Als er een nummer in deze lijst staat waarbij ik standaard tranen in mijn ogen krijg, dan is het deze. Een schitterende ode aan oma door de beste songschrijver van Nederland. Misschien maakt Jeroen van Merwijk betere teksten, er zullen er ook zijn die betere muziek schrijven, maar de combi is het beste bij Jekkers. Zou niemand kunnen bedenken die zo’n constant en hoog niveau haalt.
Bijna alle shows van Jekkers in het theater heb ik gezien, misschien eentje gemist toen ik ver weg was. En toen stopte de goede man er zelf mee, ging op Ibiza wonen. Gelukkig keerde hij twee decennia later weer terug. Samen met Suus heb ik Klein Orkest kunnen bekijken. De eerste keer was ik te jong, nu was zij gelukkig oud genoeg om mee te kunnen.
Terug bij af gaat over de demente oma. Acht kinderen, jong weduwe, maar niet zeuren, gewoon doorgaan. We kennen allemaal zo’n oma. We hadden of hebben allemaal zo’n oma. En dan is ze op haar oude dag ineens vergeetachtig, ‘op de dood na voltooid verleden tijd’, hard maar wel heel mooi omschrijven. Muziek is emotie, beter dan met dit nummer kan het niet bewezen worden.
Jekkers heeft vele prachtige nummers geschreven, dit is het beste lied uit zijn solo-oeuvre. We zien hem later in deze lijst natuurlijk nog een keer.
In het Nederlands klink het woord serendipiteit vreemd, terwijl het Engelse serendipty de lading goed dekt. Toeval, maar ook weer niet. Zelf hadden we nog geen videorecorder, maar mijn oppasadres op zondagavond wel. Zij namen voor mij een documentaire op over John Hiatt, een net door mij ontdekte muzikale held. Bring the family was prachtig, ik wilde alles zien. En dus zat ik de zondag er na, nadat de kinderen sliepen, te kijken naar een prachtige documentaire over Hiatt. En dan zie je de muziekfabriek Nashville, waar vele geniale liedjesschrijvers niet doorbreken, maar toch volhouden. En waar je als platenbaas een avondje rondloopt door de binnenstad om zonder problemen een nieuw talent binnen te vissen.
Een van die bobo’s vertelde over Guy Clark. En ze laten Desperados waiting for a train zien, een half minuutje. Genoeg voor mij om overtuigd te zijn van de kwaliteit van deze totaal onbekende zinger. En dus zocht ik muziek van hem. Bijna onmogelijk, in de tijd voor internet. In Amsterdam vond ik, een paar jaar later, bij Boudisque eindelijk een CD. Old No.1. Schitterend album, vele prachtige liedjes. Heel simpel eigenlijk, een man met een gitaar, die muziek schrijft over zijn leven. Zoals er in het zuiden van de VS honderden goede zangers moeten rondlopen waar ik nog nooit van hoorde. Maar deze toevallig wel.
Desperados waiting for a train was en bleef mijn favoriet. Geschreven voor de man die zijn oma gelukkig maakte, die hij als opa zag. Een man die mooi kon vertellen. En Clark vertelde weer over hem. Zoals dat gaat. Vele muzikanten profiteerden van de muziek van Guy Clark, hij zelf eigenlijk nauwelijks, het grote publiek wist hij nooit te bereiken. En dat dat onterecht is, kun je zelf beluisteren:
Ouwelullenmuziek. Natuurlijk. Maar wel erg goed. En al maakte hij al muziek voordat ik überhaupt geboren was, een halve eeuw later is hij nog steeds relevant. En ik luister al meer dan een half leven graag naar hem. Zonder enige twijfel plaats ik hem bij de grootste singer-songwriters. Mooi is dat hij ook van verandering houdt. Oude nummers in een nieuw arrangement. Met band of juist zonder. Met elektronica, maar dan toch weer zonder. Mislukte projecten afwisselen met briljante albums. Samenwerkingen die geslaagd zijn, dan toch weer met zijn gitaartje alleen op tour.
Ook zijn samenwerking met de heren Crosby, Stills & Nash was prachtig. Het eenzame afsluiten van de Olympische Winterspelen in zijn geboorteland. Zijn vele politieke statements. Zijn autobiografie. Zijn bijna eindeloze lijst evergreens. Heart of Gold. Like a Hurricane. Harvest Moon. The Needle and the Damage done. Ik kan lang doorgaan.
