Boven het land van de duizend meren. Volgens mij een understatement. Het kleine propellervliegtuigje bracht ons terug naar Helsinki. Vliegschaamte is steeds actueler, maar tegelijkertijd zijn sommige bestemmingen niet anders te bereiken. En over de voordelen van reizen kan ik (en heb ik al) vele blogjes schrijven. In dit geval wil ik het gewoon bij het beeld laten.
Onlangs in Oostenrijk keek ik ’s ochtends richting de Kitzbühler Horn, ’s avonds was de televisietoren daar bovenop altijd van verre zichtbaar. Een dagje Kitzbühl deed me terugdenken aan mijn seizoenen in Oostenrijk.
Op de bewuste berg skiede ik met mijn vader. Vanuit de lift zag ik dat we vrijwel meteen flink vaart moesten maken, om niet iets later een stukje naar boven te moeten lopen. Ik haalde het net en keek over mijn schouder. Ik had de val van papa gemist. Dat hij daarna naar boven moest lopen was sneu voor hem. Met een blauw oog kwam hij boven.
Twee dagen later zijn laatste meters ooit. Ik moest een groep Britten op sleeptouw nemen, had mijn vader meegenomen. De omstandigheden waren niet in zijn voordeel. Hoge temperatuur, felle zon. De sneeuw veranderde al snel in pap. Zijn techniek bleek ontoereikend. Jaren daarvoor had hij het zichzelf aangeleerd. Nu de piste niet meer simpel bleek, was het te lastig. Hij deed de ski’s af en liep langs de kant voorzichtig naar beneden.
Ik heb hem geholpen, nam zijn ski’s over en dwong hem iets verder weer mee te skiën. Met moeite kwam hij beneden. Hij skiede nooit meer. Ik rekende uit hoe oud hij toen moet zijn geweest. Precies de leeftijd die ik nu heb. Ik werd even stil.
Hopelijk lukt het mij om de komende jaren nog een aantal keren met mijn dochter de sneeuw op te mogen zoeken.
Klaar met werk, alle stagegesprekken gingen goed. Blijft leuk wanneer Spaanse managers mijn studenten met complimenten overladen. Tijd voor een siësta, het was vroeg vanochtend. Eten. Op zoek naar een scherm waarop Ajax – Heerenveen te zien zal zijn. Morgenvroeg vlieg ik weer naar huis, vanavond mag ik zelf invullen. Het avondeten is pas om half acht, dus het is al over achten als ik het hotel verlaat.
De Nederlandse kroeg aangeraden door mijn stagiaires heeft wel voetbal, maar een lokale wedstrijd. De kroeg die ik vanmiddag zag en waarvan ik dacht dat er Nederlandse eigenaren achter zitten, heeft twee schermen. Engels voetbal. Het begin van een wandeling. Een antropoloog zou er een leuk onderzoek van kunnen maken. Een kroeg openen in Benidorm zonder minimaal twee grote schermen is kansloos. De toerist wil voetbal zien. Brits voetbal vooral, zie ik op krijtborden die overal op de stoep staan om mensen te lokken.
Na een kroeg of veertig is de verhouding duidelijk. Ruim zeventig procent probeert de Britten te paaien met de Premier League. Bijna dertig procent haalt de lokale toeristen binnen met de Primera Division. Op Twitter zie ik dat Ajax al met 1-0 voorstaat. Een propper probeert me zijn kroeg in te lokken. Ik reageer dat hij de verkeerde wedstrijd op het scherm heeft. Vol verbazing vraagt hij wat ik bedoel. Dat Ajax kampioen kan worden is geen algemeen bekend gegeven bij Spanjaarden en Britten, blijkt. Hij geeft me weinig kans.
