• Disclaimer
  • Mijn boeken
  • Twitter
  • Facebook
  • Goodreads
  • Instagram
  • Bookcrossing
  • Deezer
  • Polarsteps
  • LiveJournal
  • Hebban
  • Boekenblogarchief
  • Linkedin
  • YouTube
  • Last.fm
  • Pinterest
  • Tumblr
  • Spotify
  • About Me
  • MySpace

Niets is geheel waar, en zelfs dat niet.

~ Boeken, reizen, voetbal, politiek, nieuws, onderwijs, wielrennen, kunst, foto's

Niets is geheel waar, en zelfs dat niet.

Categorie Archief: Reisverhalen Natuur

De mooiste watervallen ter wereld

03 donderdag jul 2014

Posted by Gerbie in Fotooo, Reisverhalen Natuur, Voetbal WK 2014 Brazilië

≈ 3 reacties

Tags

Argentinië, Brazilië, fcblogbroeders, fotooo, Iguacu, reizen, voetbal, waterval, WK 2014

120, Iguazu-b, 02

Zonder enige twijfel zijn het de mooiste watervallen ter wereld. Waar ik voordien op vele plekken ter wereld watervallen zag en na een minuut of vijf verder liep, zijn die van Iguaçu zo overweldigend, zo groot, zo mooi dat je er dagen kunt rondwandelen. Op de grens met Argentinië en vlak bij de grens van Paraguay zijn de watervallen een schitterende toeristenattractie.

130, Iguazu-b, 10

De tweede dag wandelden we aan de Argentijnse kant. Die was nog indrukwekkender, met nog mooiere foto’s. Niet tegen de Brazilianen zeggen hoor.

137, Iguazu-b, 17

Gerbie’s WK-blog, deel 30

De longen van onze wereld

27 vrijdag jun 2014

Posted by Gerbie in Fotooo, Reisverhalen Natuur, Voetbal WK 2014 Brazilië

≈ Een reactie plaatsen

Tags

Amazone, Brazilië, fcblogbroeders, fotooo, reizen, rivier, voetbal, WK 2014

238, Amazone, Encontro dos aguas 02
Waar de Rio Negro en Rio Solimoes samenkomen, wordt het de Amazone. De grootste rivier ter wereld. De twee rivieren stromen een aantal kilometer naast elkaar door, voordat het water zich echt vermengd, wat een prachtig beeld oplevert.

Het regenwoud om de rivier heen zijn extreem belangrijk voor de wereld, velen noemen het de longen van de wereld. Voor de mens behoorlijk ondoordringbaar gebied waar nog vele dieren leven die door de mensheid niet gevonden zijn. Denkt men. Nooit zo maar zelf gaan wandelen, de kans dat je niet terugkeert is groot.

298, Amazone, Jungle 12

Buiten vliegen is de boot het meest logische vervoermiddel. Duurt een dag of wat voordat je van Manaus aan de Atlantische kust bent, maar je hebt wel een schitterend stuk Brazilië gezien. Op je gemak. Vanuit je hangmat bijvoorbeeld.

335, Amazone, hamaca's

Gerbie’s WK-blog, deel 23

Varkensbaai

07 donderdag nov 2013

Posted by Gerbie in Gerbie leest Wikipedia, Reisverhalen Natuur

≈ Een reactie plaatsen

Tags

Bahama's, reizen, school, varken, Varkensbaai, Wikipedia, YouTube

Wie een beetje heeft opgelet bij geschiedenis, wat goede boeken heeft gelezen, in Cuba is geweest of er nog naar toe wil, denkt bij de naam Varkensbaai automatisch aan de invasie van 1961 (Engelse versie is veel uitgebreider). De Koude Oorlog werd bijna de derde wereldoorlog.

Mijn verbazing was groot toen ik een van mijn studenten hoorde praten over Varkensbaai. Meestal zijn ze niet zo sterk in geschiedenis in mijn klas. Maar zij leest vrijwillig op Wikipedia en was het volgende lemma tegengekomen. Het ging niet over de varkensbaai die ik in mijn hoofd had. Wel in hetzelfde gebied, alleen iets verder noordwaarts.

Het blijkt een eiland op de Bahama’s te zijn waar varkens de belangrijkste bewoners van een klein eiland zijn. Verder onbewoond, dus ze hebben het rijk alleen, tenzij er wat toeristen langs komen varen. Even zoeken op YouTube leverde al meteen vele filmpjes op. Zoals deze:

Schitterende beelden. Ik weet eigenlijk niet of ik daar wel mensen wil zien. Is het niet een mooie gedachte dat er ergens een prachtig strand is waar geen mensen zijn. Waar varkens de macht hebben. Waar ze een paradijselijk leven hebben? Beloven jullie het niet verder te vertellen?

Moderne wereldwonderen

27 maandag feb 2012

Posted by Gerbie in Gerbie kijkt YouTube, Reisverhalen Natuur

≈ 1 reactie

Tags

Argentinië, gletsjer, natuurgeweld, Perito Moreno, reizen

Gerbie kijkt YouTube 067

Mocht je ooit de kans hebben, ga dan naar Argentinië en bezoek de gletsjer die ze daar Perito Moreno (zwart hondje) noemen. Ik ben er van overtuigd dat je net als ik ooit zwaar onder de indruk zal zijn.

Het filmpje is al mooi, de werkelijkheid is vele malen overweldigender.

Het is een lange reis, maar meer dan de moeite waard..

Hoezo voetbal?

28 maandag jun 2010

Posted by Gerbie in Fotooo, Reisverhalen Natuur, Voetbal WK 2010 Zuid Afrika

≈ 2 reacties

Tags

dieren, fotooo, reizen, WK 2010, Zuid Afrika

In Zuid Afrika is veel meer te zien dan een aantal voetbalwedstrijdjes. Hopelijk hebben die supporters dat ook door. Ik ben geen dierenliefhebber, maar als je de volgende dieren in het wild ziet, dan denk ik dat ik die mening toch moet bijstellen. Erg indrukwekkend vond ik het.

De komende weken zal er op dit weblog regelmatig aandacht zijn voor het WK en/of Zuid Afrika. Dit is deel 15.

Pumpkin Hill

23 vrijdag apr 2010

Posted by Gerbie in Reisverhalen Gerbie on tour, Reisverhalen Natuur

≈ Een reactie plaatsen

Tags

Gerbie on tour, Honduras, natuur, reizen, Utila, wandelen

Ik zal er niet snel van beschuldigd worden een natuurliefhebber te zijn. Cultuur sprak me altijd al meer aan dan natuur, in een stad voel ik me per definitie meer thuis dan in de jungle. Niet dat ik onderweg natuurschoon vermijd, maar ik heb er domweg geen benul van wat er allemaal te zien is.

In Tikal stonden enige reizigers gefascineerd te kijken naar een specht, het vogelboek in de hand. 21 seconden later ben ik verder gelopen, 15 daarvan overigens uit beleefdheid, omdat ik me geneerde na zes seconden al weer verder te lopen. Natuurlijk heb ik onderweg ook genoten van moeder Aarde. De trein door de Barrancas del Cobre, de watervallen van Agua Azul, de vulkaan Pacaya die ik beklom en de gators in de Everglades, maar uiteindelijk loop ik toch het liefst rond in een mooie oude, ietwat vervallen stad.

Het verbaasde me zelf dan ook een beetje dat ik op Utila, een eiland voor de kust van Honduras in de Caribische zee, besloot een wandeling te maken. Niet dat ik niet gewend ben te wandelen (heel Mahnhattan, grote delen van Santo Domingo, Miami, San Antonio, Mexico city en San Salvador zag ik lopend), maar meestal maak ik mijn meters in de beschaafde wereld. Die zogenaamde beschaafde wereld bestaat op Utila uit twee straten van een paar honderd meter. De wandeling ging deze keer door de natuur van zuid- naar noordkust, naar verluidt een kilometer of drie.

Na de gebruikelijke kasten van huizen aan de rand van het dorp (hebben alle rijken dezelfde smaak of conformeren ze zich overal ter wereld?) kom ik al snel op een splitsing waar ik een keus moet maken, zonder dat ik daarbij geholpen wordt door bewegwijzering. Getrouw mijn politieke voorkeur kies ik het linkerpad. Het biedt tevens binnen zichtbare afstand schaduw, waar het rechterpad zonder einde bloot lijkt te staan aan de brandende zon.

Mijn beschrijvingen van natuur zijn simpel. Ik zie niet wat de echte liefhebber schijnt te zien en ik kom meestal niet verder dan een enkel bijvoeglijk naamwoord. Een verkoper in een stadspark geeft me zonder enige problemen genoeg inspiratie voor een verhaal van drie kantjes. Gaat het om een boom, een dier of een vergezicht, dan kom ik meestal niet verder dan ‘mooi’, ‘schitterend’ of ‘ongelooflijk’.

De wandeling naar de noordkust is mooi.

Het strand zou dat ook kunnen zijn. Het is het niet. Orkaan Mitch heeft het een paar jaar geleden een stukje ingekort. De hele kustlijn ligt vol met afval, vooral aangespoeld plastic. Toch heeft het iets. Het water is ongelooflijk helder, de rotsen en het strand geeft dit stukje eiland toch iets paradijselijks. Ik ben hier helemaal alleen, geen mens te zien in de wijde omgeving.

Het water nodig uit. De hitte heeft me flink aan het zweten gezet. De zee is me iets te sterk echter. Ik ben geen held met water. Daarbij blokkeren de rotsen eenvoudige toegang tot het water. Maar over de rotsen lopend, ontdek ik een stukje water dat beschermd wordt door het koraalrif ervoor, waar geen stroming zichtbaar is. Onhandig trekt ik mijn kleren uit. Het valt niet mee, staand op glibberige stenen, omringd door water, scherpe punten die pijn doen aan mijn voeten mijn broek en onderbroek uit te doen. Niemand die me ziet en eenzaam geniet ik van het water, al is het niet echt koel.

Nadat ik me met de nodige moeite weer heb aangekleed, ga ik op zoek naar het ander pad dat ik op de kaart zag, toen ik mijn wandeling voorbereidde. Ik loop heen en weer langs de kustlijn, maar vind het niet. De terugreis gaat dus over hetzelfde pad. Niet dat ik dat zeker weet, maar een paar punten onderweg herken ik van een tijdje terug. Een lege batterij, een zijweg, een mierenhoop en een enkel hutje bevestigen mijn vermoeden.

