Even kijken of het veld de moeite waard was, klein stukje lopen door Volterra. Op het heuveltje naast het veld is een groepje aan het lopen. Springoefeningen, heuvel op. Zonder twijfel voetballers. Als ik bij het veld kom, begrijp ik dat ze daar niet trainen. Wel benieuwd of ze er wel kunnen voetballen. Of hier nog wedstrijden worden gespeeld. Sporen van kalklijnen zijn zichtbaar, waarschijnlijk is hier gevoetbald, maar wel al een tijdje geleden.
Van der Meest, ode aan fotograaf Hans van der Meer. Foto’s van voetbal (-velden) over de hele wereld. Omdat de sport overal ter wereld wordt gespeeld en overal velen plezier bezorgd.
Als Brit wonend en werkend in Italië heeft Parks een klein goudmijntje, zijn dagelijkse leven. Want wanneer je als buitenstaander het land een beetje beter leert kennen en dat een beetje leuk op papier weet te krijgen, is het resultaat per definitie een interessant boek.
Dit keer heeft hij de trein als thema gekozen voor zijn verhalen. Dan verwacht je prachtige beschrijvingen van bijzondere landschappen, mooie steden en andere toeristische hoogtepunten, maar Parks kiest voor een iets andere aanpak. Zijn dagelijkse commute van Verona naar Milaan is genoeg voor het eerste derde deel van het boek. Geen aspect blijft onderbelicht. Het verschil tussen eerste en tweede klasse, wel of niet vooruit boeken, zitplaatsen wel of niet reserveren, medereizigers, stationshallen, conducteurs, tariefstructuur, omroepinstallaties en nog veel meer wat ik ondertussen weer vergeten ben. En met zijn typische Britse humor en relativeringsvermogen is zelfs het kleinste detail de moeite waard om te vermelden. De veranderingen in de loop van de tijd en de onderliggende politieke perikelen, het maakt de Italiaanse trein de moeite waard.
Verder in het boek krijgen we dan toch nog de reisschrijver te zien, wanneer hij heel Italië doorreist op weg naar Sicilië, waar de trein meer een symbolische functie lijkt te hebben dan een optie als vervoermiddel. Hij komt door de boemeltjes langs de kust in Zuid-Italië in de meest bijzondere dorpen, waar men hem vreemd aankijkt wanneer hij zegt dat hij als toerist rondrijdt met de trein.
Parks heb ik ondertussen gelezen over voetbal, zijn buren en nu over de trein. Nog een flink oeuvre te gaan geloof ik.
Citaat: “One of the great advantages of the 6.40 is that it departs from Verona. You don’t have to hang around on the platforms or in the waiting room. Even if you’re fifteen early, you can go right ahead and sit on the train. I make for the last carriage. It has a very particular smell that always affects me deeply when, after the long summer holidays, I return to the trains and another year’s teaching.” (p.20)
Nummer: 21-066
Titel: Italian Ways
Ondertitel: On and off the rails from Milan to Palermo
De stad vonden we niet erg bijzonder, we waren ook op weg naar verder zuid. Maar het bordje stadion had ik al wel gezien, toch even langsrijden. “Laat mij er hier maar uit, rij maar even een rondje”, toen ik de lichtmasten dichtbij zag. Toch de moeite waard, gelukkig waren er wat bouwvakkers bezig in een hoek, waardoor ik even naar binnen kon sluipen.
Van der Meest, ode aan fotograaf Hans van der Meer. Foto’s van voetbal (-velden) over de hele wereld. Omdat de sport overal ter wereld wordt gespeeld en overal velen plezier bezorgd.
“Hier naar rechts”, ze luistert perfect. “Stop!”, schreeuw ik er meteen achteraan. Het blijkt een eenrichtingsstraat te zijn, dat kon ik op het minimale schermpje van Google Maps niet zien. Achteruit de straat weer op, hoe verder? Er staat al iemand naast de auto. Het oude mannetje wijst op het verkeersbord dat we zelf natuurlijk allang gezien hadden. Hij legt uit hoe we moeten rijden, drie keer links en dan een afslag eerder nemen. Hij staat al bij de volgende kruising als we even later om de kerk en het dorpsplein zijn gereden. Hij wijst ons de juiste straat in.
