De eerste twee ronden had ik al overleefd, terwijl ik vanochtend nog niet eens wist dat ik mee zou doen. En ik zag perspectief. De winnaar mag naar de Olympische Spelen. Drie plekken heeft Nederland, de eerste twee zijn al vergeven. Hoogland en Lavreysen zijn natuurlijk buiten categorie. Nu heeft ons land meerdere goede sprinters, maar die doen blijkbaar niet mee vandaag. Ik begreep dat Buchli en Bos voor andere onderdelen hebben gekozen. Wat er vandaag fietst is niet bijzonder.
Tussen de ritten door lees ik de reglementen eens goed door, maar mijn perceptie klopt. Als ik vandaag win, mag ik naar de Olympische Spelen. Waarschijnlijk ben ik dan de oudste debutant ooit, maar dat zal mij een zorg zijn. In de kwartfinale heb ik drie heats nodig, mazzel met de loting als ik in de beslissende heat uit het wiel mag komen.
Na de eerste heat van de halve finale is er een briefing. Er staat iemand van alles uit te leggen naast een flipover. Een trainer van de KNWU komt naast me zitten en begint tegen me te fluisteren. Dat ik moest oppassen niet de plek van een jong talent in te pikken, hij wees op een jongetje dat in de andere halve finale staat. ‘Het zou voor hem een mooie ervaring zijn’, vervolgt hij zijn betoog. Dan kijkt hij mij aan en wijst me op mijn overgewicht, mijn leeftijd en mijn bovenbenen. Vooral dat laatste triggert me. ‘Heb je die benen van Hoogland wel eens gezien”, laat ik hem weten. Juist nu neem ik me voor om te winnen. Ik heb weliswaar tot en met gisteren nog nooit op een baanfiets gezeten, sterker nog, ik zit met een voetbalshirt en hardloopbroek op de fiets, het ziet er niet uit, maar ik kan wel sprinten. Blijkt. Even later win ik mijn halve finale.
Nog een keer komt er iemand met me praten. Dat ik mijn punt gemaakt heb. Dat het een leuk geintje was. Maar dat ik op de Spelen toch helemaal niets te zoeken heb. Ik geef hem gelijk, tegen de toppers zal ik kansloos zijn, maar de Spelen meemaken lijkt me al geweldig. Ik citeer De Coubertin: ‘Meedoen is belangrijker dan winnen”, die Olympische gedachte kan en wil ik uitdragen.
In de finale mag ik tegen het talent. Ik dring hem de kop op, hij is te druistig. Hij probeert me te lossen, maar ik kom er net overheen, een paar millimeter op de streep. Nog een keer winnen en ik ben er. Iedereen is hier tegen me, zelfs het publiek, maar dat maakt me alleen maar vastberadener. Een half uur later win ik ook de tweede heat, hij had me zonder problemen kunnen lossen, maar is mentaal niet sterk genoeg. Ik mag naar de Olympische Spelen.
En dan word ik wakker. Zaterdagochtend. Eigen bed. Vreemde droom.