Ik constateer dat ik van de wandeling geniet. De hitte is net niet ondragelijk, er is genoeg schaduw onderweg. Een enkele keer voel ik zelfs een zuchtje wind. ‘Echte’ natuurliefhebbers hadden vast en zeker veel meer gezien. Ik zie de gekko’s en hagedissen pas als ze wegschieten, al valt het me wel op dat ze meerkleuriger zijn dan ‘normaal’. Ik herken geen van de bontgekleurde vlinders en zie een dier dat er uit ziet als een kruising tussen een hert en een koeiekalf met de oren van een hond. Ik ben ervan overtuigd dat een dergelijk dier niet bestaat, maar zou niet weten hoe het anders te omschrijven.

Ik kom de eerste wandelaars tegen ongeveer op de helft van de terugweg. Of ze op de juiste weg zijn naar Pumpkin Hill willen ze weten. Of de heuvel die ik heb gezien inderdaad zo heet weet ik niet. Maar dat ze er kunnen komen wel. Nog twee keer wordt dezelfde vraag gesteld door mij tegemoetkomende wandelaars. Stiekem voel ik me een klein beetje een expert.

Bij terugkeer is het tijd voor een siësta. Vandaag heb ik die verdiend.

(Utila, Honduras, 4 april 2000)

Tekening met dank aan mijn reisgenote in Honduras, Karin, die een HiKaHu (Hirsch-Kalb-Hund) tekende voor me.

Emu

08 woensdag mrt 2006

Posted by Gerbie in Reisverhalen Natuur

≈ 2 reacties

Tags

Australië, emu, Gerbie on tour, natuur, outback, reizen

Het eerste dier dat je te binnen schiet als je het over Australië hebt, is de kangaroe. Simpele quizvraag. Maar een minstens zo interessant dier is de emu. Om eerlijk te zijn, weet ik niet eens of het emu of emoe is in het Nederlands, maar goed, ik bedoel dus zo’n struisvogelachtige vogel die hier in de woestijn en in de outback rondloopt.

Tijdens de paar weken die ik zo rond reed in Australië zag ik een aantal keren een emu. Niet zo vaak als kangaroes, zeker ook niet zo vaak dood (en plat) op of naast de weg, maar toch kwam ik die vogels onderweg meerdere keren tegen. De eerste keer is altijd een belevenis, de tweede keer stop je voor een foto, daarna is het een leuke onderbreking van een soms wat saaie dag in de auto.

Het zijn nu niet bepaald mooie dieren. Er zijn weinig posters of foto’s van emu’s die mensen aan de muur hangen. Toch hebben ze iets aparts. Ik zou het verschil met een struisvogel overigens niet kunnen vertellen, dus alles wat ik vertel slaat eigenlijk net zo goed op dat beest. Ze lopen wat bij een mens statig genoemd zou worden. Niet alsof het moeite kost, wel alsof ze speciaal moeite doen om de ene poot voor de andere te zetten. Ik heb er nooit een gezien die zijn hoofd in het zand stak, zoals struisvogels doen, als ik de tekenfilms en stripverhalen mag geloven, maar dat wil niet zeggen dat ze dat niet doen, er ligt tenslotte genoeg zand, ze hoeven er niet eerst een paar rotsen voor opzij te schuiven.

Hun kop is eigenlijk een raar geheel van een grote snavel, met de rest er achter hangend. Ik las ergens in een of andere gids dat de emu niet echt slim is. Zijn hoofd is inderdaad relatief klein in vergelijking met zijn lichaam. In relatie tot de mens, die een gemiddeld IQ van 100 heeft, kwamen de slimste dieren (een bepaalde dolfijnsoort) in de buurt van de 50. Een emu scoorde 4,7 Een prachtige score, al vraag ik me dan natuurlijk meteen af hoe ze dat getest hebben. De IQ-tests die ik me herinner waren vooral rekenspelletjes en woordinvuloefeningen. Ik kan me voorstellen dat een emu moeite heeft te begrijpen wat hij moet doen als hij een constructie ziet met een aantal blokken op papier. Maar goed, er waren nog dieren die slechter scoren, al kan ik me niet precies herinneren welk dier het was dat 0,3 scoorde. Ook een prachtige score overigens. Een stuk minder dan 1, dat betekent volgens mij dat je precies genoeg hersencellen hebt om te onthouden dat je moet ademhalen en eten om te overleven.

Wat me opviel is dat ik meerdere keren drie emu’s tegelijk zag. Soms ook zag ik ze alleen, maar nooit twee. Terwijl het in de dierenwereld erg gebruikelijk is om dieren, wanneer ze niet in groepen, kuddes of andere groepsvormen leven, te zien die als paar leven, blijkt dat bij emu’s niet van toepassing te zijn. Noah moet destijds een goede discussie hebben gevoerd met de ondernemingsraad toen die beesten met zijn drieën in de rij stonden. Misschien heeft hij er een geweigerd, misschien is de derde verkleed als schildpad stiekem toch meegegaan. Maar goed, ik dwaal af.

Waarom drie blijft natuurlijk de vraag. Is het een man met een kleine harem, of het is het een vrouw met twee verschillende kerels? Wat is de reden dat ze met zijn drieën rondschrijden? Je zou bijna zeggen dat het met seks te maken moet hebben. Tenslotte geeft een IQ van nog geen 5 aan dat we hier zeer waarschijnlijk niet met een literatuurstudieclub te maken hebben. De man met een harem is natuurlijk een bekend gegeven. Apen, Arabieren en Mormonen doen hetzelfde. Maar op de een of andere manier lijkt mij die laatste mogelijkheid een stuk leuker. Het spel is dan dat de vrouw haar hoofd in het zand steekt en dat dan een van de twee mannetjes seks met haar heeft. Als zij dan nadien haar hoofd weer in de lucht heeft, moet ze raden welke van de twee het was. En dan maar hopen dat ze snel genoeg gokt, want als het te lang duurt, dan weten ze het zelf niet eens meer. Met zo weinig hersenen is er natuurlijk geen ruimte voor een lange termijn geheugen. Zoals een goudvis blijkbaar een zo kort geheugen heeft dat wanneer hij eenmaal rond de kom is gezwommen, hij niet weet dat hij daar al eerder geweest is. Zo door redenerend moet Alzheimer toch wel de ergste ziekte zijn voor een Emu. Daar zouden ze eens onderzoek naar moeten doen!

(Perth, Australië, juni 2001)

De ultieme foto

15 woensdag feb 2006

Posted by Gerbie in Reisverhalen Natuur

≈ Een reactie plaatsen

Tags

Australië, fotooo, Gerbie on tour, reizen

Standley Chasm is erg eenvoudig uit te leggen. Het ligt op zo’n 50 kilometer van Alice Springs en er is een ding te zien. Twee rechtopstaande rotswanden waar je tussendoor kunt lopen. De rotswanden zijn vrij hoog en natuurlijk de rode rotsen die in het binnenland van Australië vrij normaal zijn. Op zich leuk, maar niet extreem bijzonder. De attractie schijnt echter te bestaan uit het feit dat de zon slechts zo’n 15 minuten per dag geheel tot aan de grond komt, wat een speciaal licht geeft, waardoor de rotswanden nog roder worden dan ze al zijn.

Omdat dit ondertussen bekend is geworden en in alle reisgidsen vermeldt staat, zelfs in een klein blokje extra informatie op de wegenkaart wordt het verhaal verteld, komen de toeristen normaal gesproken slechts op dat moment van de dag. Ik was toch in de buurt en besloot dus ook om maar even gebruik te maken van het feit dat in de Northern Territory van Australië geen snelheidslimiet bestaat. Even doorkarren dus en nog net voor de middag aanwezig. De 15 minuten wandeling kan ook nog wel even snel afgelegd worden en net als meerdere anderen ben ik net op tijd bij de doorgang.

Het probleem was echter dat het weer niet meewerkte. Terwijl het de hele ochtend stralend weer was geweest, begonnen de eerste wolkjes te verschijnen rond half twaalf en toen het eenmaal twaalf uur was, was de zon achter de wolken verdwenen. Het wachten was dus op het moment dat de zon door de wolken zou breken. De doorgang was zo’n 30 meter lang, de rotswanden schat ik aan beide kanten een meter of honderd hoog. Aan het eind van de Chasm was een klein beekje, dus verder lopen was alleen mogelijk als je geen probleem had met natte voeten.

Ik kan niet zeggen dat het extreem druk was, maar er waren toch een behoorlijk aantal toeristen aanwezig. En zonder uitzondering gewapend met een fotocamera. Allemaal hopend op dat ene moment van magie, dat ene moment dat het licht tot aan de grond reikt en een unieke foto gemaakt kan worden. Er was eentje zonder fotocamera, hij stond aan de zijkant op een verhoging met een gigantische videocamera op een statief. Hij had blijkbaar de tijd genomen om de beste hoek te vinden en maakte met de camera diverse bewegingen in diverse richtingen, volgens mij nog niet filmend, maar oefenend voor het moment dat de zon zou komen.

Drie Nederlandse backpackers gedroegen zich als de irritante toeristen die Nederlanders in het buitenland kunnen zijn. Eerst bij de ingang zeuren om korting, ‘want we zijn zo arm’ (“Als je het kunt veroorloven hier te komen, dan kun je ook de entree betalen”, antwoordde de dame aan de kassa terecht) en nu ook bij de chasm. Vertrouwend op het feit dat er erg weinig buitenlanders zijn die onze taal verstaan, mopperden ze zonder einde over de hoge entree, over anderen die in hun beeld stonden, over het feit of dit nu alles was, over het lawaai van elkaar’s camera’s en Joost mag weten wat nog meer.

Twee oudere koppels maken foto’s van elkaar, ook al is het dan bewolkt. Ze hadden al moeite genoeg met de korte wandeling over rotsen en stroompjes, ze waren blij dat ze er waren. Een van de vrouwen maakt een foto, maar weet niet hoe het apparaat werkt, terwijl een van de mannen op het verhoginkje klimt waar de ‘professional’ ook al staat, om van daaruit een beeldje te schieten. Naar beneden klimmen blijkt niet zo eenvoudig en het duurt dan ook een behoorlijk tijdje voordat hij weer vaste grond onder voeten heeft.

Een Italiaans echtpaar heeft de bergschoenen aangetrokken vanochtend en hoopt ook op de ideale foto, maar de zon wil nog steeds niet komen. Een familie met twee kinderen loopt wat rond, tot grote ergernis van de Nederlandse backpackers die maar geen foto kunnen maken. Het idee is natuurlijk om de hele doorgang in een beeld te krijgen en dan met niemand er in, of liever nog, alleen jij zelf. Maar met nog een paar anderen die op een steen zitten te wachten, zijn we hier nu zeker met anderhalf dozijn aanwezig, dat maakt het zeker niet eenvoudiger.