Een flinke wandeling later, nog eens dertig kroegen gepasseerd, besluit ik het op te geven. Terug naar het hotel. Langs de lijn luisteren, ach, thuis zou ik ook niet hebben gekeken. Vlak bij het hotel kom ik toch weer langs de Nederlandse kroeg waar mijn zoektocht begon. Ik zie een wedstrijd die ik nergens anders zag. Ik zie de herhaling van de 2-0. Ik loop naar binnen om te kijken welke rum ze verkopen. Ik mis daardoor de 3-0. Nog een uurtje en Ajax is kampioen. Ik mag de laatste tafel van het terras bezet houden. Om me heen wat stellen waardoor ik me weer een jonge kerel voel, zeg maar de standaard doelgroep van Benidorm.
We kijken de tweede helft ontspannen, de Friezen maken er geen wedstrijd meer van. Op de tribunes heerst oprechte blijdschap, het laatste halve seizoen was niet eenvoudig, al werden er erg veel punten behaald. Een enkele Spanjaard en meerdere Britten die langs komen kijken verbaasd naar het scherm. Een Schot gaat het gesprek aan en doet laatdunkend over de Eredivisie. Hij gaat op zoek naar een kroeg waar ze Rangers laten zien. Die spelen een Europese finale vanavond. Even poog ik hem nog te corrigeren dat dat niet vanavond is, maar hij gaat me het verschil tussen en cupfinal en de Europa League uitleggen. Ik geef het op, laat hem lullen.
Nadat Ajax de schaal in ontvangst neemt, meld ik me af. Morgenvroeg weer uitchecken voordat het ontbijt er is. Het is mooi geweest.
“Hier naar rechts”, ze luistert perfect. “Stop!”, schreeuw ik er meteen achteraan. Het blijkt een eenrichtingsstraat te zijn, dat kon ik op het minimale schermpje van Google Maps niet zien. Achteruit de straat weer op, hoe verder? Er staat al iemand naast de auto. Het oude mannetje wijst op het verkeersbord dat we zelf natuurlijk allang gezien hadden. Hij legt uit hoe we moeten rijden, drie keer links en dan een afslag eerder nemen. Hij staat al bij de volgende kruising als we even later om de kerk en het dorpsplein zijn gereden. Hij wijst ons de juiste straat in.
Na nog een paar keer verkeerd rijden, vinden we het geboekte appartement. De buurvrouw staat al naast de auto, als we de motor nog niet hebben uitgezet. “Bel maar aan, maar ik denk niet dat er iemand is.” Ze pakt haar telefoon al. Inderdaad doet niemand open, maar zij heeft de eigenaar al aan de lijn. “Hij komt er over vijf minuten aan”, meldt ze.
En zo gaat het twee dagen lang. Alles en iedereen is behulpzaam, iedereen is vriendelijk, men is gastvrij voor de schaarse toeristen die verblijven in het kleine dorpje in het binnenland, die ervoor kiezen niet aan de kust te gaan zitten. De eigenaar van het appartement overlaadt ons twee dagen met cadeautjes, de eigenaar van de pizzeria praat Duits, omdat hij ooit in Frankfurt heeft gewoond, zijn zoon met downsyndroom bedankt ons netjes als we naar hem zwaaien na onze maaltijd.
Soms zorgt het toeval dat je ergens terecht komt waar je je thuis voelt. Voor bezienswaardigheden en attracties hoef je er niet heen, maar qua gastvrijheid heb ik nergens op het eiland een leuker dorp gezien.
Al weken had ik me erop verheugd. Die boottocht naar de Madalena eilanden werd het hoogtepunt van onze vakantie. Het was alles wat ik hoopte. Ik zat heerlijk op het achterdek, prachtig weer, mooie boot, schitterend blauw water. Bij het eerste strandje konden we even lekker zwemmen, het water was er ontzettend helder.