Ik denk dat Freedom het album was dat mij definitief overhaalde. Ik had al wel eens het een en ander gehoord, maar dit was een comeback, dit bleek een van die legendarische albums, ik ging definitief overstag. Het bekendste nummer was beschikbaar in twee versies. De rockversie, de single, maar minstens zo mooi de akoestische versie. Het kenmerk van een goed nummer, ook in de uitgeklede versie blijft het prachtig.
Constante factor in mijn muziekbeleving sinds 1989, ik hoop dat ik nog veel en vaak muziek van hem mag beluisteren.
Precies 212 nummers waren er goed genoeg om in deze lijst te belanden. Slechts 1 daarvan heeft geen tekst. Terwijl het, zonder woorden, misschien wel meer zegt dan vele andere nummers in deze lijst. Een nummer dat uitgroeide tot een evergreen, zonder dat het een hit is geweest. Een nummer dat je door je heen voelt gaan. Dat zo sterk is, dat je precies weet wat Kyteman wil zeggen met dit nummer, zonder dat hij daarvoor een enkel woord gebruikt. De kracht van muziek in een minuut of drie.
Voor het eerst zag ik hem bij DWDD, waar hij, verlegen jongeman, aanschoof naast Jan Mulder. Hij begon te toeren met zijn HipHop orchestra. Ik zag ze twee keer. Overweldigend mooi, twintig, dertig muzikanten op een podium. Violen naast een tuba, rappers en zangers, klassiek geschoolden naast moderne muzikanten. En dat allemaal aangestuurd door die ene jongeman, die dat jarenlang puzzelend op zijn zolderkamertje had uitgedacht. Een dirigent die niets van een dirigent had.
Zo snel hij kwam, zo snel verdween hij weer. Zijn eennalaatste concert, in de HMH zat ik er weer. Een paar jaar later was het orkest terug. Groter, klassieker, met een heel koor er bij. Tijdens het Crossing Border festival werd ik weer helemaal weggevaagd, wat een geweldig spektakel. Toen ik hem na de tijd bedankte, een CD liet signeren, was hij weer het verlegen jongetje. Hij schudde mijn hand, vond het bijzonder dat ik hem dankte.
En tussen al dat orkestrale geweld is dat ene nummer zijn meesterwerk. Dat nummer waarop hij zelf de trompet pakt en een verhaal vertelt. Voor even zijn de spotlights voor hemzelf. Voor Collin, die zijn vriendinnetje een ode brengt. Voor de orkestleider, die zelf ook muzikant is. Voor het verlegen jongetje dat alleen met muziek op een podium durft te staan.
Over smaak valt niet te twisten, van de meeste nummers in deze lijst weet ik dat ze niet voor iedereen zijn. Bij dit nummer kan ik me niet voorstellen dat je niet onder de indruk bent.
Vier jaar in Leeuwarden wonen betekent niet automatisch dat je Fries spreekt. Wel dat je eens wat interesse toont voor de lokale en/of provinciale cultuur. En net rond die tijd brak er een band door, zelfs buiten de provinciegrenzen. Gewoon op Hilversum 3 gehoord, een nummer van de CD Magysk Teater. Die bleek gebaseerd te zijn op een boek van Herman Hesse, Der Steppenwolf. Muziek en literatuur vermengen, knappe prestatie. En het klonk ook nog eens geweldig.
De CD kon je huren en het bandje waarop het hele verhaal van Hesse in het Fries werd naverteld heb ik grijsgedraaid. Een taal hoef je niet te spreken om toch veel te begrijpen. De CD heb ik later alsnog aangeschaft. Gewoon, omdat ik ‘m wilde hebben. Net als vele andere CD’s, jaren later, zelfs in Amsterdam nog aangeschaft.
Reboelje maakt mooie sfeervolle muziek, waarbij de teksten los gelezen zouden kunnen worden, maar je kunt ook gewoon genieten van de muziek zonder te begrijpen wat ze zingen. De eerste keer dat ik ze live heb gehoord is grotendeels langs me heen gegaan. Ik stond achter de bar, hoopte het een en ander mee te pikken, maar stond nog druk te tappen toen de band het podium al weer verliet.
De rockopera Gysbert (over een van de grondleggers van de Friese taal Gysbert Japicx) door de band heb ik wel gezien, in Bolswerd, op een schitterende locatie. Weer zo’n avond waar ik nog steeds blij over ben dat ik er geweest ben; al verstond ik weinig, ik begreep genoeg.
Zonder twijfel is Reboelje mijn favoriete Friese band, zelfs een van mijn favoriete Nederlandse bands. Jammer dat ze er na Gysbert Gysbert mee ophielden.