Ik heb mijn foto al lang gemaakt en hoop eigenlijk dat de zon niet meer komt, al was het alleen maar om de reacties te zien van de wachtende meute. Ik zit op een steen wat om me heen te kijken, voornamelijk naar de toeristen. Ik begrijp de fascinatie eigenlijk niet zo goed. Voor de meesten is die foto het belangrijkste hier. Niet het feit dat ze een mooi stuk unieke natuur zien, maar het feit dat ze kunnen bewijzen dat ze er geweest zijn. Dat ze aan anderen kunnen laten zien, dat ze er op het juiste moment waren. En als er dan inderdaad niemand anders in beeld stond, gewoon vertellen dat je daar alleen was toen die foto genomen werd. Tenslotte ziet het er zo uit en kan niemand bewijzen dat het niet zo was.

Het doel van reizen is dus niet om iets te zien, of iets te beleven, maar om anderen te laten zien hoe uniek je bent. En dan een petje of een T-shirt kopen en daar in rond lopen, om de foto’s een certificaat van echtheid te geven. En ondertussen zijn ze in plaats van uniek juist conformerend bezig. Net als iedere andere toerist, zoals miljoenen anderen dat over de hele wereld elke dag weer doen.

Even later zijn de eerste zonstralen te zien. De cameraman op de rots begint te draaien met zijn apparaat, de Nederlanders vloeken maar weer eens omdat er mensen in de weg staan, de Italianen bereiden zich voor op de foto. Een oude man blijft zitten op zijn rots, precies wat ik ook doe. Het is wel goed. Het verschil is volgens mij nauwelijks waarneembaar, de uniekheid van het moment, overdreven in de gidsen. De zon verdwijnt weer even achter de wolken en de twee oude koppels beginnen weer aan hun lange wandeling en vanaf de rots klinkt de opmerking dat ‘ik zo geen foto wil maken met al die mensen erin’.

De zon keert terug en iedereen kan nog snel even genieten van het zogenaamde unieke moment. Er komen een paar Australiërs aan die concluderen dat ze precies op het juiste moment zijn aangekomen. Een enkeling van de ‘oude garde’ hoort die opmerking en moet zich inhouden geen opmerking te maken.

Ik heb genoeg gezien en keer ook terug naar de parkeerplaats. Mijn foto is waarschijnlijk niet zo mooi als die van alle anderen, maar ik heb meer lol gehad dan de rest.

 

(Alice Springs, Australië, april 2001)

Gletsjers

28 zaterdag jan 2006

Posted by Gerbie in Reisverhalen Natuur

≈ Een reactie plaatsen

Tags

Fox, Franz Jozef, Gerbie on tour, gletsjer, Nieuw Zeeland, reizen

Het duurde even voordat ik er was. In een huurauto zo’n 5 uur voordat ik bij de eerste was, de laatste uren continu in de regen, maar het vooruitzicht van twee unieke gletsjers was dermate goed, dat ik zonder probleem een hele dag in de auto wilde zitten. De weg ernaar toe was zeker ook mooi, meerdere meren, ontelbare stroompjes en riviertjes, bergen en zee, alleen al deze paar uur in de auto geven aan hoe gevarieerd Nieuw Zeeland kan zijn.

Rond een uur of drie ’s middags kom ik aan bij de Fox glacier. Het laatste stukje, zo’n 4 kilometer van de grote weg af voert over een klein weggetje, door een dicht bos heen, met zo nu en dan een bordje aan de kant waarop stond dat de gletsjer tot dat punt kwam in 1750 of een ander jaar. Vond ik wel interessant. Ik ben gek op dat soort nutteloze feitjes, tegelijkertijd vraag ik me af hoe ze precies weten waar de gletsjer eindigde in 1750. Was het precies daar, of misschien toch een paar meter naar voren. Ik parkeer de auto op de parkeerplaats, bij de tig andere auto’s en ik loop naar het pad. Het regent niet echt, meer een soort motregen, wat rondvliegend water in de lucht noem ik het meestal. Het department of conservation heeft verschillende borden neergezet om de toeristen uit te leggen over het fenomeen gletsjer. Erg interessant allemaal. Ik had in Oostenrijk al wel eens op een gletsjer geskied, maar uiteindelijk was het gewoon een veld met sneeuw, Alleen wat hoger. Dat de ondergrond daar ook ijs was, was niet te merken.

Hier is het duidelijk te zien. Vanaf het uitkijkpunt, na een paar minuten zien we het eind van de gletsjer. Ik twijfel een paar seconden of ik de uur wandeling wil maken naar de gletsjer zelf, ik wil tenslotte ook nog naar de andere vandaag en moet dus nog een hoop rijden, maar al snel werd het me duidelijk dat ik moest lopen. Dit zijn de dingen waarvoor je reist, dit zijn de dagen die je nooit weer vergeet. Op een lange reis zijn er vele dagen die leuk zijn, vele die je je wilt herinneren, maar uiteindelijk, een tijd later, zijn het alleen de extreem bijzondere dagen die je nog duidelijk bijblijven.

De gletsjer is zo’n moment. Een gigantische ijsmassa die langzaam, zo’n 100.000 keer langzamer dan een rivier (weer zo’n prachtig feit, hoe meten ze dat?) de berg afkomt. Deze twee schijnen uniek te zijn. Regenwoud aan de voet van de berg is apart, maar het feit dat ze zo laag komen, tot zo dichtbij de zee schijnt helemaal nergens voor te komen. Ik ben in ieder geval onder de indruk als ik op een paar meter van de voet sta. De ijskoude rivier stroomt van onder het ijs de vallei in, er staan hekken om te voorkomen dat je te dicht bij het ijs komt, er is continu het gevaar dat er een brok afbreekt. Als ik er sta is er wat beweging aan de bovenkant, wat een beetje stof doet opwaaien. Het is een prachtig geheel, wat iedereen, ik dus ook, probeert te vangen in een foto, al weet je dat die foto nooit kan slagen om de indruk die de gletsjer op dit moment maakt, echt te vangen in een beeldje van tien bij vijftien centimeter.

Terwijl ik weet dat de Franz Jozef glacier ongeveer gelijk is, ben ik een ruim half uur later toch erg blij dat ik de moeite heb genomen om er ook heen te gaan. Het weer is ondertussen een stuk slechter geworden. In een moment van helderheid had ik mijn jas uit mijn rugzak gegrepen, zeker geen overbodige luxe met de hoeveelheid water die er nu naar beneden komt. Mijn broek is al snel zeiknat en plakt aan mijn benen. Vanaf de parkeerplaats is het eerste gedeelte over een mooi pad, ik kom er al diverse mensen tegen op de terugweg, het laatste gedeelte naar de gletsjer loopt door de rivierbedding. Er staat een bordje met een waarschuwing dat je of met een gids moet gaan, of dat je behoorlijk fit moet zijn om naar de gletsjer te lopen. Ik schaar mezelf dan maar in de laatste categorie, ik wil niet hier helemaal heen lopen, om dan vlak bij het ijs weer om te draaien.

Ik ben de enige die in deze richting loopt, de wind die recht in mijn gezicht blaast zorgt ervoor dat er geen regendruppel langs me heen gaat, mijn broek wordt behoorlijk zwaar en mijn hoofd is zeiknat, ik heb niet de moeite genomen de capuchon te zoeken. Hele groepen keren terug van de gletsjer. Allemaal dezelfde jas aan, allemaal een ijspik in de handen, het ziet er behoorlijk professioneel uit. Er zijn blijkbaar twee grote groepen het ijs op geweest. De donkerblauwe jassen met de houwelen en de rode jassen met de skistokachtige wandelstokken. Ze zien er allemaal behoorlijk doorregent uit, maar blijkbaar niet zo erg als ik doe, menigeen barst spontaan in lachen uit als ze mij in de andere richting zien lopen. ‘Nu al zo nat en dan moet hij nog naar de Franz Jozef’ zie ik sommigen denken. De meesten krijg je trouwens geen oogcontact mee, de capuchon is te diep over het gezicht getrokken om de ogen überhaupt te zien. Een enkeling geeft nog een vriendelijke lach, de meesten willen gewoon terug naar de bus, naar een warme douche.

De afstand van het laatste bord tot de gletsjer zelf schat ik op zo’n kilometer. Voordat ik het steile pad afdaalde, kon ik de gletsjer slechts met moeite zien, de wolken hingen al zo laag dat het behoorlijk op mist begon te lijken. Nu ik zo’n beetje halverwege ben, zie ik de ijsmassa steeds groter worden. Het mooie hier is, dat je dicht bij de rivier loopt en dat er in die rivieren meerdere ijsbrokken liggen, tegen de rotsen aan. Dit is wat je verwacht van een gletsjer. Hoe zeiknat ik ondertussen ook ben geworden – ik heb door dat alleen de rits van de jas dichtdoen niet genoeg is, de flappen ervoor hadden ook dicht moeten zijn, nu is zelfs mijn T-shirt ook behoorlijk vochtig aan het worden -, hoeveel sommigen me ook uitlachen, hoe goed ik ook moet uitkijken dat de gladde rotsen me niet de rivier inwerpen, ik heb nu al besloten dat deze gletsjer nog mooier is dan de vorige. Van onder een paraplu lachen wat andere toeristen, niet onsympathiek overigens, naar mijn natte kop. Het water loopt nu van mijn hoofd in mijn ogen, maar ik ben er bijna en geef niet op.

Eenmaal bij de rand van de omheining, sta ik alleen. Aan de zijkant van het ijs loopt een groepje naar boven met een gids en de verplichte ijshouweeltjes, twee anderen negeren alle waarschuwingen en lopen aan de onderkant van het ijs toch even een klein stukje naar boven, om een mooie foto te maken, paraplu in de ene hand, camera in de andere. Ik besluit om ook maar weer eens een poging te doen het ijs en de omgeving op de gevoelige plaat vast te leggen, maar als ik dan ook nog een foto wil maken van de rivier en de vele brokken ijs, blijkt mijn rolletje vol te zitten. Ik was daarop in zoverre voorbereid dat ik in ieder geval een nieuw rolletje meegenomen had, maar om nu in de regen een filmpje te verwisselen, is niet echt aanlokkelijk. Ik overweeg even om de twee van het ijs af te schreeuwen en te vragen of ik even onder hun paraplu mag staan, maar besluit om bij een meer dan man hoge rots te gaan staan, waar de wind geen vrij spel heeft en er dus eigenlijk maar erg weinig water mijn kant op komt. Ik heb nog zo’n ouderwetse camera die ik handmatig moet terugspoelen om het filmpje eruit te halen en dan de volgende goed er in stoppen, hopende dat het goed gaat (wat het helaas nog te vaak niet doet) en dat de volgende foto’s weer gemaakt kunnen worden. Het valt mee met de regen hier, ik sta met mijn gezicht naar de rots, om de regen volledig uit te sluiten en verwissel, met moeite natuurlijk, het rolletje. Ik kan weer 24 keer een poging doen om beter te zijn dan de ansichtkaart, die ik voor de zekerheid meestal toch maar koop, kwaliteit gegarandeerd.