Tussen de middag hadden we een pauze in het dorpje Madalena, prachtige oude gebouwen, leuke winkeltjes, gezellige terrasjes, we hebben een heerlijk ijsje gegeten. Heerlijk rondgelopen en van de omgeving genoten, wat kunnen die Italianen toch goed sfeer creëren. En ’s middags nog een stop op een idyllisch strandje, waar we heerlijk gesnorkeld hebben. Heerlijk fris even in het water, lekker zwemmen, leuk visjes gezien in het heldere water. Daarna weer lekker op het achterdek gezeten, wat een prachtige dag hebben we gehad. Wat een prachtige excursie!
Tegengas geven had geen zin, we moesten en zouden die excursie doen. Ik had een dik boek meegenomen voor de zekerheid, dit ging een lange dag worden. De boot was al best vol, toen er nog een bus vol Nederlanders aan boord kwam. Mopperend natuurlijk, want de Coronaregels hanteren was onmogelijk, er waren net genoeg bankjes aan boord om te zitten. De eerste stop was al niets, we mochten een natuurgebied niet in, daar hadden de toeristen alles jaren geleden al verpest. Iets verderop mocht er gezwommen worden. Het strandje was al smal, er dreven al tientallen boten en bootjes, ik ben lekker aan boord gebleven met mijn boek.
Tussen de middag naar zo’n dorpje dat in twee maanden genoeg moet verdienen voor een heel jaar. Alle winkels en horeca gericht op de duizenden toeristen die hier elke dag kwamen. Het ijsje smaakte, maar was natuurlijk dubbel zo duur als elders op Sardinie. Het dieptepunt was de middagstop bij een strandje dat al vol lag toen wij er aan kwamen. Eenmaal op dat eiland was er geen schaduw te vinden, maar onze boot vertrok weer, want een paar minuten later kwam de volgende excursieboot ook weer honderden toeristen uitspugen. Na een kwartier al zeven boten achter elkaar. Twee strandjes waar al die duizenden toeristen samen moesten liggen. Ik ben naar een hoog punt geklommen en zag het gepeupel onder mij, wat een ellende. Dit was echt de hel op aarde.
Uit ellende heb ik op een rotsblok wat schaduw gezocht, oncomfortabel, maar ja, de dames wilden zwemmen, dus moet ik met mijn boekje maar proberen niet levend te verbranden hier. Aan het eind van de middag mocht ik in de hitte de auto weer ophalen, ik heb in sauna’s gezeten die minder warm waren. Wat mij betreft nooit weer zo’n excursie!
Op de meeste Italiaanse campings mag je niet zomaar het zwembad in. Voor iedereen is de badmuts verplicht. Snel aanschaffen dan maar, bij deze temperaturen is een dagelijkse plons onmisbaar, daarbij is er een twaalfjarige die elke dag het water opzoekt. Eenmaal in het zwembad zie je dat iedereen zich netjes aan de regel houdt. Met een uitzondering. Een kale man. Ook op de volgende camping zien we dat, twee kale kerels van middelbare leeftijd zwemmen zonder badmuts. En ineens zie ik waarom ‘badmuts’ als scheldwoord wordt gebruikt op menig voetbalveld. Ik zie de voordelen van een kale kop. Maar om nu alles er maar af te halen zodat ik een paar keer geen badmuts op hoef tijdens een Italiaanse vakantie, dat gaat me toch te ver.
De reclame kan ik me nog goed herinneren. Oubollig, maar memorabel. In een Fiat Panda lach je iedereen uit. Op Sardinië kwam ik er veel tegen. Heel veel. Opvallend veel. Want die Panda’s worden toch allang niet meer gemaakt? Er is toch een nieuwere uitgave van de Panda? Die zie je ook wel eens, maar valt lang niet zo op als de vorige versie.
Even zoeken op YouTube leert me dat de commercial uit 1987 is, de doorsnee Panda is dus ruim dertig jaar oud. Valt me nog mee, ze zien er ouder uit. Maar mooi dat vele Italianen oud worden met een enkele auto. Ik stel me zo voor hun eerste auto waar ze geen afscheid van kunnen nemen. Praktisch, degelijk, betrouwbaar. Zo nu en dan een onderdeel vervangen, hopen op kleine deukjes, die kun je negeren. Bestaat er een APK in Italië?
