Veel in het nieuws de laatste tijd. Net op het moment dat mijn dochter de smaak te pakken krijgt. Tot grote vreugde van haar grootouders, allemaal gek op kaarten. En ze vindt het erg leuk. Pesten.
Vele potjes achter elkaar kan ze spelen. En wil ze spelen. Nog voor er een boterham is gesmeerd ’s ochtends : “Papa, zullen we pesten?” en nog voor er een antwoord komt, zoekt ze de kaarten op. Ze begint ook vast met delen.
Schudden is niet nodig, ze weet precies welke kaarten ze wil hebben. Dus tegen de tijd dat ik met ons beider ontbijt bij de tafel komt, zit ze glunderend te wachten met zeven kaarten open voor haar en zeven kaarten bedekt aan mijn kant van de tafel. Mijn zevental is meestal willekeurig gekozen. Die van haar niet. Een paar tweeën, wat zevens, een boer en standaard, zonder enige uitzondering, twee jokers. Want ze weet perfect welke kaarten je moet hebben om goed te kunnen pesten.
Ook het kaarten zelf heeft ze redelijk onder de knie en zoals dat gaat bij een geluksspel win je net zo vaak als je verliest. Ze heeft slechts een probleempje. Ze houdt te veel van de pestkaarten. Het komt dus voor dat ze met een joker als laatste kaart kan winnen, maar toch maar een kaart koopt. “ik bewaar het pietje (joker bedoelt ze) tot papa laatste kaart heeft, dan moet hij vijf kopen”. Het pesten is dus leuker dan het winnen. En daardoor verliest ze iets vaker.
Het heeft haar enthousiasme nog niet aangetast. Hele dagen wil ze wel kaarten. Haar grootouders waren vorige week helemaal verbaasd. Er was geschud en gedeeld. Ze zag dat neef Gijs net voor haar een joker had gekregen. Ze wist ook de consequentie. Er zou een moment komen dat ze er vijf zou moeten kopen. Ze twijfelde geen seconde. “Zullen we nu een keer andersom gaan?”