Als ik me weer omdraai, lijkt de regen een stuk minder, is mijn camera gereed voor actie en lijk ik helemaal alleen op de wereld. De groep is verdwenen achter de eerste hoge rots en de twee regelbrekers zijn nergens te bekennen. In de verte zie ik nog een enkeling richting parkeerplaats lopen, maar voor de rest ben ik even Remy, geheel alleen op de wereld. Ik schiet nog een paar plaatjes, wetende dat de resultaten beroerd zullen zijn. Een grijze regenachtige dag aan het eind van de middag, van beneden uit een vallei. Tegen beter weten in dus. Maar in ieder geval een herinnering aan deze fantastische ervaring.

Op de weg terug zie ik de twee met paraplu terug, ze kwamen onder bij de rivier vandaan en lopen ook richting parkeerplaats. Ik maak nog een foto van een van de watervallen en de indruk die ik eerder had wordt nu bevestigd. Het regent niet alleen minder, het is echt aan het opklaren, vanaf het waarschuwingsbord heb ik nu een prachtig overzicht over de rivierbedding met de gletsjer aan het eind. De borden die er staan laten foto’s zien uit het verleden, allemaal genomen vanaf min of meer hetzelfde punt. Interessant om de veranderingen te zien. In de 19e eeuw kwam het ijs helemaal tot waar ik nu sta. In de dertiger jaren trok de gletsjer zich helemaal terug en in de vijftiger jaren was er een behoorlijk meer, waarop de toeristen met bootjes richting het ijs konden varen. In de jaren zeventig kon je het ijs nauwelijks meer zien, terwijl sinds midden jaren tachtig de gletsjer weer een stuk is gegroeid. Het schijnt zo’n 5 jaar te duren voor het effect van een erg goede winter met veel sneeuw of een slechte met weinig neerslag te zien is aan de voet van de gletsjer. Ik heb weer een hoop geleerd vandaag, denk ik bij mezelf, als ik me staand achter mijn auto omkleed. Waarschijnlijk wist ik onbewust wat er ging gebeuren, want toen ik mijn jas uit mijn rugzak haalde eerder, viel mijn korte broek er ook uit en nam ik niet de moeite om die terug te stoppen. Nu hang ik de natte broek over de achterbank en stap ik in korte broek achter het stuur.

Eenmaal terug op de grote weg pik ik een lifter op, een Maori die als beroep possumhunter is. Hij was geheel droog en had geen regen gehad, vertelde hij me.

(Queenstown, NZ, february 2001)

Kanyaka

30 woensdag nov 2005

Posted by Gerbie in Reisverhalen Natuur

≈ Een reactie plaatsen

Tags

Australië, Gerbie on tour, Kanyaka, outback, reizen

Aan het eind van de middag, ik heb flink doorgereden sinds ik vanochtend Adelaide achter me liet, zie ik op de kaart een vlekje, in de buurt van de weg waar ik op rij. Ik haal de Flinders range, een prachtig natuurgebied in de bergen volgens velen, toch niet meer vandaag, dus ik kan de tijd wel nemen voor een stop. De tekst naast het rode stipje zegt Kanyaka (ruins). In de Lonely Planet staan zelfs een paar regels over de ruïnes, het zal dus wel de moeite zijn. De weg vandaag was niet al te opwindend. Een paar honderd kilometer rechtdoor rijden, met slechts Port Augusta als afleiding en dat is ook maar een klein dorpje, zeker op een regenachtige dag als vandaag was het maar saai rijden, ik ben blij dat ik een cassetterecorder heb laten installeren in Adelaide. Slechts toen ik van de hoofdweg afweek werd het iets interessanter. Op het traject van de oude Ghan spoorlijn rijdt elke zondag een trein voor toeristen. En zo’n oude stoomtrein op de rails vlak langs de weg is altijd de moeite waard. Enkele oude gehuchten aan de spoorlijn zijn ook leuk. Maar om nu te zeggen dat het een opwindende dag was, dacht het niet.

De eerste stop die ik maak is de Kanyaka waterhole. Ik laat de auto op de parkeerplaats en loop over het pad in de richting die de borden aangeven. Ik realiseer me dat ik nu in de buurt kom van wat ze het rode hart van Australië noemen, de grond waarop ik loop is helemaal rood, rood zand wel te verstaan. Na een tijdje in Australië erg gewoon, maar voor een buitenlander die voor het eerst erover loopt, een bijzonderheid. Het is hier droog, er staan genoeg planten en struiken hier, maar ze zijn allemaal bedekt met een droge, grauwe stoflaag. De twee beekjes die ik oversteek op weg naar de waterhole zijn niet meer dan lege beddingen. Hier valt me de kalmte op. Vanochtend was ik nog in een stad met meer dan een miljoen inwoners, nu sta ik in een streek waar slechts zeer weinigen wonen, zo ver ik zien kan, is er geen mens te bekennen, geen auto komt over de weg, geen geluid behalve de wind die langs de struiken waait, de vogels die opvliegen, de kraaien die hun typische roep produceren.

De waterhole zelf is eigenlijk weinig bijzonder, maar het was goed om even uit de auto te zijn, om te voorkomen dat ik ga jakkeren, om de kalmte van het land tot me te nemen. Ik loop terug naar de auto en kom over het traject van de oude Ghan. Hier ligt er niets meer dan een ophoging waarvan duidelijk is dat de trein er ooit over reed, de bielzen en het spoor zijn verdwenen.

Dat het spoor ooit belangrijk was, bleek al snel bij de Kanyaka ruïnes, de homestead een paar kilometer verderop. De borden bij de ruines geven een zee van informatie, al zeggen de ruines zelf eigenlijk net zo veel. Ooit woonden er zo’n 70 families op de homestead, in het midden van de 19e eeuw was het een klein dorp. De gebouwen staan allemaal bij elkaar in de buurt, slechts de stallen, waar de schapen werden gehouden zijn nog een kilometer verder het land in. Zonder de spoorlijn had deze farm hier niets te zoeken. De trein maakte het mogelijk de schapenboerderij te runnen, het was de mogelijkheid voor handel, het was het enige contact met de rest van de wereld, een paar honderd kilometer verder noordwaarts van Port Augusta, het kruispunt van diverse wegen: west naar Perth, noord naar Alice springs en Darwin, oost naar Adelaide en de andere grote steden.

Kanyaka werd gerund door een man genaamd John Randall Phillips. Hij woonde in de ‘main building’ een van de gebouwen die nu nog overeind staat, al is het dak verdwenen. Hij hield een ‘surgery’, een dokter was niet aanwezig. Allemaal prachtige informatie, die je kunt lezen op het bord voor de main building, waarschijnlijk is de info ook te vinden in boeken of op het Internet.

Maar om te zien hoe het werkelijk was, om Kanyaka te voelen, moet je hier staan. Het maakt me stil. Als je alleen reist en onderweg ergens stopt is het voordehandliggend dat je stil bent, tenzij je al zo lang alleen bent dat je tegen jezelf begint te praten, maar nu ik hier sta, ben ik echt stil. Geen radio, geen mensen, alleen maar stenen. Ruines van een homestead die ruim 100 jaar geleden nog duizenden schapen rond had lopen, waar in 1862 23.000 brieven werden gestuurd of ontvangen, maar waar nu slechts muren staan. En brokken stenen die op de grond liggen. Een enkele schoorsteen staat nog overeind, duidelijk is te zien in welke ‘kamers’ vroeger geleefd werd en waar niet. De schoorsteen lijkt me geen overbodige luxe, de zon is ondergegaan, het begint te schemeren en de wind maakt het hier echt koud. En het is nog maar net herfst, ik kan me voorstellen dat het hier ’s winters ontzettend koud wordt.

Omdat ik geen zin heb in het donker te rijden, besluit ik hier in de auto te slapen. Er staat weliswaar een bordje dat zegt dat je niet mag kamperen, maar ik slaap in de auto, niet in een tent. Ik kook in de achterklep, om te voorkomen dat het gas uitwaait, dus van kamperen is niet echt sprake. Daarbij is het land veel te groot om te controleren of er wild gekampeerd wordt. In de ochtend zien de ruïnes er nog verlatener uit, al voordat ik op de weg terug ben, zie ik een paar kangaroes springen. Mijn dag begint goed.

 

(Kanyaka, Australie, april 2001)

Pinguïns

15 zaterdag okt 2005

Posted by Gerbie in Reisverhalen Natuur

≈ Een reactie plaatsen

Tags

auto, Gerbie on tour, natuur, Nieuw Zeeland, pinguïn, reizen

Ik had die huurauto toch en met nog een halve dag te gaan eigenlijk geen plannen meer. Ik kon natuurlijk gewoon terugkeren naar Queenstown en het beestje inleveren, maar ik kon ook nog ergens heengaan. Maar wat? Een woord kwam in me op: pinguïn. Vanochtend op de leuke cruise op de Milford Sounds had ik al een zeeleeuw zien zitten op een rots en een stuk of wat dolfijnen die langs de boot kwamen, maar ik had nog steeds geen pinguïns gezien. Mijn planning was dus niet echt goed, ik was al in Dunedin geweest en van daaruit was het slechts een klein stukje naar de stranden waar de pinguïns te zien waren. Niet gedaan dus. Nu was het simpel: zodra ik de gedachte had, had ik eigenlijk al besloten dat ik op zoek zou gaan naar pinguïns.

