Het symbool van de stad Santo Domingo is voor mij de avenida Duarte. Genoemd naar de vader des vaderlands, oftewel de generaal die de vrijheidsstrijd leidde in de vorige eeuw en de republiek stichtte, is het de belangrijkste inkoopstraat geworden van de moderne stad. Wanneer de Dominicanen het over el Duarte hebben dan bedoelen ze niet de autopista, de calle, de puente of het stadsdeel, maar het gedeelte van de straat tussen de 27 de Febrero en de avenida Mella. Daar waar de grote warenhuizen zitten en vele andere belangrijke winkels.
Om te winkelen heeft een wereldstad als Santo Domingo, in de volksmond La Capital genoemd, natuurlijk vele mogelijkheden. El Conde is vrij bekend, maar het voetgangersgedeelte zal nooit erg populair worden, de prijzen liggen er hoger, het is meer geschikt voor toeristen en mensen die een dagje de stad in willen, niet zozeer om iets te kopen, maar om er uit te zijn. Op meerdere plekken in de stad zijn tegenwoordig malls, Amerikaanse stijl te vinden. Overdekte winkelcentra, waar de airconditioning voor een aangename temperatuur zorgen en de winkels netjes geordend zijn. Maar die malls zijn er voor de rijkere upperclass, die ook in een derdewereldland aanwezig is, de ‘gewone’ Dominicaan zal er niet komen.
De avenida Mella, genoemd naar de belangrijkste adjudant van Duarte, komt nog het dichtst in de buurt. Vooral het gedeelte vlak bij de Duarte is vrijwel gelijk. Maar ook bevindt zich hier de verschrikkelijke Mercado Modelo, een overdekte bazaar waar alle toeristenexcursies naar toe gaan om lekker goedkoop souvenirs te kopen. Dat het niet lekker goedkoop is weten die toeristen nooit, ze hebben niet de tijd om 4 blokken verderop te kijken, omdat de bus ze weer vlak voor de bazaar oppikt, op weg naar de volgende attractie van de oude stad. Blijft over de Duarte.
Het is moeilijk te beschrijven wat deze straat nu zo uniek maakt. Een poging. Neem het Waterlooplein en de Kalverstraat samen, met twee keer zo veel mensen. Het is er namelijk altijd druk. Zonder uitzondering, zelfs op zondag zijn er vele mensen. Behalve de winkels en warenhuizen proberen velen een graantje mee te pikken. Dus is er een soort van markt op de stoep ontstaan. Officieel officieus zeg maar. Het mocht niet, maar toch weer wel, want het viel niet te stoppen. Dus dreunt de merengue je tegemoet vanuit vele boxen die de ambulante verkopers van illegale cassettebandjes (de laatste albums voor een paar guldens), struikel je over de verkopers die niet eens een eigen stand hebben, maar wel van alles aan je proberen te slijten, vooral riemen, petjes, tandenborstels, sinasappels, water, ijsjes en loten voor een mogelijk miljoen. Want ook al heeft men weinig te besteden, gokken zit ze hier in het bloed, wie weet win je een hoop geld en hoef je nooit meer te werken!
Van de verkopers fascineert mij de tandenborstelverkoper. IJsjes en waterzakjes kan ik me voorstellen. Het is altijd warm, in deze drukte winkelen is niet eenvoudig, dus iets verfrissends is altijd welkom. Maar een tandenborstel? Ervan uitgaande dat er heel weinig mensen zijn die per jaar meer dan 4 tandenborstels gebruiken (ik denk dat meer dan 2 al optimistisch is, maar laten we uitgaan van 4), dan koop je dus een keer per kwartaal een nieuwe borstel. Niet echt een product dat ik op straat zou kopen, maar het zou kunnen. Zelfs al zou ik dat elke keer wel doen, dan nog kan die ene verkoper maar een paar peso per jaar aan me verdienen, want als de tandenborstel te duur wordt, koop ik niet bij hem. Hoe kan iemand daarvan leven? En als het er nu een was…
Ook kan ik me moeilijk voorstellen een paar schoenen te kopen van een marktkoopman hier. Tenslotte ontbreekt de mogelijkheid even rustig te passen en een stukje te lopen. Het is namelijk altijd druk op de stoep en dan heb ik het nog niet eens over de troep die er ligt. Niet echt eenvoudig om een paar schoenen te passen dus. Maar de schoenenwinkels zijn nog erger. Wie ook maar iets langzamer durft te lopen in de buurt van een schoenenzaak is de klos. Er staan namelijk altijd een handvol verkopers op de stoep die je naar binnen praten. Eenmaal binnen is rustig rondkijken uitgesloten. Er staat namelijk continu een verkoper mee te kijken. De kans dat je een schoenenwinkel tegenkomt waar meer klanten zijn dan verkopers is ongeveer net zo groot als de kans op een witte kerst hier. De verkoper kijkt mee en adviseert. Een voordeel is wel dat je altijd kunt afdingen. De concurrentie is moordend, dus de eerste verkoopzin is altijd: “Hier zit nog korting op”, het sein om te beginnen met een lage prijs en te dreigen naar de volgende zaak te lopen. Hoe de jongelui betaald krijgen is me een raadsel, want met de lage prijzen kan de winstmarge nooit groot genoeg zijn om een fatsoenlijk salaris te garanderen, dus ik neem aan dat ze op provisiebasis werken, wat meteen verklaart waarom ze zo opdringerig aanwezig zijn en ook zelf altijd thuis op het paar lopen dat je op dat moment past.