Op een gegeven moment in je leven heb je besloten wat je mooi vindt en wat niet. Je filosofie staat, je levensvisie is ontwikkeld, je weet hoe je in het leven staat. Voor de meeste mensen komt dit aan het eind van de pubertijd. Daarna is verandering lastiger, vernieuwing vervelend en vervallen velen in conservatief gedrag.
Een uitzondering ben ik niet, maar soms moet je toch je zelf durven laten overtuigen van je ongelijk. Mijn ongelijk kwam toen ik in 1994 de uitvinders van Triphop ontdekte. De band Portishead, genoemd naar een voorstadje van Bristol, combineerde computers, elektronische muziek met gevoel voor muziek, mooie teksten, prachtige instrumentale muziek met digitale herrie. En dat klonk geweldig. Tot dan had ik elektronische muziek weggezet als oplossing voor talentluwe muzikanten.
En hier kwam dat trio zonder enige uitleg mij wegvagen, dit was geweldige muziek. Triphop dus. Enter Massive Attack, Tricky, Morcheeba en vele anderen. Maar Portishead bleek zonder twijfel mijn favoriete band in het genre.
Na Dummy volgden meerdere, helaas niet veel, mooie albums. Vooral het livealbum opgenomen at Roseland te New York hoort bij mijn favoriete albums aller tijden. Een volledig klassiek orkest, met vele strijkers, twee mannen van middelbare leeftijd uit Bristol die de muziek bepaalden, er allerlei geluiden doorheen gooiden, niet passend bij de klassieke muziek, maar juist daarom wel erg mooi en om het af te maken de stem van Beth Gibbons.
Solo staat ze ook in deze lijst, maar vooral is en blijft ze de zangeres van deze muzikale giganten. Luister hoe mooi en indringend ze ‘nobody loves me, it’s true’ kan zingen en dat je haar gelooft, dat je weet dat het klopt, dat er niemand anders op de hele aarde dit zo geloofwaardig kan voortbrengen. Kippenvel.
Het was koud maar droog, op het dek van de boot die me naar Harwich zou brengen. Op donderdag kwam de uitnodiging voor het feestje van een oud-collega, op vrijdag nam ik de boot, op zaterdag was ik in London. Een mini-reunie van degenen die de zomer ervoor samen werkten in de Vogezen op een camping.
Walkman mee, koptelefoon op en terwijl Nederland langzaam achter me verdwijnt, zingt die stem rechtstreeks in mijn hoofd, eindeloos herhalend ‘You don’t have to be afraid love’, een nummer dat heel mooi in de tijdgeest past. Een oplossing voor AIDS was er nog niet, de angst wel. De Safesurfer uit het nummer probeert zijn potentiële partner te overtuigen. Wat een geweldig nummer, acht minuten schitterende muziek, zonder een seconde te vervelen. Weinig tekst, grootste deel dus instrumentaal, maar toch een eenheid.
Niet zo lang daarvoor had ik Cope ontdekt. Weliswaar had de naam Teardrop Explodes ergens in mijn grijze massa wel een herkenning opgeroepen, maar Peggy Suïcide was toch mijn eerste kennismaking. Een conceptalbum, zoals dat in die tijd nog gemaakt werd. Prachtige nummers, rustig en ruig, wisselden elkaar af. En dan te bedenken dat het popliedje Beautiful Love de reden was dat ik de CD huurde bij de bieb. En terwijl dat nummer op de radio leuk klonk, bleek het aan de ene kant verre van representatief voor de muziek van Cope, aan de andere kant prachtig in het geheel van het album te passen.
Een jaar later bleek Jehovakill perfect aan te sluiten bij het vorige album. Tijd om meer van zijn oeuvre aan te schaffen. En daar zat best wel wat leuks bij, maar ook compleet onbegrijpelijk (Queen Elizabeth!). In de loop der jaren ben ik dan ook het contact kwijtgeraakt. Maar deze twee albums zijn nog altijd pareltjes in mijn cd-kast.
Zelfs een boek van Cope heb ik ondertussen aangeschaft. Staat al in de kast, heb me er nog niet aan gewaagd, mede dankzij sommige recensies waarvan ik begreep dat het geweldige literatuur is passend bij geestverruimende middelen. Denk dat ik het binnenkort toch maar eens nuchter moet lezen.
En dan Peggy Suïcide op de achtergrond, gillende gitaren, niet als herrie, maar sfeerverhogend. Kan ik die pillen achterwege laten.