Met een volle tank en tijd genoeg rij ik dwars over het zuidereiland van west naar oost. Het is lekker rustig op de weg en ik schiet behoorlijk op. Ik maak even een foto van het verkeersbord op de ‘presidential highway’, de weg die sinds een paar jaar waarschijnlijk zo heet, omdat die de dorpjes Gore en Clinton met elkaar verbind. Eenmaal in Mataura besluit ik om de Lonely Planet er nog eens bij te pakken. Ik kan inderdaad wel doorrijden naar Oamaru, ik heb een foldertje waarin staat dat er in februari tussen half tien en tien ’s avonds tientallen het strand oplopen, maar dat betekent ook dat ik vanavond in het donker weer een gigantische afstand moet afleggen. Ik kan ook naar Dunedin gaan, maar daar ben ik al eens geweest. Ik bevind me nu op de rand van het natuurgebied de Catlins, waarvan ik me kan herinneren dat er ook pinguïns leven. Maar komen die vanavond ook de zee uitlopen?

De toeristeninformatie is al dicht, eigenlijk te vroeg volgens hun openingstijden, maar daar kan ik niets mee. Ik besluit toch maar richting de kust te gaan, daar kunnen ze me vast wel verder helpen. Net buiten het dorp pik ik een lifter op, een jochie van een jaar of 13-14, in de typische stijl die alle teenagers over de hele wereld hebben. Te grote broek, dreadlocks, geen pas sneller lopen richting de auto als ik op hem sta te wachten, geen volledige zin die uit zijn mond komt en de woorden die hij uitstoot zijn zo goed als onverstaanbaar. Ik vraag hem om informatie over de vogels, hij woont tenslotte aan de kust. Na hard en lang nadenken mompelt hij iets over doorrijden tot aan een vuurtoren, daar zou een huis moeten staan waar je kunt kijken. In mijn reisgids had ik al gelezen over de vuurtoren op Nugget Point, dus waarschijnlijk bedoeld hij die.

In Kaka Point, een gehucht aan de kust is hij thuis en ik rij door richting Nugget Point. De laatste 8 kilometer gaan over een heuvelachtig zandweggetje. De laatste halve kilometer is een wandelpad. Het regent lichtjes als ik uit de auto stap, de wind is behoorlijk sterk hier. Tegen de tijd dat ik bij de vuurtoren ben, lijkt het dat de regendruppels in natte sneeuw veranderen. Hier loop ik dus in februari, hartje zomer, in korte broek, en ik krijg sneeuw om mijn oren! De vuurtoren licht mooi, op het uiterste puntje land, met meerdere rotsen er vlakbij. Maar ik zie slechts een aantal meeuwen en daarvoor hoef ik geen honderden kilometers te rijden. Op de weg terug staat een meisje met een verrekijker naar de zee te staren. Ik gok dat we zeker honderd meter boven de zee op een klif staan, het zicht is inderdaad mooi, maar een verrekijker lijkt me niet nodig. Maar ik zie al snel iets zwemmen wat verdacht veel op een zeeleeuw lijkt. Maar die had ik vanochtend al van dichtbij gezien. Pinguïns wil ik zien!

Ik rij terug naar het gehucht, waar ik bij een motel om informatie vraag. Een VVV hebben ze hier niet, maar de eigenaar is erg behulpzaam en vertelt me dat ik de parkeerplaats voor de vuurtoren moet hebben, van daaruit loopt een pad en dan zie ik vanavond zeker een aantal pinguïns. Niet veel, maar een dozijn zou ik wel zien, vertelde hij me. Tijdens de schemering is de beste tijd. Ik eet patat uit een oude krant, gekocht in de winkel, cq tearoom, cq restaurant, cq postkantoor, cq snelbuffet, cq boekhandel. Daarna besluit ik naar de genoemde parkeerplaats te gaan en daar een siësta te houden in mijn auto. Ik heb nog zo’n twee en een half uur voordat het schemert en omdat ik vanochtend al vroeg op was en vanavond lang door moet rijden, is een kort dutje zeker geen luxe.

Na een dik uur slaap blijk ik al niet meer de enige te zijn op de parkeerplaats, er staan meerdere auto’s en ik besluit iets na achten toch ook maar richting de baai te lopen. De naam Roaring Bay blijkt niet toevallig te zijn gekozen, de wind is niet gering. Het pad slingert een paar minuten door de duinen naar beneden en eindigt in een houten hut. Dit bedoelde mijn jonge vriend natuurlijk met een huis waar je kunt kijken.

Ik loop er naar binnen en er staan een handjevol te kijken naar het strand, waar inderdaad aan de waterkant een vogel te herkennen is, terwijl er net weer eentje uit het water komt. Men vertelt me dat ik de eerste al heb gemist, die is ondertussen al het strand over en in zijn nest halverwege het duin aangekomen. De twee die we nu zien, nemen een korte pauze en waggelen dan het strand over onze kant op. Het lijkt wel alsof ze een wedstrijdje houden. Aan de rand van het strand blijven ze weer stil staan. Ik lees de informatieborden achter ons en zie dat we naar de geel-ogige pinguïns staan te kijken. Er schijnen er nog maar zo’n 3000 van over te zijn en ze zijn erg bang voor mensen, vandaar dit hutje. We blijven dus uit zicht, hoewel de gaten aan de voorkant nou niet echt kijkgaatjes zijn, meer flinke ramen, qua formaat dan, want glas zit er niet voor.

Er komen er weer een paar uit de zee. Het opstaan blijkt nog niet mee te vallen en een aantal worden door een onverwachte golf weer meegesleept de zee in. Uiteindelijk komen ze allemaal op het zelfde punt links het strand op. Deze zijn met zijn vijven en blijven midden op het strand staan in een vreemde formatie, alsof ze wachten op de punten van de jury. De eerste twee zijn ondertussen begonnen aan de beklimming van het duin, op weg naar het nest. Ik mag even door een verrekijker van een van de anderen kijken en zie de pinguïns ineens een stuk groter, die apparaten maken echt een verschil. Terwijl de vijf stokstijf op het strand staan, hopt de eerste van de twee langzaam maar zeker naar boven, pauzes inlassend na elke sprong.

Het is een fascinerend spektakel. Niet dat er nu zo veel gebeurt, maar er is niemand hier die teleurgesteld vertrekt onder het mom van ‘is dit nu alles?’ Iedereen is enthousiast. De beestjes lokken automatisch commentaar uit. ‘Zou jij op blote voeten die stenen overlopen?’ vraagt een dame, terwijl een van de pinguïns stil blijft staan aan de rand van het strand, bij de rotsen. ‘Yes, you’ve made it!’ concludeert een ander, terwijl de volgende pinguïn het water uitkomt. ‘Zie ze eens waggelen’ kijkt een meisje vertederd naar het strand, terwijl haar vriend zijn armen langs het lichaam houdt en een imitatie tracht te doen. Niemand staat hier gewoon stil te kijken. Op de een of ander manier spreken deze vogels tot de verbeelding van velen. Hoe koud het ook moge zijn, iedereen blijft een tijdje hier, Een wat oudere Engelsman klaagt continu over de kou, terwijl hij vertelt hoe hij zijn vrouw had uitgelachen, toen hij zag dat ze dikke truien in de koffer pakte thuis. Ze gingen toch naar Nieuw Zeeland? Daar was het toch zomer? Nu was hij blij dat hij die trui bij zich had.

Een Duitser doet een poging een foto te maken, met een telelens op zijn camera die er duurder uitziet dan de cumulatieve waarde van alle camera’s die ik tijdens mijn hele leven heb bezeten. Maar zelfs zo’n lens is niet genoeg verteld hij, ik mag even kijken en zie de laatst aangekomene beter dan met het blote oog, maar inderdaad nog steeds maar een wit stipje in het midden van veel zand. Ik was nog van plan geweest mijn camera uit de auto op te halen, maar zie dat dat helemaal geen nut heeft. Men moet me maar geloven dat ik ze heb gezien.

Ondanks de kou hou ik het meer dan een uur vol in het huisje. We zijn nu nog maar met zijn drieën hier, het is nog niet helemaal donker, maar het zicht is al een stuk minder geworden. In totaal heb ik precies 12 vogels op het strand zien lopen. Bijna allemaal verdwenen ze in een hol of in de duinen. Er staan er nog een paar te kijken op het strand. Het was een prachtige voorstelling, tevreden keer ik terug naar mijn auto. Nog vier uur rijden voordat ik terug ben, maar dat heb ik er graag voor over.

(Nugget Point, Nieuw Zeeland, januari 2001)

Woestijn voor beginners

11 zaterdag jun 2005

Posted by Gerbie in Reisverhalen Natuur

≈ Een reactie plaatsen

Tags

Australië, Gerbie on tour, outback, oz, reizen, woestijn

Ik had al een paar duizend kilometer gereden, had dus zeker al een behoorlijk stuk gereden door wat de Australiërs Outback noemen. Honderden kilometers met slechts een enkel gehucht langs de weg is een vreemde ervaring voor een Europeaan. Maar het was allemaal nog vrij eenvoudig vergeleken met de opdracht die ik mezelf had opgedragen: via de Flinders range en William Creek naar Coober Pedy rijden.

De Flinders range is een mooi gebied met heuvels en zandpaden. De uitzichten waren prachtig, de gorges de moeite waard en de zandpaden behoorlijk goed. Het was een ideale training voor de dagen erna. De weg die ik gekozen had was namelijk een groot gedeelte van de Oudnamatta track, honderden kilometers alleen maar zandpaden. Dit is de echte Outback, iets wat ik graag wilde ervaren.

Natuurlijk rij je niet zomaar dat stuk. Een telefoontje naar de pub in William Creek en de informatie bij de lokale tourist informations op weg ernaartoe vertelden me dat de weg behoorlijk goed was, ook zonder fourwheeldrive kun je de weg rijden. ‘Zo lang je maar geen haast hebt’, vertelde de landlord van de pub me. Pas toen ik de eerste zandweg opreed, begreep ik hem.

Het rijden op deze zandpaden is een nieuwe ervaring. Het was slechts 20 jaar geleden dat alle wegen van zuid naar het verre noorden zandpaden waren, er is nu een grote motorweg geasfalteerd, maar hele gedeelten van het land zijn nog steeds alleen maar bereikbaar via gravelpaden en zandpaden die met een goede regenbui compleet verwoest kunnen worden. Waar vele creeks over de weg lopen, zonder dat er een brug is. Slechts een van die waterstroompjes had daadwerkelijk water in de bedding en dus is het dan gewoon een kwestie van afremmen, doodkalm door het water rijden en weer verder gaan. De meeste creeks zijn droge bedding.