Na nog een paar keer verkeerd rijden, vinden we het geboekte appartement. De buurvrouw staat al naast de auto, als we de motor nog niet hebben uitgezet. “Bel maar aan, maar ik denk niet dat er iemand is.” Ze pakt haar telefoon al. Inderdaad doet niemand open, maar zij heeft de eigenaar al aan de lijn. “Hij komt er over vijf minuten aan”, meldt ze.
En zo gaat het twee dagen lang. Alles en iedereen is behulpzaam, iedereen is vriendelijk, men is gastvrij voor de schaarse toeristen die verblijven in het kleine dorpje in het binnenland, die ervoor kiezen niet aan de kust te gaan zitten. De eigenaar van het appartement overlaadt ons twee dagen met cadeautjes, de eigenaar van de pizzeria praat Duits, omdat hij ooit in Frankfurt heeft gewoond, zijn zoon met downsyndroom bedankt ons netjes als we naar hem zwaaien na onze maaltijd.
Soms zorgt het toeval dat je ergens terecht komt waar je je thuis voelt. Voor bezienswaardigheden en attracties hoef je er niet heen, maar qua gastvrijheid heb ik nergens op het eiland een leuker dorp gezien.
Al weken had ik me erop verheugd. Die boottocht naar de Madalena eilanden werd het hoogtepunt van onze vakantie. Het was alles wat ik hoopte. Ik zat heerlijk op het achterdek, prachtig weer, mooie boot, schitterend blauw water. Bij het eerste strandje konden we even lekker zwemmen, het water was er ontzettend helder.
Tussen de middag hadden we een pauze in het dorpje Madalena, prachtige oude gebouwen, leuke winkeltjes, gezellige terrasjes, we hebben een heerlijk ijsje gegeten. Heerlijk rondgelopen en van de omgeving genoten, wat kunnen die Italianen toch goed sfeer creëren. En ’s middags nog een stop op een idyllisch strandje, waar we heerlijk gesnorkeld hebben. Heerlijk fris even in het water, lekker zwemmen, leuk visjes gezien in het heldere water. Daarna weer lekker op het achterdek gezeten, wat een prachtige dag hebben we gehad. Wat een prachtige excursie!
Tegengas geven had geen zin, we moesten en zouden die excursie doen. Ik had een dik boek meegenomen voor de zekerheid, dit ging een lange dag worden. De boot was al best vol, toen er nog een bus vol Nederlanders aan boord kwam. Mopperend natuurlijk, want de Coronaregels hanteren was onmogelijk, er waren net genoeg bankjes aan boord om te zitten. De eerste stop was al niets, we mochten een natuurgebied niet in, daar hadden de toeristen alles jaren geleden al verpest. Iets verderop mocht er gezwommen worden. Het strandje was al smal, er dreven al tientallen boten en bootjes, ik ben lekker aan boord gebleven met mijn boek.
Tussen de middag naar zo’n dorpje dat in twee maanden genoeg moet verdienen voor een heel jaar. Alle winkels en horeca gericht op de duizenden toeristen die hier elke dag kwamen. Het ijsje smaakte, maar was natuurlijk dubbel zo duur als elders op Sardinie. Het dieptepunt was de middagstop bij een strandje dat al vol lag toen wij er aan kwamen. Eenmaal op dat eiland was er geen schaduw te vinden, maar onze boot vertrok weer, want een paar minuten later kwam de volgende excursieboot ook weer honderden toeristen uitspugen. Na een kwartier al zeven boten achter elkaar. Twee strandjes waar al die duizenden toeristen samen moesten liggen. Ik ben naar een hoog punt geklommen en zag het gepeupel onder mij, wat een ellende. Dit was echt de hel op aarde.
Uit ellende heb ik op een rotsblok wat schaduw gezocht, oncomfortabel, maar ja, de dames wilden zwemmen, dus moet ik met mijn boekje maar proberen niet levend te verbranden hier. Aan het eind van de middag mocht ik in de hitte de auto weer ophalen, ik heb in sauna’s gezeten die minder warm waren. Wat mij betreft nooit weer zo’n excursie!