Een sessie bij de VPRO was mijn kennismaking met Gotcha! Vergeet het uitroepteken niet. Dat klonk leuk. De CD was goed. De eerste keer live was onvergetelijk. Compleet overdonderd is waarschijnlijk nog een understatement. Wat een geweldige avond, wat een heerlijk zootje ongeregeld.
Jaren later lees ik dat er een biografie is over de band, de rechten bleken niet verkocht, je kon het gratis op de mail krijgen. Ik had al wel begrepen dat de heren bandleden niet echt vrienden van elkaar waren, maar dat het zo’n puinhoop was, was toch nog een verrassing.
De band hield het dan ook niet lang uit. Twee geweldige albums, een paar jaar on tour, ze vielen uiteen. Wat voor de een een leuke hobby was, was voor de ander zijn leven. Van een leuk avondje weg tot een weg naar de top, dat kon niet lang goed gaan.
Gelukkig heeft de beste Nederlandse P-Funk band ooit ons met veel mooie muziek weten te verblijden. De Re-Onion tour in 2010 was hoopvol, het niveau was hoog, de bijbehorende CD niet slecht, maar het lijkt niet genoeg. Belangrijke bandleden laten zich elders horen, ik ben bang dat we de funky creatures niet meer op de Nederlandse podia gaan zien.
Volgens mij luister je als kind niet snel naar Pink Floyd. Ik in ieder geval niet. Toch was de band verantwoordelijk voor de eerste single die ik ooit kocht. Another brick in the wall, zelf gespaard van mijn zakgeld. Dat ik nog geen smaak had bleek iets later, toen ik Andre van Duin kocht als tweede single.
De tiener die muziek aan het ontdekken was, vond Pink Floyd een hele ontdekkingstocht. Dark side of the moon stond op dat moment al veertien jaar onafgebroken in de hitlijsten. De vier albums die midden jaren zeventig uitkwamen (ook Meddle, Animals en Wish you were here) werden mijn favoriete albums.
Maar de band maakte veel meer moois. Ik luisterde naar de psychedelische albums van begin jaren zeventig. De debuutalbums eind jaren zestig. Ik wilde gewoon de hele collectie compleet hebben. En toen de band naar Nederland kwam, moest ik ze zien natuurlijk.
Voor de tweede keer in mijn leven naar de Kuip. Kaarten voor het veld, niet weer op de tribune zoals bij U2 een jaar daarvoor. Om ons heen werden joints gedraaid, zo groot hadden we nog nooit gezien. Geen voorprogramma, gewoon twee flinke sets Pink Floyd. Van begin tot eind geregisseerd, met veel spektakel eromheen. Ik heb me geen seconde verveeld. Terwijl ik normaal gesproken juist hoop op een spontane sessie, met een band die interactie heeft met het publiek, kreeg ik toen precies wat ik verwachtte, hoopte.
Nog steeds is de band een van de beste bands uit de geschiedenis. De illusie dat Waters en Gilmour ooit nog samen op een podium zullen staan is precies dat, een illusie. Des te verbazingwekkender dat dat op Live8 in 2005 wel gebeurde. En dat het nog geweldig klonk ook.
Mijn keuze blijft vooral bij de midden jaren zeventig. Waters maakte best goede muziek nadat hij uit de band stapte. De naam Pink Floyd bleef bij Gilmour, ook hij maakte best aardige platen na de jaren tachtig. Maar de klassiekers zijn de vier genoemde albums. Mijn favoriet is het titelnummer van Wish you were here. Simpel, maar raak.
Sinds 9/11 was in de Verenigde Staten het patriottisme een soort van staatsgodsdienst. De propagandamachine draaide alsof de Sovjet Unie nog bestond. Er was een nieuwe vijand gevonden, de koude oorlog was voorbij, leve de nieuwe koude oorlog. De tot dan toe zwakste President ooit werd nu aanbeden als de vechter voor vrijheid, als het hoofd van de vrije wereld.
Op de een of andere manier was kritiek op de Amerikaanse president, op de politiek, op het beleid of op het leger onmogelijk, want dan was je geen goede Amerikaan. Sterker nog, de rest van de wereld werd gedwongen te kiezen. “Either you’re with us, or you’re against us”, was een bekende uitspraak van meneer Bush junior uit die tijd. De Franse president was een openlijk tegenstander van de invasies in Iraq en Afghanistan. De Amerikaanse reactie was van een kleuterschoolniveau. We eten geen French fries mee, of we noemen ze vanaf nu gewoon Freedom fries. Er gingen zelfs stemmen op om het Vrijheidsbeeld, ooit een geschenk vanuit Parijs, terug te geven.