Het is een aparte ervaring om hier te rijden. Ik zit alleen in de auto, een keer in de zoveel kilometer komt er uit de andere richting een auto gereden, zonder uitzondering een fourwheeldrive of een vrachtwagen en een enkele keer zie ik in mijn spiegel, dwars door de stofwolk heen een volgende stofwolk snel naderen en ga wat verder naar de linkerkant zodat ik eenvoudig ingehaald kan worden. Al snel heb ik door dat iedereen in de outback elkaar groet. Er zijn zo weinig auto’s dat dat vrij normaal is. Als ik op een gegeven moment stop om even een boterham te eten en op de kaart te kijken hoe ver ik die dag kan komen, komt de eerste auto vanuit de andere richting stapvoets langs rijden en rijdt pas verder nadat ik met een groet heb aangegeven dat er niets aan de hand is. Zover van de bewoonde wereld help je elkaar.

Maar de meeste indruk maakt de leegte. Ook al is het nergens echt leeg, overal staan bomen en struiken, liggen rotsblokken en stenen en zo nu en dan lopen er wat schapen in de verte, het komt er toch op neer dat je zo ver je kijken kunt zo goed als niets ziet. En die leegte is indrukwekkend, ik ben blij dat ik besloten heb dit gedeelte alleen te rijden. Helemaal alleen in die leegte raak je echt betoverd door de grootte. Australië geeft je een nieuw perspectief op het woord afstand.

Een groot gedeelte van de weg loopt het spoor parallel aan de oude Ghan spoorweg. De laatste trein kwam ruim 20 jaar geleden voorbij, sindsdien zijn gedeeltes van het traject weggehaald, maar het grootste gedeelte is ‘gewoon’ blijven liggen en ligt nu dus nog in die leegte. Het ijzer van het spoor is op veel plekken verdwenen, daarvoor is zeker een betere bestemming gevonden. Het hout van de bielzen ligt er nog. Op vele plekken hebben reizigers het hout gebruikt om hun initialen of een naam op het talud te schrijven. Zo nu en dan is een spoorbrug zichtbaar. Het komt op mij over als ultieme nutteloosheid. Een spoorbrug voor een trein die niet meer gaat over een creek waar geen water door stroomt.

De oude Ghan was een grote mislukking. De bedoeling was om het extreme noorden, Darwin, te verbinden met de grote steden in het zuiden, via Adelaide. De keuze van het traject bleek niet de meest gelukkige. Ver van de toch al schaarse dorpjes waren er vele problemen. Droogte, hitte en technische problemen zorgden ervoor dat vertragingen eerder regel dan uitzondering waren. Verder dan Alice Springs in het midden van het land kwam de lijn nooit. Gehuchten langs de spoorlijn leefden bij gratie van de lijn. Cattlefarms konden alleen maar overleven omdat de trein een keer in de zoveel tijd langs kwam. Vele gehuchten en farmsteads zijn nu compleet verlaten en veranderd in ghosttowns.

Het zijn interessante plekken om te bezoeken. Soms een paar kilometer van de weg, maar de borden zorgen ervoor dat je geen mogelijkheid tot afleiding mist. De regering heeft blijkbaar ingezien dat degene die de afstand rijdt, meestal ook wel tijd heeft om even de ‘historical markers’ te lezen. Een van de ghosttowns, Farina, is net zo indrukwekkend als de tocht ernaartoe. Sommige straatnaambordjes staan nog overeind, een aantal gebouwen zijn nog als zodanig herkenbaar, terwijl hoopjes stenen aangeven waar andere gebouwen stonden. Een bedframe, een kinderfietsje, de resten van de oven van de bakker, alles is herkenbaar, hier leefden inderdaad mensen en niet eens zo lang geleden. Het hotel international staat nog bijna geheel overeind, al is er geen enkel plafond meer en staan een aantal muren ook op het punt van instorten. Volgens het bord met de plattegrond had het plaatsje ooit 300 inwoners. Nog geen 100 jaar later zien de ruines eruit als de ruines die men in Europa soms nog vind vanuit de Romeinse tijd. Australië heeft, op de aboriginal cultuur na, niet veel geschiedenis, maar loopt snel in op de rest van de zogenaamde beschaafde wereld. Ook al is het leven er een stuk langzamer, sommige dingen gaan snel. Verval is daar het beste voorbeeld van.

Aan het eind van de eerste dag besluit ik een zijweggetje in te rijden om een slaapplek te vinden. Ik kan in mijn auto slapen, maar wil niet langs de grote weg staan, zeker niet in het donker, dus een paar kilometer van de weg tref ik een mooie plek aan. Ik word gadegeslagen door een groepje paarden, dat steeds dichterbij komt, ik heb geen idee of er ergens een boerderij in de buurt is, volgens de kaart nog zeker 15 kilometer verderop, al zal dat hier dus wel dichtbij heten. De paarden zien er niet wild uit, maar lopen wel in het wild rond. Ze komen tot een meter of tien van de auto en bekijken me kritisch terwijl ik de achterklep opendoe en daar nog even van de dag te genieten zo lang het nog licht is. Na een kwartiertje besluiten ze dat het te saai is om mij te zien lezen en lopen ze verder.

Ik kook in het donker bij het lichtje in mijn auto en een kaars die meteen de insecten op afstand zou moeten houden. Donker betekent hier ook echt donker en na het eten en de afwas lees ik nog een half uurtje bij kaarslicht, voordat ik besluit achterin mijn matje en slaapzak uit te rollen en bed te noemen. Het is nog vroeg, maar na een hele dag rijden ben ik behoorlijk moe en ik slaap al snel.

Ik word wakker vanwege de kou. Het is nog donker, de temperatuur is tijdens de nacht behoorlijk gedaald. Ik gooi mijn fleece als extra deken over mijn slaapzak en plak er nog een uurtje aanvast, maar daarna is het echt te koud. Het begint te schemeren en ik heb ondertussen genoeg uren tegen mijn oogleden aangekeken en dus besluit ik op te staan. Ik ben normaal gesproken het tegenovergestelde van een ochtendpersoon, maar hier voel ik waarom een zonsopgang in de outback door velen wordt aangeprezen. Het is een onbeschrijflijk gevoel om het langzaam licht te zien worden, elke minuut verder kijken te kunnen en uiteindelijk de zon ver achter mijn auto op te zien komen. Het is nog steeds behoorlijk fris en ik heb mijn fleece nog aan, maar ben blij zo vroeg wakker te zijn.

Een paar kilometer gereden en ik ben niet meer zo blij. Ik hoor een geluid over de radio heenkomen en als ik stop zie ik dat ik een lekke band heb. In Adelaide was me dat ook al een keer overkomen, maar dat gebeurde toevallig 50 meter van een bandenspecialist, dus 20 minuten en 20 dollar verder kon ik weer gewoon doen alsof ik een goede auto had. Nu heb ik geen keuze. Voor het eerst in mijn leven moet ik een band verwisselen. Ik ben blij dat ik in ieder geval op een steenworp van de grote weg ben, mocht ik met mijn twee linkerhanden in de problemen komen, dan komt er vast wel hulp. Ik open het vakje achter in de auto en haal een paar stukken ijzer uit de jute zak. Een is om het reservewiel onder de auto vandaan te krijgen, het tweede is de krik, er zit een stuk ijzer in waarmee ik het lekke wiel onder de auto vandaan moet toveren en nog een stuk ijzer waarmee ik eerst niet weet wat ik er mee moet, maar wat bij de krik blijkt te horen. Allereerst doe ik maar even schoenen aan en een spijkerbroek, in sandalen en korte broek verwissel je geen band. 35 minuten later rij ik verder noordwaarts, mijn goede humeur is met een overtreffende trap teruggekeerd nu het me gelukt is om zonder enige hulp een wiel te verwisselen. Ik moet nu in het eerstvolgend dorp, gelukkig maar 10 kilometer verder, de lekke band laten repareren, maar dat is een bijkomstigheid.

Deze dag lijkt op de dag van gisteren. Ik rij een paar honderd kilometer over gravelroads, zie slechts in het eerste dorpje een paar honderd meter asfalt, maar verveel me geen moment. Vanochtend vroeg zag ik een kangaroe met een joey, op een moment dat ik gelukkig erg langzaam reed en ze rustig kon laten oversteken. Nu ook weer geniet ik van de uitzichten, na elk heuveltje strekt zich de Outback weer voor me uit, slechts dankzij mijn kilometerteller en mijn kaart weet ik hoe ver ik nog ongeveer moet rijden vandaag. Een groot meer, Lake Eyre South, aan mijn rechterhand lijkt me een goed punt om een lunchpauze in te lassen. Ik rij het smalle paadje af richting het water, verbaas me over hoe lang het pad nog is, en realiseer pas na een tijdje dat het water ook hier niet aanwezig is. De lucht en de reflectie zorgden ervoor dat het leek alsof het meer vol was, maar nu zie ik dat ik eigenlijk al op de bodem rondrijd. Het meer is nu, aan het eind van de zomer, een grote zoutvlakte.

Na mijn lekke band let ik er meer op, maar eigenlijk was het me gisteren ook al opgevallen, overal langs de weg liggen lekke banden en stukken rubber. Hoe ver je ook kijkt, overal zijn de rubberen overblijfselen van mede weggebruikers zichtbaar. Ik denk nog even terug aan de enige waarschuwing die ik negeerde: zorg dat je twee reservebanden bij je hebt. De reparatie vanochtend was niet eenvoudig, volgens de man van de camping-garage-guesthouse-buurtwinkel, had ik te lang doorgereden met een lekke band en was het ding eigenlijk onrepareerbaar. Maar omdat hij geen band in het goede formaat op voorraad had, was de noodoplossing een binnenband in mijn band, met het advies om bij een volgende lekke band slechts tot de volgende garage te rijden op de gewraakte band, zeker niet verder. Het gaf me niet echt een geruststellend gevoel, wetende dat ik nog zeker 500 kilometer verwijderd was van de dichtstbijzijnde asfaltweg. Maar ondertussen gaat alles goed en heb ik eigenlijk geen keus meer. Ik ben over de helft tussen Maree, waar ik de band liet repareren en William Creek, mijn einddoel vandaag.

Het rijden op deze wegen valt eigenlijk best mee, al moet ik me absoluut houden aan het advies ‘geen haast’ en me soms inhouden om niet sneller te rijden. Meestal zit ik ergens tussen de 50 en 70, al zijn er stukken bij dat 35 al te veel is, de cassettebandjes in het dashboardkastje rammelen bijna onafgebroken, voordat ik ze kan draaien, moet ik eerst met een pen de bandjes weer strak spannen. Maar zonder bandjes is het ook niet vol te houden, op de radio kun je zo goed als niets ontvangen, vanochtend tijdens het ontbijt heb ik het nieuws nog geluisterd, maar zodra de auto beweegt kun je de radio vergeten.