Waarom zou je ook een nieuwe auto kopen? Nieuw koop je voor de buren, daar hoef je niet aan mee te doen. Zo lang je naar de (super)markt kunt, op familiebezoek, een dagje toeren, dan is die oude vertrouwde Panda voldoende. Lach je inderdaad iedereen uit.
Ze staat in de zee, een paar meter van het strand. Water tot haar heup, ongeveer. En ze blijft daar staan. Ze loopt wat doelloos heen en weer, lijkt het. Maar ze doet ook wat bewegingen. Aquagym, zou het op de camping zijn. Maar hier is geen animatie, hier staat ze helemaal alleen. Wat doet ze?
Dan zie ik in haar oor een wit dopje, ze luistert vast naar een podcast of een app, ze doet haar oefeningen in het water. Ik zie nu ook dat ze met haar armen slaande bewegingen maakt. Bokstraining? Het is een koddig gezicht, hier op dat afgelegen strandje. De oefening is ook snel voorbij. Ze staart naar het water, grijpt tevergeefs onder de golven. Ze is een oortje verloren, zo lijkt het. Even later zie ik haar bij haar man staan met een van de oortjes in haar hand. Of dat de natte teruggevonden is of de nog werkende overgebleven is me niet duidelijk. Ze heeft, ongewild, het hele strand een paar minuten vermaakt.
“Van deze glijbaan durfde mama niet af”, zei ze. “Die rode. Ik ga in de gele, dan ga jij van de rode.” Ze is helemaal in haar sas, dit is de leukste dag van haar vakantie. Een waterpark, daar wilde ze al jaren eens naar toe. Ze heeft alle glijbanen al meerdere keren uitgeprobeerd. Ze weet precies wat er gebeurt. Ik zie dat de rode stijl is, begrijp waarom haar moeder daar niet vanaf wilde. Maakt mij niet uit. Ik ben niet zo snel bang.
De rode gaat inderdaad snel, ik vlieg als een gek naar beneden, aan het eind even een stukje recht, ik schiet iets achterover en val met een gigantische plons in het zwembad. Ik geloof dat ik een redelijke golf produceer. Aan het eind van het badje staat een Italiaans jochie, jaar of zes, zeven. Hij kijkt me aan en begint te klappen. “Brava”, is zijn commentaar. “Brava”, terwijl hij doorgaat met applaudisseren.
Ik ben er nog niet uit of ik het als compliment moet nemen. Denk het wel.
Na de show is er een Kahoot. Leuk, doe ik op school ook wel eens. Ik pak mijn telefoon, zie dat ik al in het rood zit, weinig batterij dus, maar besluit toch mee te doen. Ik tik haar naam in, ze ziet het gebeuren, maar is te laat om te reageren. Haar naam verschijnt op het grote scherm. Ze is boos op mij. “Leuk toch, als we winnen, mag jij de prijs ophalen”, is niet de reactie die ze hoopte.
Al snel blijkt dat een quiz in het Italiaans iets lastiger is dan een ijsje of een cappuccino bestellen. Maar ik gok een paar keer goed, er volgen wat lastigere vragen, die ik toevallig weet, dus stijgen we snel. Bijna 70 deelnemers, we hebben de top 10 al gehaald. En halverwege staan we eerste. “Suus, dove e Suus”, vraagt de presentator. Naast me twijfelt ze. Ze vindt het niet leuk dat we haar naam gebruikten, maar is stiekem ook wel trots dat we al die Italiaanse vakantiegangers hebben ingehaald.
Een paar vragen later is het weer voorbij. Sardijnse specialiteiten en de correcte Italiaanse spelling voor Groenland zorgen ervoor dat we weer wegzakken. Maar even, heel even, waren we de beste.