Goal, Februari 2002
Vanaf het perron heb ik een ideaal uitzicht op het trainingsveld. Het is woensdagmiddag, de vaste trainingsmiddag bij de meeste amateurclubs voor de jongste jeugd. Op de lagere school hebben ze die middag vrij, dus hebben ze dan voetbaltraining. Er zijn twee groepen aan het trainen, ik gok F-jes en E-tjes, ik kan het niet precies zien, maar het zou me verbazen als ze ouder dan dat zijn.
De ene groep doet een warming-up, zoals die zo vaak te zien is op het voetbalveld. Volgens mij was het Ajax die er ooit mee begon, Sonny Silooy was degene die de leiding had. Heen en weer, dwars over het veld, diverse oefeningen doen. Alle spieren worden eventjes belast, iedereen kan goed warm beginnen aan training of wedstrijd. De andere groep, in de andere hoek van de training, is bezig met een loopoefening met een hoop pionnen. De eerste groep gaat nu verder met een sprintoefening, waarbij de jongens elke keer moeten sprinten in een lijn tot bij de trainer, die zich elke keer op een andere afstand plaatst.
Ik zit dus nu al een tijdje te kijken, maar zie nog steeds aan de zijkant van het veld dat net met die ballen liggen. Ik kan me herinneren dat ik al eens eerder met stomme verbazing twintig minuten naar dit soort oefeningen heb zitten kijken. 20 minuten zonder dat er een bal geraakt wordt. Is dit soms een atletiekclub?
Ik kan inderdaad niet wapperen met een voetbaldiploma, ben niet precies op de hoogte van het masterplan van Van Gaal (of hoe dat ook moge heten), maar ik denk dat ik als ex-jeugdleider toch wel mee mag praten als het gaat over voetbal bij de jongste jeugd. En wat ik hier zit te kijken, is volgens mij een demonstratie van onkunde. De trainers trainen de jeugd van nu, zoals de senioren in de jaren ’50 en ’60 getraind werden. Veel conditieoefeningen, inzet is belangrijk, of zoals Frits zijn team al noemde in de Gouden 12: D’ran of gin vrett’n.
Volgens mij zijn er maar twee dingen echt belangrijk als het gaat over voetbal bij de jeugd. Ten eerste moeten ze wat leren, elke keer weer, maar vooral moeten ze plezier hebben in het spel. De twee gaan bijna altijd samen. Dingen die niet belangrijk zijn, vooral niet bij de jongste jeugd zijn conditie, resultaat, tactiek, verdedigen en kampioenschappen. Het is mogelijk om van een pingelaar een goede voetballer te maken, maar andersom is het onmogelijk om een redelijke speler op zijn 16e nog te leren pingelen.
Het Nederlandse voetbal heeft altijd bekend gestaan om het voetbal over de vleugels. Bekende spelers uit het (recente) verleden, zoals Moulijn, Keizer, Swart, Tahamata, Van ’t Schip en Overmars waren vleugelspelers. Spelers die een mannetje konden passeren, spelers die een kans konden creëren. De beste jeugdopleiding van de wereld stond jarenlang in Amsterdam en leverde keer op keer nieuwe talenten af. Sinds de tijd van Van Gaal en Adriaanse komt er slechts sporadisch een talent door. Geluk dus, een echt talent komt tenslotte altijd bovendrijven, wel of geen jeugdplan. Maar op het echte topniveau zijn het nog altijd de creatieve spelers die de dienst uitmaken, de spelers die een actie kunnen maken, degenen die een wedstrijd kunnen beslissen. Zidane en Beckham, maar zeker ook vleugelspelers zoals Rivaldo, Giggs en Figo.
Willen we dus weer meetellen, dan moeten we dat soort spelers opleiden en dat kan alleen maar als ze de kans krijgen te pingelen. Het enige juiste is dus om de spelers (F-jes en E-tjes) het veld in te sturen zonder opdracht, zonder tactiek. Later kun je beginnen met opstellingen (D en C), maar vooral spelers niet een heel seizoen op een plaats laten spelen. Tenslotte kun je in B en A de spelers wel leren verdedigen en tactisch leren denken. Maar uiteindelijk leren ze meer van het spelen zonder rugdekking en met vleugelspelers, dan van 5 kampioenschappen op rij. Helaas gaat het de jeugdtrainers nog te vaak om het resultaat. “Ik ben kampioen geworden”, is nog altijd een te belangrijke zin in het repertoire van de leider.
Ik heb gelukkig de indruk dat we bij GFC niet trainen zoals bovenstaande trainers. Niet alleen zijn er in de selectie veel jongere jongens doorgebroken de laatste jaren, ook de wat minder getalenteerde spelers blijven plezier houden in het spelletje. A2 en het 8e zijn net zo belangrijkvoor een club als het eerste. Mocht het lukken om van elke lichting F-jes de helft in de selectie te krijgen, terwijl de andere helft bij de club betrokken blijft, op welke manier dan ook, en dus niet voortijdig afhaakt, dan doen we het goed als club. Een zware taak voor de jeugdleiders van nu, maar zeker ook een uitdaging.