Op de meeste Italiaanse campings mag je niet zomaar het zwembad in. Voor iedereen is de badmuts verplicht. Snel aanschaffen dan maar, bij deze temperaturen is een dagelijkse plons onmisbaar, daarbij is er een twaalfjarige die elke dag het water opzoekt. Eenmaal in het zwembad zie je dat iedereen zich netjes aan de regel houdt. Met een uitzondering. Een kale man. Ook op de volgende camping zien we dat, twee kale kerels van middelbare leeftijd zwemmen zonder badmuts. En ineens zie ik waarom ‘badmuts’ als scheldwoord wordt gebruikt op menig voetbalveld. Ik zie de voordelen van een kale kop. Maar om nu alles er maar af te halen zodat ik een paar keer geen badmuts op hoef tijdens een Italiaanse vakantie, dat gaat me toch te ver.
De reclame kan ik me nog goed herinneren. Oubollig, maar memorabel. In een Fiat Panda lach je iedereen uit. Op Sardinië kwam ik er veel tegen. Heel veel. Opvallend veel. Want die Panda’s worden toch allang niet meer gemaakt? Er is toch een nieuwere uitgave van de Panda? Die zie je ook wel eens, maar valt lang niet zo op als de vorige versie.
Even zoeken op YouTube leert me dat de commercial uit 1987 is, de doorsnee Panda is dus ruim dertig jaar oud. Valt me nog mee, ze zien er ouder uit. Maar mooi dat vele Italianen oud worden met een enkele auto. Ik stel me zo voor hun eerste auto waar ze geen afscheid van kunnen nemen. Praktisch, degelijk, betrouwbaar. Zo nu en dan een onderdeel vervangen, hopen op kleine deukjes, die kun je negeren. Bestaat er een APK in Italië?
Waarom zou je ook een nieuwe auto kopen? Nieuw koop je voor de buren, daar hoef je niet aan mee te doen. Zo lang je naar de (super)markt kunt, op familiebezoek, een dagje toeren, dan is die oude vertrouwde Panda voldoende. Lach je inderdaad iedereen uit.
Ze staat in de zee, een paar meter van het strand. Water tot haar heup, ongeveer. En ze blijft daar staan. Ze loopt wat doelloos heen en weer, lijkt het. Maar ze doet ook wat bewegingen. Aquagym, zou het op de camping zijn. Maar hier is geen animatie, hier staat ze helemaal alleen. Wat doet ze?
Dan zie ik in haar oor een wit dopje, ze luistert vast naar een podcast of een app, ze doet haar oefeningen in het water. Ik zie nu ook dat ze met haar armen slaande bewegingen maakt. Bokstraining? Het is een koddig gezicht, hier op dat afgelegen strandje. De oefening is ook snel voorbij. Ze staart naar het water, grijpt tevergeefs onder de golven. Ze is een oortje verloren, zo lijkt het. Even later zie ik haar bij haar man staan met een van de oortjes in haar hand. Of dat de natte teruggevonden is of de nog werkende overgebleven is me niet duidelijk. Ze heeft, ongewild, het hele strand een paar minuten vermaakt.
“Van deze glijbaan durfde mama niet af”, zei ze. “Die rode. Ik ga in de gele, dan ga jij van de rode.” Ze is helemaal in haar sas, dit is de leukste dag van haar vakantie. Een waterpark, daar wilde ze al jaren eens naar toe. Ze heeft alle glijbanen al meerdere keren uitgeprobeerd. Ze weet precies wat er gebeurt. Ik zie dat de rode stijl is, begrijp waarom haar moeder daar niet vanaf wilde. Maakt mij niet uit. Ik ben niet zo snel bang.
De rode gaat inderdaad snel, ik vlieg als een gek naar beneden, aan het eind even een stukje recht, ik schiet iets achterover en val met een gigantische plons in het zwembad. Ik geloof dat ik een redelijke golf produceer. Aan het eind van het badje staat een Italiaans jochie, jaar of zes, zeven. Hij kijkt me aan en begint te klappen. “Brava”, is zijn commentaar. “Brava”, terwijl hij doorgaat met applaudisseren.
Ik ben er nog niet uit of ik het als compliment moet nemen. Denk het wel.
Dit was de eerste keer dat ik dit verkeersbord zag, ik begreep het meteen. Heb de indruk dat dit bord de komende jaren ook op andere plekken zichtbaar zal zijn.