Het verbaast me dan ook om een stukje voor William Creek een bord te zien staan van een radio station, FM104.5, wat ik dan ook maar meteen opzoek. Het was een van de stations waarvoor men me in Sydney al had gewaarschuwd. Als je van countrymuziek houdt kun je tevreden zijn, de rest zorgt ervoor eigen muziek mee te nemen. Ik geef het station 3 nummers de kans, maar duik dan maar weer snel in het dashboardkastje. Als ik de cassette in de hand heb, merk ik dat ik van de weg raak. Mijn linkervoorwiel is al in het mulle zand van de berm beland en ik moet met een ruk aan het stuur voorkomen dat ik vast kom te zitten. Ik slip behoorlijk en profiteer van het feit dat er, zoals je hier kunt verwachten, niemand op de weg is. De schrik is kort, ik weet dat zelfs ook al kom je slechts 20 auto’s tegen op een dag rijden, dat je juist ook hier geconcentreerd moet blijven rijden. Ik las meteen maar even een korte pauze in, een plaspauze. Een boom is wat ver gezocht, maar dat maakt hier ook niet echt, gewoon langs de kant van de weg, het rode zand wordt er niet slechter van.

Wat steeds meer opvalt zijn de vliegen. Slechts een minuutje ben ik uit mijn auto, de hitte is te verdragen, het is tenslotte herfst, in de zomer moet het hier extreem heet zijn, maar de vliegen zijn extreem irritant. Voor het eerst in mijn leven begrijp ik de foto’s en beelden die je soms ziet van Afrikaanse kinderen met een vlieg in het gezicht. Thuis pak je de vliegenmepper en ga je pas weer zitten als je het ding of hebt verjaagd of hebt gemold. Hier is er geen verjagen aan. Hoe je ook met je handen wappert en het hoofd schudt, de beestjes zijn onverjaagbaar. De deur van de auto is slechts een paar seconden geopend, maar toch zijn er meerdere vliegen die de kans hebben gekregen om me ook tijdens het rijden te storen. Maar al met al is dat het enige aspect van de outback wat me tegenstaat. Al moet ik er ook meteen aan toevoegen dat ik hier natuurlijk nooit en te nimmer zou willen wonen.

Vlak voor William Creek verschijnen de eerste zandduinen. Ik weet niet of ik een uitzondering ben, maar het eerste waaraan ik altijd dacht als het woord woestijn viel, was een eindeloze zandvlakte, een gigantisch strand, maar dan zonder zee. Zandduinen horen daarbij. Maar ondertussen weet ik dat woestijn eigenlijk niet alleen maar zand is. Misschien de Sahara wel, maar er is genoeg leven hier. Behalve de genoemde kangoeroes en paarden, zag ik schapen, emu’s en koeien, behoorlijk wat vogels en toch ook redelijk wat groene vegetatie. Als ik aankom in William Creek spreekt de dame in de pub over de Simpson desert die verder noordelijk zou beginnen. Oftewel ik heb niet eens in een woestijn gereden, ik heb slechts een voorproefje gehad. Ik vraag haar hoe het stuk wat ik in de afgelopen twee dagen gereden heb dan heet. Ze lacht en zeg dat ik eigenlijk wel gelijk heb, een echt antwoord heeft ze niet.

William Creek is een soort publiek geheim. Het staat te boek als het kleinste dorp van Australië. De bevolking fluctueert. Op dit moment wonen er geloof ik 7 mensen (al beweert de foto hierboven anders). Eigenlijk is het een pub, met een paar kamers voor degenen die willen overnachten, met een achterzaaltje dat als restaurant kan dienen, met een benzinepomp en een garage, wat zeker ook niet als luxe kan gelden en een camping aan de andere kant van de straat. De plaats is een soort van bedevaartsoord geworden voor idioten zoals ondergetekende, die de echte outback willen leren kennen. De muren hangen vol met visitekaartjes, studenten-id’s, verlopen rijbewijzen en bankpasjes, pasfoto’s en boodschappen van bezoekers die willen laten weten dat ze hier ook geweest zijn. De enige vaste bezoekers komen met een vliegtuig, er is een landingsstrip achter de pub, met een bord dat de piloot waarschuwt om niet de openbare weg op te gaan. Zo nu en dan komen er ook wat bewoners van de schapenhouder in Anna Creek.

Anna Creek bestaat eigenlijk niet, het is slechts een boerderij. Maar dan wel een boerderij die groter is dan welke boerderij dan ook ter wereld. De totale oppervlakte is ruim 30.000 vierkante kilometer, driekwart van Nederland, als ik me niet vergis moet het ongeveer de grootte van België zijn. Maar dan met slechts een paar inwoners en boel veel schapen, tienduizenden zelfs.

Ik overnacht in een kamertje dat als overnachtingverblijf is aangemerkt, ook al lijkt het meer op een gevangeniscel in een houten loods. En het is nog net zo koud als in de auto ook. De volgende dag rij ik het laatste stuk over de zandweg naar Coober Pedy, de eerste helft door Anna Creek, al zie ik geen schaap, het tweede stuk over aboriginal territory, wat betekent dat ik niet van de weg af mag. De weg is zo goed dat ik voor het eerst in de vijfde versnelling kan rijden. Eenvoudig dus, na de laatste dagen. De laatste kilometers zijn de mijnschachten van het opaalmijnstadje overal te zien. Ik ben weer terug in de bewoonde wereld. Een stad met meer dan 1 supermarkt en meerdere tankstations. En een asfaltweg. Stiekem vind ik het wel jammer.

(Coober Pedy, Australie, mei 2001)

Nu te lezen op dit blog:

  • Marcel van Roosmalen – Theo Janssen. Op pad met de dikke prins 16 april 2021
  • Het jaar van de strafschop 15 april 2021
  • Jeroen Wielaert – Tour masque 14 april 2021
  • Achilles 02 13 april 2021
  • Harry Walstra – De diepgaande middenvelder 12 april 2021
  • Zijn oude vriend kwam langs 11 april 2021
  • Nieuw Elitair Elan 11 april 2021
  • We vragen het ons allemaal wel eens af 10 april 2021
  • Diederik zingt Jeroen 10 april 2021
  • Het woord ‘even’ in de titel 9 april 2021

Recente reacties

Marcel van Roosmalen… op Marcel van Roosmalen & Jan…
Marcel van Roosmalen… op Marcel van Roosmalen – Op camp…
Marcel van Roosmalen… op Marcel van Roosmalen – Gras gr…
Marcel van Roosmalen… op Marcel van Roosmalen – Gelukki…
Marcel van Roosmalen… op 5 – Nico Scheepmaker…
Marcel van Roosmalen… op Hugo Borst – O, Lou…
Marcel van Roosmalen… op Auke Kok – Johan Cruijff
Marcel van Roosmalen… op Henk Spaan – Nouri de bel…
Marcel van Roosmalen… op Toni Schumacher – A…
Marcel van Roosmalen… op Karel Felt – Tomas …
Marcel van Roosmalen… op Nico Dijkshoorn – De tranen va…
Marcel van Roosmalen… op Michel di Tria – Maradona
Marcel van Roosmalen… op Tom Egbers – Twaalf gestolen…
Marcel van Roosmalen… op Michel Boerebach en Rob Pieter…
Marcel van Roosmalen… op Andy van der Meijde & Thij…

Gerbie on Facebook

Gerbie on Facebook

Categorieën

  • Boeken (1.124)
    • Boekbesprekingen 2000 (1)
    • Boekbesprekingen 2001 (1)
    • Boekbesprekingen 2002 (1)
    • Boekbesprekingen 2003 (1)
    • Boekbesprekingen 2004 (1)
    • Boekbesprekingen 2005 (42)
    • Boekbesprekingen 2006 (60)
    • Boekbesprekingen 2007 (50)
    • Boekbesprekingen 2008 (51)
    • Boekbesprekingen 2009 (55)
    • Boekbesprekingen 2010 (50)
    • Boekbesprekingen 2011 (36)
    • Boekbesprekingen 2012 (61)
    • Boekbesprekingen 2013 (76)
    • Boekbesprekingen 2014 (65)
    • Boekbesprekingen 2015 (64)
    • Boekbesprekingen 2016 (70)
    • Boekbesprekingen 2017 (67)
    • Boekbesprekingen 2018 (78)
    • Boekbesprekingen 2019 (68)
    • Boekbesprekingen 2020 (135)
    • Boekbesprekingen 2021 (2)
    • Boekennieuws (71)
    • De boekenkast van.. (8)
    • NaNoWriMo (9)
  • De Recensieprins (7)
  • De Rijdende Rechter (64)
  • Elders op het web (65)
  • Fictie (8)
  • Fotooo (365)
  • Gastschrijver Peter (3)
  • Gastschrijver Yolanda (6)
  • Gerbie kijkt YouTube (142)
  • Gerbie leest Wikipedia (16)
  • Gerbie schrijft een open brief aan (9)
  • Gerbie's Lifeblog (224)
  • Gerbie's Prijsvraag (68)
  • Gerbie's Recensies Concerten (28)
  • Gerbie's Recensies Televisie (55)
  • Gerbie's Recensies Theater (7)
  • GFC (213)
    • GFC Archief (44)
    • GFC Jubileum (7)
    • Goal Columns (148)
      • Goal Johan 4 (65)
    • Goal Interviews (2)
    • Goal Reisverhalen (8)
  • Goorse vragen (150)
  • In het nieuws (197)
    • Gerbie vindt iets (13)
  • In memoriam (36)
  • Kijk nog eens (211)
  • Kunst omdat het kan (30)
  • Laat eens wat van je horen (40)
  • Lezers helpen lezers (21)
  • Muziek (306)
    • Gerbie's top 212 (199)
    • Muziek 32 songs (9)
    • Muziek column (26)
    • Muziek teksten (7)
    • Tiny Desk Concert (7)
  • Nutteloze lijstjes (22)
  • Overige columns (17)
  • Poëzie (146)
    • Beeldprikkels (6)
    • Haiku (11)
    • Poëzie (90)
    • Vergaderpoëzie (32)
  • Politiek (164)
  • Reizen (220)
    • Mensen (21)
    • Reisboeken (11)
    • Reisverhalen Gerbie on tour (24)
    • Reisverhalen Ik (16)
    • Reisverhalen Natuur (12)
    • Reisverhalen Overig (21)
    • Reisverhalen Reizen (31)
    • Reisverhalen Reizigers (24)
    • Reisverhalen Steden (54)
  • Sport (242)
    • Olympische dagboek Sydney 2000 (12)
    • Olympische Spelen Rio 2016 (6)
    • Olympische Winterspelen 2006 (19)
    • Olympische Winterspelen 2014 (12)
    • Olympische Winterspelen 2018 (18)
    • Overige sporten (14)
    • Sport Column (21)
    • Sportboek (134)
    • Sportpoëzie (2)
    • Sportwedstrijden (7)
  • Suus (106)
    • Papa Gerbie (38)
    • Suus schrijft (64)
  • themaweek (268)
  • Uit de school geklapt (92)
  • Uit het leven gegrepen (44)
  • Uncategorized (1)
  • Voetbal (625)
    • Oranje in 2006 (7)
    • Oranje in 2008 (5)
    • Oranje in 2010 (13)
    • Oranje in 2012 (13)
    • Oranje in 2014 (16)
    • Oranje in 2016 (5)
    • Oranje in 2018 (5)
    • Oranje in 2020 (7)
    • Van der Meest (117)
    • Voetbal column (63)
    • Voetbal EK 2012 (15)
    • Voetbal over de wereld (19)
    • Voetbal WK 2010 Zuid Afrika (21)
    • Voetbal WK 2014 Brazilië (49)
    • Voetbalboek (189)
    • Voetbalfoto's (85)
    • Voetbalhelden (48)
    • Voetbalpoëzie (11)
    • Voetbalzondag (60)
  • Wielrennen (304)
    • Wielerboeken (116)
    • Wielerfoto (4)
    • Wielerhelden (9)
    • Wielerliederen (14)
    • Wielerpoëzie (83)
    • Wielerverhalen (14)
    • Wielerwedstrijden (23)
    • Wielrennen Artikelen (24)
    • Wielrennen Columns (23)
  • Z.K.V. (9)
  • Zoektermen stats (23)