En dan hoor ik ineens een nummer van een zanger die ik tot dat moment eigenlijk nauwelijks kende. Copperhead Road van een jaar of vijftien daarvoor, was het enige nummer dat ik van hem kende. En hij zong een lied dat in mijn hoofd bleef hangen. Het ging over John Walker Lindh. Een Amerikaanse jongen die niet geloofde in de Amerikaanse droom. Hij was 20 jaar oud toen hij in 2001 in Afghanistan gevangen werd genomen, strijdend namens de Taliban tegen zijn vaderland.
De wereld is soms een stukje gecompliceerder dan menig politicus ons wil doen geloven. Niet alles is zwart wit, daartussen bevindt zich een behoorlijk grijs gebied. En in dat grijze gebied heerst de twijfel, twijfel die nodig is voor het bestrijden van extremisme. Twijfel die ervoor zorgde dat we niet meer geloven dat de wereld plat is. Twijfel die de mooiste uitvindingen heeft veroorzaakt. En in dat gebied zingt Steve Earle over John Walker die ook twijfelde en een andere keuze maakte. Niet de advertenties van MTV, maar het woord van Mohammed bleek doorslaggevend voor de keuzes van kleine John.
Bij vele rednecks in de VS geldt Earle sinds het album Jerusalem als fout. Kritiekloos volgen ze de koers die het land heeft ingezet, zij die wel kritiek hebben worden veroordeeld. Ik kan me een land in Europa herinneren waar een gekozen leider een jaar of zeventig voordien een vergelijkbare politiek voor ogen had.
De tekst ‘Our hearts were pure and strong’ doet me denken aan Billy Joel’s Goodnight Saigon, de Vietnam oorlog herdenkend jaren later. Blijkbaar is er in Amerika oorlog nodig om mensen aan het nadenken te krijgen. Allah en God komen allebei terug in het refrein. Eigenlijk is het een heel simpel lied. Draai de zaak eens om, bekijk het eens van een andere kant. Dat is het enige dat Earle doet, zonder te oordelen, zonder een kant te kiezen, ook al willen velen ons anders doen geloven.
Het nummer is al uit 2002 maar ik heb sindsdien regelmatig periodes dat ik het nummer vaak draai. Gelukkig is er op YouTube ook een aantal versies te vinden, zoals deze live versie in Malmö en deze cover versie van de Nederlandse band El Pino and the Volunteers.
De clip met de foto’s van John Walker maakt op mij toch het meeste indruk. Geen officiële clip, maar wel eentje die duidelijk maakt hoe onzinnig oorlog is. Vechten voor je ideeën is volgens mij nooit een goed idee. Volgens mij is er geen officiële clip. Kies ik voor de video met de tekst. Omdat het de tekst is die het verhaal vertelt.
Sommige nummers hebben maar een paar seconden nodig om je te verplaatsen, in tijd en ruimte. Binnen een paar noten van dit nummer is mijn hoofd weer in Menorca, zomer 1997. Natuurlijk weet ik wel dat het nummer zich afspeelt in Havana, maar ik hoorde het die zomer continu op Menorca, waar ik werkte als reisleiding. En vaak gaat zo’n nummer vervelen als je het voor de 716e keer hoort. Vaak is het nummer niet leuk meer buiten de omgeving. Beide is niet van toepassing. Ook nu, bijna een kwart eeuw later hoor ik het nummer nog graag, waar ik dan ook ben.
De zanger van de Spaanse band Jarabe de Palo zag haar dansen in die discotheek in Havana, waar hij op vakantie was. Hij was meteen onder de indruk van die slanke schoonheid. In een interview dat hij ooit gaf, vertelde hij dat zij minder onder de indruk was, zij hield van vrouwen. Desondanks schreef hij deze prachtige ode aan haar en brak meteen wereldwijd door.
Zelf moest ik op zoek naar een winkel waar ze nog cassettebandjes verkopen, ik had nog geen portable CD-speler, moest het doen met een ouderwetse (toen al) walkman. De band maakte daarna meerdere goede albums, ik heb er een aantal, maar verloor het contact begin deze eeuw. Het eerste album blijft mijn favoriete, met het titelnummer zonder enige twijfel als evergreen.
Wat zou ik niet doen voor een kus van die magere schoonheid?