Winkels zijn in dit land hoe dan ook goede werkgevers. Bij de aankoop van een simpel product in een warenhuis komen heel wat mensen kijken. Toen ik hier werkte, kocht ik een radiocassetterecorder, zodat ik niet de hele dag naar de merengue hoefde te luisteren. Omdat ik niet van plan was het ding mee naar huis te nemen, zocht ik een zo goedkoop mogelijk apparaat. Dus kwam ik naar Plaza Lama op de avenida Duarte. Eerst neemt bij de ingang iemand je tas in bewaring, winkeldiefstal wordt al een stuk moeilijker. Eenmaal bij de radio’s is er het afdelingshoofd die me een verkoper stuurt, die me naar de dure apparaten probeert toe te praten. Hoe blanker hoe rijker is hier een regel, dus ik zou wel goed zijn voor een stereotorentje. Ik eindigde bij een toestelletje van vijf tientjes. Hij bracht me naar de balie waar een collega een bon schreef en met die bon moest ik naar een andere balie. Daar nam iemand de bon en ging met de bovenste kopie naar het magazijn. Ik neem aan (want dat heb ik niet zelf gezien) dat er iemand in het magazijn de radio voor hem opzocht. Eenmaal terug moest ik met de bon en de verkoper met de radio naar de kassa, waar een meisje een rekening maakte, die ik bij een ander meisje mocht betalen, waarna een derde jongedame mijn radio inpakte. Voordat ik naar buiten kon moest ik nog langs de bewaking die mijn bonnetje controleert met de radio en tenslotte kreeg ik bij de tassen mijn eigen tas terug. Een stuk of tien personeelsleden waren dus bezig met mijn aankoop, en dan heb ik er vast nog wel wat vergeten.
Warenhuizen, schoenenwinkels, marktkraampjes en ambulante verkopers, dat is ongeveer het geheel. Daar komen dan nog bij de bezoekers. De klanten. De kopers. Dominicanen leven voor het moment. Meestal noodgedwongen, het salaris laat niet toe dat er gespaard wordt, dus alleen het laatste salaris kan gebruikt worden. Vlak voor de kerst is het dan ook erg druk. Wat heet druk. Ik liep er een dag voor de kerst (de belangrijkste kerstdag hier is de noche buena, de 24e ’s avonds) en kon me nauwelijks voorwaarts bewegen. Toen het ging regenen was het helemaal gezellig. Op de stoep probeerde iedereen zijn waren in veiligheid te brengen, terwijl de shoppers allemaal pogingen doen niet nat te worden. Dames met plastic zakken over het hoofd zijn geen uitzondering, grote groepen mensen die onder het afdak stil staan blokkeren het pad voor degenen die snel de volgende winkel naar binnen willen. De ambulante verkopers krijgen nu iedereen bijna over de tenen, dus kunnen ze hun waren erg goed bij de potentiële kopers in het gezicht drukken, wat vooral bij de riemenverkopers (a diez, a diez , anderhalve gulden dus) op een verkapte vorm van sm lijkt. Enige beweging wordt steeds moeilijker. Als je pech hebt sta je net bij de verkoper van Salsamuziek die de grootste boxen heeft. Van die boxen waar een middelgrote discotheek jaloers op zou zijn. En de beste manier om te verkopen is die muziek zo hard afspelen, dat zelfs deze boxen overspannen klinken.

Als de regen is verdwenen zoek ik mijn heil op straat, achter de kraampjes langs lopend zie ik pas hoe ontzettend het druk het is. Slechts sporadisch verschijnt er een auto tussen het volk door, terwijl het hier normaal gesproken vier rijen dik, luid claxonnerend voortkruipt. Een jochie staat vanaf de rand van de stoep in de goot te plassen, zijn moeder is nergens te bekennen. Midden op straat wordt er gevraagd of ik dollars wil wisselen. Ik vertel hem dat ik geen dollars heb, maar hij geeft niet op. Hij vraagt waar ik vandaan kom. Na het antwoord denkt hij even na en vertelt dan dat hij ook een goede koers geeft voor Florines. Hij weet er dus wel iets van, maar bluft weet ik, dus om hem te pesten vraag ik wat hij dan wel geeft voor een Nederlandse gulden. Hij lacht en weet dat hij verslagen is. Ik heb ook geen guldens voor hem, maar ben gewoon nieuwsgierig waarom ik bij hem zou moeten wisselen, omdat ik bij de bank ook een redelijke koers kan krijgen, en dus alleen maar risico loop door op straat te wisselen. Het blijkt dat de winkels buitenlandse valuta nodig hebben om producten te kopen in de VS, de banken verkopen bijna geen dollars.
Over 2 weken is het Reyes feest hier. De drie koningen die in dit land dezelfde functie hebben als Sinterklaas in Nederland. Dan moeten er dus cadeaus voor alle kinderen gekocht worden. Vergeleken met de drukte die dan ontstaat (de winkels zijn dan open van 6 uur ’s ochtends tot middernacht) was het vandaag nog een rustige dag…
(Santo Domingo, Dominicaanse Republiek, december 1999)