Populaire berichten & pagina’s

  • Hard Gras 90 – Iedereen praat over ons
    Hard Gras 90 – Iedereen praat over ons
  • Sander de Kramer - Steppen met één been
    Sander de Kramer - Steppen met één been
  • Marcel van Roosmalen & Jan Dirk van der Burg - Nederland onder het systeemplafond
    Marcel van Roosmalen & Jan Dirk van der Burg - Nederland onder het systeemplafond
  • Marcel van Roosmalen - Theo Janssen. Op pad met de dikke prins
    Marcel van Roosmalen - Theo Janssen. Op pad met de dikke prins
  • Rob van Essen – De goede zoon
    Rob van Essen – De goede zoon
  • 121 - The Sound - Winning
    121 - The Sound - Winning
  • WIA4, kijken!
    WIA4, kijken!
  • Hard Gras 113
    Hard Gras 113
  • Zwartemarktplaats
    Zwartemarktplaats
  • Gerbie's top 212: De lijst
    Gerbie's top 212: De lijst
Follow Niets is geheel waar, en zelfs dat niet. on WordPress.com

Het archief

  • april 2021 (27)
  • maart 2021 (34)
  • februari 2021 (119)
  • januari 2021 (23)
  • december 2020 (27)
  • november 2020 (30)
  • oktober 2020 (31)
  • september 2020 (31)
  • augustus 2020 (31)
  • juli 2020 (26)
  • juni 2020 (21)
  • mei 2020 (20)
  • april 2020 (22)
  • maart 2020 (31)
  • februari 2020 (28)
  • januari 2020 (17)
  • december 2019 (16)
  • november 2019 (23)
  • oktober 2019 (32)
  • september 2019 (16)
  • juli 2019 (22)
  • juni 2019 (16)
  • mei 2019 (17)
  • april 2019 (18)
  • maart 2019 (20)
  • februari 2019 (17)
  • januari 2019 (23)
  • december 2018 (14)
  • november 2018 (30)
  • oktober 2018 (31)
  • september 2018 (15)
  • juli 2018 (10)
  • juni 2018 (14)
  • mei 2018 (17)
  • april 2018 (17)
  • maart 2018 (28)
  • februari 2018 (32)
  • januari 2018 (31)
  • december 2017 (28)
  • november 2017 (30)
  • oktober 2017 (3)
  • september 2017 (1)
  • juni 2017 (15)
  • mei 2017 (16)
  • april 2017 (17)
  • maart 2017 (30)
  • februari 2017 (46)
  • januari 2017 (31)
  • december 2016 (22)
  • november 2016 (20)
  • oktober 2016 (23)
  • september 2016 (30)
  • augustus 2016 (31)
  • juli 2016 (27)
  • juni 2016 (18)
  • mei 2016 (21)
  • april 2016 (19)
  • maart 2016 (23)
  • februari 2016 (25)
  • januari 2016 (29)
  • december 2015 (21)
  • november 2015 (20)
  • oktober 2015 (18)
  • september 2015 (23)
  • augustus 2015 (22)
  • juli 2015 (26)
  • juni 2015 (22)
  • mei 2015 (23)
  • april 2015 (21)
  • maart 2015 (28)
  • februari 2015 (24)
  • januari 2015 (25)
  • december 2014 (27)
  • november 2014 (12)
  • oktober 2014 (27)
  • september 2014 (28)
  • augustus 2014 (13)
  • juli 2014 (30)
  • juni 2014 (32)
  • mei 2014 (20)
  • april 2014 (21)
  • maart 2014 (21)
  • februari 2014 (25)
  • januari 2014 (19)
  • december 2013 (20)
  • november 2013 (19)
  • oktober 2013 (20)
  • september 2013 (19)
  • augustus 2013 (19)
  • juli 2013 (19)
  • juni 2013 (29)
  • mei 2013 (29)
  • april 2013 (29)
  • maart 2013 (31)
  • februari 2013 (24)
  • januari 2013 (31)
  • december 2012 (30)
  • november 2012 (30)
  • oktober 2012 (30)
  • september 2012 (29)
  • augustus 2012 (52)
  • juli 2012 (31)
  • juni 2012 (30)
  • mei 2012 (31)
  • april 2012 (30)
  • maart 2012 (30)
  • februari 2012 (29)
  • januari 2012 (30)
  • december 2011 (2)
  • november 2011 (5)
  • oktober 2011 (26)
  • september 2011 (17)
  • augustus 2011 (15)
  • juli 2011 (26)
  • juni 2011 (29)
  • mei 2011 (24)
  • april 2011 (28)
  • maart 2011 (31)
  • februari 2011 (25)
  • januari 2011 (23)
  • december 2010 (29)
  • november 2010 (7)
  • oktober 2010 (28)
  • september 2010 (27)
  • augustus 2010 (12)
  • juli 2010 (22)
  • juni 2010 (28)
  • mei 2010 (29)
  • april 2010 (25)
  • maart 2010 (28)
  • februari 2010 (18)
  • januari 2010 (25)
  • december 2009 (29)
  • november 2009 (28)
  • oktober 2009 (24)
  • september 2009 (26)
  • augustus 2009 (20)
  • juli 2009 (18)
  • juni 2009 (24)
  • mei 2009 (25)
  • april 2009 (22)
  • maart 2009 (26)
  • februari 2009 (24)
  • januari 2009 (22)
  • december 2008 (28)
  • november 2008 (20)
  • oktober 2008 (13)
  • september 2008 (24)
  • augustus 2008 (13)
  • juli 2008 (26)
  • juni 2008 (12)
  • mei 2008 (22)
  • april 2008 (26)
  • maart 2008 (25)
  • februari 2008 (17)
  • januari 2008 (16)
  • december 2007 (25)
  • november 2007 (24)
  • oktober 2007 (20)
  • september 2007 (20)
  • augustus 2007 (7)
  • juli 2007 (9)
  • juni 2007 (5)
  • mei 2007 (19)
  • april 2007 (13)
  • maart 2007 (9)
  • februari 2007 (13)
  • januari 2007 (18)
  • december 2006 (16)
  • november 2006 (17)
  • oktober 2006 (27)
  • september 2006 (23)
  • augustus 2006 (9)
  • juli 2006 (14)
  • juni 2006 (21)
  • mei 2006 (23)
  • april 2006 (26)
  • maart 2006 (31)
  • februari 2006 (38)
  • januari 2006 (23)
  • december 2005 (26)
  • november 2005 (23)
  • oktober 2005 (21)
  • september 2005 (23)
  • augustus 2005 (3)
  • juli 2005 (14)
  • juni 2005 (19)
  • mei 2005 (15)
  • april 2005 (1)
  • maart 2005 (2)
  • februari 2005 (3)
  • januari 2005 (1)

Ajax Australië auto boeken boeken 2006 boeken 2007 boeken 2008 boeken 2009 boeken 2010 boeken 2011 boeken 2012 boeken 2013 boeken 2014 boeken 2015 boeken 2016 boeken 2017 boeken 2018 boeken 2019 boeken 2020 boekrecensie Brazilië Britse humor cabaret citaat column De Muur Duitsland fcblogbroeders fotooo Frankrijk Gerbie's top 212 Gerbie kijkt YouTube Gerbie on tour geschiedenis GFC Goal Goor Goorse vragen Hans van der Meer Hard Gras in het nieuws In Memoriam Italië Jeroen van Merwijk Kijk nog eens lezen lifeblog Mart Smeets muziek Nederlands elftal Olympische Spelen onderwijs Oranje politiek poëzie prijsvraag quote reizen Rijdende Rechter school Spanje sportboek sportboeken Suus themaweek Tour de France vakantie Van der Meest Verenigde Staten verkiezingen voetbal voetbalboek voetbalfoto voetbalzondag wielerboek Wielerpoëzie wielrennen WK 2014 YouTube Zuid Afrika

Klik hier als je een mail wilt wanneer er een nieuwe blog verschijnt.

Voeg je bij 587 andere volgers

april 2021
M D W D V Z Z
 1234
567891011
12131415161718
19202122232425
2627282930  
« mrt    

Gerbie leest

  • Abubakari de Vries
  • At the Sea
  • Bad Tourists
  • Beggar
  • Edwin Winkels
  • Koen Schyvens
  • Rob Alberts
  • Rodzooi
  • Oudste Goorsche Tourtoto
  • Goors Nieuws
  • Sport Amerika

Bloglovin’

Niets is geheel waar, en zelfs dat niet. gerbie7's Profile Page

Blog op WordPress.com.

Annuleren

 
Reacties laden....
Reactie
    ×
    Privacy en cookies: Deze site maakt gebruik van cookies. Door verder te gaan op deze website, ga je akkoord met het gebruik hiervan.
    Voor meer informatie, onder andere over cookiebeheer, bekijk je: Cookiebeleid