
Jaar: 2007
# Pagina’s: 263 (791)
Categorie: Fictie
ISBN: 978-90-468-0081-2
Na jaren van alles te hebben gedaan, werd het onderwijs mijn eerste echte vaste baan. Na een jaartje waarin je vooral druk bent met lesgeven, begon ik om me heen te kijken. Ik zag dat er van alles misging, dat er veel te verbeteren viel. Met het gebruikelijke enthousiasme van de nieuwkomer en jeugdige overmoed (in het onderwijs val je tot ver in je vijfde decennium onder jeugd) begon ik plannen te maken, verbeterpunten aan te geven, onderwijl meedenkend met zij die wel wat te zeggen hebben, door verbeteren en bezuinigen in elkaar te laten vallen.
Het werkt niet. Na een aantal keren mijn neus te hebben gestoten, kwam ik tot de conclusie dat je in het onderwijs op slechts twee manieren wat kunt veranderen. Van binnenuit, daarvoor moet je likken naar boven, trappen naar beneden en zo snel mogelijk af van die ene taak die je werkin de weg zit: les geven. En laat ik dat nou net het leukste aspect vinden van het docent zijn. Dus blijft over van buitenaf. De politiek dus. Net rond die tijd startte mijn politieke partij (Groen Links dus) een lerarenkorps. Eens in de zoveel tijd een groep gemotiveerde docenten bij elkaar zetten en de zittende politici voorzeggen wat er aan de hand was.
Leuke, edoch chaotische bijeenkomsten, ik ging er graag een aantal keren voor naar Utrecht. Het plan rees, dit kan ik zelf ook. 2007 was nog te snel, maar in 2011 zou ik namens GL de Tweede Kamer in. Ik bezocht een ledenvergadering in Hengelo (mijn gemeente heeft geen lokale afdeling), ging mee naar een congres en las vele stukken.
En toen ging het mis. Het lerarenkorps werd minder belangrijk, alleen VMBO leraren werden nog uitgenodigd, daarna ging het korps over naar een andere fractiemedewerker, uiteindelijk volgde de sterfhuisconstructie; al meer dan twee jaar geen activiteit. Ik zag mezelf niet als eenling de lokale raad ingaan, zeker niet als ik daarvoor ook nog eerst die lokale afdeling moest oprichten. Rechtstreeks de kamer in dan maar, maar hoe moet ik me profileren? Mijn weblog te lezen via Planeet Groen Links zal wel niet genoeg zijn. Zelfs al stem ik mezelf al maanden de Top tien in.
Altijd al mijn probleem geweest. Genoeg goede ideeën, brede belangstelling en overal over mee praten, maar mezelf verkopen (überhaupt verkopen trouwens) gaat gewoon minder. Ik heb door dat 2011 te kort dag wordt. Het gaat niet meer lukken. De beste kans voor 2011 is als infiltrant bij de PVV of TON binnenkomen en pas na beëdiging vertellen dat het allemaal een geintje was.
Ik weet ook niet of het nog wel mijn ambitie is. Is politiek wel mijn wereldje? Is het niet veel leuker om gewoon les te blijven geven, stukjes schrijven voor het clubblad van de voetbal en mijn eigen weblog en ondertussen mijn dochter de fles te geven? De vraag stellen is ‘m beantwoorden.
Maar ooit zal het er van komen. Onlangs kwam ik een reader tegen die ik tijdens saaie hoorcolleges eind jaren tachtig van allerlei teksten voorzag. Songteksten van de Tröckener Kecks, Neil Young en World Party, opstellingen van fantasievoetbalteams en een planning voor de jaren negentig. Die planning was twintig jaar later bijna eng. Op de volgorde na, kwamen alle plannen een decennium later uit, inclusief de wereldreis, het werken bij de Olympische Spelen en het betaald krijgen om te gaan skiën. Dus ooit zal ik in die Tweede Kamer belandden. Misschien over een jaar of 14, als mijn dochter mijn dagelijkse adviezen zat is. Dus zonder tussentijdse kabinetscrises, is mijn vizier bij deze bijgesteld. Ik stel me kandidaat voor de Tweede Kamer verkiezingen van 2023. Ik neem aan dat ik de eerste ben.
Armoede kennen we niet in Nederland wordt wel beweerd. Iedereen heeft tenminste telefoon, televisie, een dak boven het hoofd en beleg voor op het brood. Nog niet zo lang geleden was een toilet in de tuin echter gebruikelijk. Maar de recessie slaat blijkbaar hard toe, een straat verderop is de pot al weer waar hij vijftig jaar geleden ook stond bij de meeste mensen: in de tuin. Maar een klein beetje privacy was toch wel mogelijk geweest?
Anderhalf jaar geleden schreef ik voor het eerst over Roosbeef. Niet dat ik nu claim er vroeg bij te zijn, ze won tenslotte drie jaar geleden al de Grote Prijs van Nederland. Afgelopen vrijdag heb ik voor het eerst een concert van haar bezocht. In het voorprogramma een plezierige verrassing: Paulusma. Ooit gitarist van Daryll Ann, vijftien jaar een goede band in Nederland. Tegenwoordig is Jelle solo, al had hij wel een band van vijf andere leden om zich heen om solo te spelen. Leuke muziek die dan weer richting het melodieuzer werk van Pink Floyd neigde, dan het repetitieve van The Verve in zich had, maar ook The Doors leken een beslissende invloed te hebben gehad. Goede opening van de avond, zonder toegift, hij moest naar zijn broer die vader was geworden.
Roosbeef was overdonderend. Prachtige teksten, onderkoelde humor, romantische kijk op het leven, ze maakt haar reputatie volledig waar. Jong als ze is, staat ze toch als een door het leven gemerkte zangeres op het podium. Oprechte verbazing als ze zich afvraagt ‘ga je op vakantie dan?’ in het nummer Jongen gaat het leger in. De boerderij waar ze opgroeide krijgt een prachtige ode en Onder invloed is een van de mooiste liefdesliedjes in jaren. Soms komt ze ietwat verlegen over, dan weer staat er de zelfverzekerde jongedame die vorig jaar een prachtig debuutalbum (als ik de recensies mag geloven) afleverde, met de geweldige titel “Ze willen wel je hond aaien, maar niet met je praten”. Ze is ook adrem, te verwachten van iemand die dergelijk mooie teksten kan produceren.
Een oud concert van haar is te beluisteren via Fabchannel. Ook via YouTube heb je op dit moment de kans om 46 filmpjes van haar te bekijken. Last FM tenslotte heeft ook veel nummers van haar. Een eigen opname van Bouwvakkers gespeeld in Deventer (slechte kwaliteit, mijn camera, niet haar zang) als bonus.
Prachtige zangeres, ze zal nooit zo groot worden als de Borsato’s van deze wereld (gelukkig maar), maar ze verdient zeker veel steun. Gaat haar zien!