Tags
Precies 22 jaar eerder zat ik in een Franse campingkantine in mijn eentje te juichen voor mijn club. Een jaar later zag ik voor het laatst Ajax in een grote finale. Woensdag was het weer zo ver. Het afbraakvoetbal van Mourinho was te veel voor onervaren jonkies.
Toch vond ik het een geweldig seizoen. Om vele redenen. Een paar momenten die er voor mij uitsprongen.
Sanchez die in de laatste minuut met een man minder op avontuur gaat en aan de overkant in de zestien belandde. Een counter was genoeg geweest voor uitschakeling, maar toch probeerde hij het.
De Ligt die na zijn desastreuze interlanddebuut in de eerste grote wedstrijd er na meteen voor zijn man komt, niemand ziet en dus het middenveld maar oversteekt en van afstand schiet. Met zijn chocoladebeen. En dan in de finale ook nog eens in de beste Ajacied was.
Dolberg die bijna niet in het spel voorkwam, komt alleen voor de keeper en stift. En stift niet zo maar, bij het kunstbiljarten zie je minder subtiele ballen.
Van der Beek die invalt en meteen de bal richting kruising stuurt, de bal was net een paar centimeter te hoog.
Onana die een beroerde terugspeelbal, meer kanonskogel, uit de lucht controleert, ver buiten zijn zestien, een man uitkapt en daarna een goed, maar risicovolle, pass geeft die de tegenaanval inluidt.
En zo kan ik er nog wel meer noemen, maar ik denk dat het wel duidelijk is. Een prijs winnen is mooi, de harten van het publiek winnen is nog mooier. Johan zei het treffend: in 1974 waren we geen wereldkampioen, maar de hele wereld heeft het nog steeds over dat team. Daarvoor hoef je niet te winnen.
Mijn club. En zo vonden 120.000 anderen op het museumplein dat ook.