Via de Velvet Underground, ooit door Oor verkozen tot het beste album aller tijden, kwam ik natuurlijk terecht bij Lou Reed. En vele jaren luisterde ik naar Berlin, zijn beste album. Natuurlijk had ik ook de LP Transformer wel aangeschaft, maar die was net iets minder.
Maar in de loop der jaren kom je er ook achter dat niet alles zwartwit is. En dat dat ene nummer van Transformer wel heel erg mooi is. Dat het niet erg is dat vele anderen dat ook vinden. Dan is zelfs een cover voor een goed doel (Children in Need; 1997) niet erg. Dan is het best wel bijzonder dat grootheden als Bono, David Bowie en Elton John en vele anderen het nummer zingen.
En zingen is eigenlijk het enige dat Reed zelf nooit heeft gedaan. Best knap dat je als muzikant decennia wordt gezien als een van de beste singer-songwriters, maar zelf eigenlijk niet kunt zingen. En juist dat maakt ook weer dat Reed uniek is. Zijn muziek is onvergetelijk, zijn teksten zou je als poëzie kunnen publiceren, zijn voordracht is extreem herkenbaar.
Dus moeten we Lou Reed als een van de beste aller tijden zien. En met dit nummer heeft hij ook het grote publiek bereikt. Prima.
Heel veel jaren van mijn leven heb ik verloren door een vooroordeel. Cash was een countryzanger, en die muziekstijl luister je niet. Kon je net zo goed naar smartlappen luisteren.
Tot vlak voor zijn dood de goede man besloot om nog even de studio in te gaan en wat muziek op te nemen. Covers van vele artiesten, logische en minder logische titels. En het bleek meer dan een album te zijn. Rubin produceerde, liet Cash spelen, liet hem zingen, zo kaal mogelijk. Gewoon een man en een instrument. The American Series van Johnny Cash is zonder twijfel de beste serie albums ooit.
Ondertussen heb ik ook veel van zijn oude muziek ontdekt. Ook mooi, ook de moeite waard, maar mijn favoriete albums komen toch uit de American Series. Vooral de tweede en derde zet ik nog regelmatig op. En als mijn favoriete nummer kies ik Hurt. De band Nine inch Nails kende ik slechts van naam, ook hun versie is prachtig. Maar die oude muzikant, die zijn hele leven niet anders heeft gedaan dan muziek maken, die zich realiseert dat het elke dag over kan zijn, die het nummer eigen maakt, zijn eigen versie ervan zingt, het grootste compliment wat je als muzikant kan gebeuren, Cash die jouw nummer zingt, die versie waarin je Cash op zijn breekbaarst ziet, die clip met de piano die dicht geklapt wordt aan het eind, ja die versie, die moet in deze lijst. Wat ongelooflijk mooi.
Nog hoor ik het haar vragen. ‘Wil je voor mij en Peter deze twee albums bij de bieb huren en opnemen op een bandje’. Nu was dat ongeveer de samenvatting van mijn puberteit. LP’s huren voor een gulden per stuk en dan opnemen op een bandje. Een groot deel van mijn zakgeld ging op aan cassettebandjes. Een zo groot deel dat ik rustig 30km fietste omdat ze 15km verderop iets goedkoper waren. Maar deze band had ik nog nooit van gehoord, terwijl ik zo langzamerhand behoorlijk op de hoogte was van de goede muziek van die tijd en ook de overlap van onze smaak behoorlijk groot was.
Maar goed, voor je nicht doe je dat, geen probleem. Daarbij kon ik nu een nieuwe band beluisteren zonder zelf het risico te lopen om de gulden kwijt te zijn als ik het niet mooi vond. Ik nam het bandje op voor hun, voor de zekerheid ook voor mezelf, ik kon het bandje altijd nog overspoelen.
Weken later luisterde ik, maar ik was niet overtuigd. Maar op de een of andere manier bleef dat ene saxofoon-loopje wel in mijn hoofd hangen. Dus luisterde ik nog een keer. En nog een keer. En ik was overtuigd, wat een geweldige band.
Ruim drie decennia later komt de band weer bij elkaar, voor concerten her en de op de wereld, maar nooit hier in de buurt. Ik heb meerdere albums opgenomen, CD’s aangeschaft, volg de band op Facebook en Instagram, maar het liefst luister ik nog naar de eerste twee platen. Die twee die ik van Margreet moest opnemen. En naast de vele mooie nummers staat dat ene nummer, met die ongelooflijk verslavende saxofoon. Lope.