Juni 1991 was ik in Frankrijk. Ik werkte in Frankrijk en voor het eerst in jaren kon ik de organisatie van onze tourtoto niet doen. Maar meedoen kon natuurlijk wel. In de tijd voor fax en E-mail belde ik mijn lijstje door naar Nederland. De laatste week had ik natuurlijk elke dag de beroemde Franse sportkrant L’Equipe gelezen, één naam kwam al snel op mijn lijstje. Een Franse sprinter, die in een aantal kleinere koersen al had laten zien mee te kunnen met de top. Jalabert was de naam. Aan de andere kant van de lijn bleef het even stil.
Ik won dat jaar 2 van de 3 toto’s waar ik in meespeelde. 2 keer 200 gulden, zelfs het heel dure telefoontje had ik dik terugverdiend. Jalabert was de sleutel van mijn succes. Mijn overwinningen, mijn ontdekking werden echter overschaduwd door de overwinning van mijn vader bij de allereerste tourtoto van de regionale krant. 3 keer versloeg ik hem dat jaar, maar een decennium later gebruikt hij die overwinning nog steeds tegen me: ik heb immers nog nooit die toto gewonnen, waar duizenden elk jaar aan meedoen.
Pas veel later realiseerde ik me dat dit eigenlijk typisch voor Jalabert was. Goed meedoen, eigenlijk heel vaak de beste zijn, maar net zo vaak realiseert men niet hoe goed hij was. Aan zijn carrière als topsprinter kwam een eind door de overbekende valpartij in de Tour een paar jaar later. Eenmaal had hij de groene trui gewonnen ondertussen. Die valpartij betekende een keerpunt in zijn loopbaan. Voorheen een sprinter, een afwachter, iemand die zich verstopte, nadien werd hij de aanvaller, de man die initiatief nam, die zijn gezicht overal liet zien.
Jalabert werd een complete renner, hij won klassiekers, kleine rittenkoersen, leerde klimmen, kon ineens tijdrijden en werd ineens de zoveelste Franse hoop in slechte wielertijden. Na Hinault en Fignon was er nooit meer een Fransman geweest die serieus mee kon doen om de echte prijs. Om die enige prijs die telt in Frankrijk. Die ene gele trui op de Champs Elysees. Leblanc, Virenque, voordien Mottet en Bernard, allemaal waren ze ten onder gegaan aan de druk, nu had men eindelijk weer een potentiële winnaar.
Maar ook Jalabert kon het niet. Elke keer weer kwam hij naar de Tour met goede voornemens, elke keer weer zakte hij door het ijs. Elke keer weer werd hij in de bergen op afstand gezet. Hij won nog een groene trui, hij won ontelbaar veel etappes in de Vuelta. Hij won zelfs het eindklassement van de Vuelta, een teken dat je toch echt wel een groot ronderenner bent. Maar hij liet het nooit zien in die ene wedstrijd waar iedereen naar keek.
En elk jaar werd ik meer fan van hem. Elke slappe dag in de bergen werd gevolgd door een monsterontsnapping, soms met resultaat, soms ook zonder. De voormalige sprinter was nummer 1 van de wereldranglijst, maar was geen winnaar. Hij won koersen, hij won zelfs mooie koersen, hij won zelfs mooie koersen op een prachtige manier, maar het laatste beeld van Jalabert is toch altijd het beeld van net niet. En net niet winnaars zijn vaak veel populairder dan winnaars. Poulidor was veel populairder dan Anquetil. Hinault werd pas sympathiek toen hij niet onoverwinnelijk bleek.
Jalabert werd een idool in Frankrijk. Men vergaf het hem dat hij al jaren in Spanje reed, men vergaf hem zijn nutteloze ontsnappingen, men vergaf hem zelfs dat hij stakingsleider werd, vakbondsman binnen het peloton. Bij gebrek aan betere idolen, werd Jalabert Jaja. En Jaja (hoe kan ik de uitspraak het best fonetisch opschrijven: Dsjadja?) deed waar hij goed in was. Het winnen van semi-grote koersen, het verliezen van echt grote koersen.
Net als Mart genoot ik voor de buis van een lijdende Jaja. Weer een ontsnapping tijdens het eerste uur, weer een kopgroep die uit elkaar viel op de vele heuvels, weer Jaja die alleen over bleef. En of hij nu erg sterk was of gewoon optimistisch, een goede of een slechte dag had, leed of op souplesse reed, altijd datzelfde gezicht. Die blik die niets prijsgaf. Dat gezicht dat er niet bijster intelligent uitzag. Het prototype van een renner die wielrenner werd, omdat dat het enige was dat hij kon. Niet iemand die ooit een boek van Sartre opende. Eigenlijk precies zoals een wielrenner hoort te zijn. Goed in zijn vak, bezeten van zijn sport, slechts een doel voor ogen: zo veel mogelijk winnen.
En dat deed Jalabert. Hij won etappes in alle drie de grote rondes, overwon zware blessures om weer mee te rijden, alsof hij even twee weekjes op een Caribisch strand had liggen luieren. Hij won een Vuelta en een regenboogtrui. Op het moment dat hij zelf besefte dat hij nooit de Tour zou winnen, deed hij het toch weer verrassend goed. In 2000 speelt hij lang een rol in de Tour, hij pakt het geel zelfs even, rechtvaardige mijn keuze hem, tegen beter weten in, toch weer op te stellen. Nog een jaar later mist hij bijna het hele voorseizoen, maar rijdt toch weer een geweldige tour. Misschien wel meer dan geweldig. Hij wint het Combativité klassement, een klassement op zijn lijf geschreven. Maar hij pakt ook de bolletjestrui. Niet omdat hij de beste klimmer is, maar omdat hij op de juiste momenten de punten behaalde, die de echte klimmers lieten liggen, terwijl de mindere goden hem daar niet konden houden. Een overwinning op routine. Jalabert is daarmee een van de weinigen die zowel de groene als de bolletjestrui naar Parijs wisten te brengen. Een echte kampioen.
Ik zal altijd een fan van Jaja blijven. En met mij een internetfanclub van honderden leden, die over de hele wereld verspreid zitten. Ik zal hem opstellen in tourtoto’s zo lang het hem belieft mee te doen, voor de zekerheid nog een jaar langer zelfs. Hij heeft al aangekondigd dat hij aan zijn laatste seizoen gaat beginnen. Ik zal hem missen. Maar ik zal dit seizoen nog een keer genieten van weer een mislukte aanval, van weer een tweede plaats in een wereldbekerwedstrijd, van een ontsnapping van 138 kilometer, die behalve de ritwinst slechts 12 seconden tijdwinst oplevert. Van dat zwetende gezicht vlak bij de camera, terwijl ik zelfs in close up niet door heb wat er nu werkelijk in dat hoofd omgaat. Jalabert is een legende. Een levende legende. Komt dat zien, het laatste seizoen van mijn held!