Tags

, , , ,

Een keer per jaar loop ik een aantal avonden met een collectebus voor Amnesty International. Daarvan leer je van alles. Dit jaar was een mooi voorbeeld.

Een lokale politicus van een kleine rechtse partij die ik anoniem zal laten, opende de deur en stuurde me weer weg met de mededeling: “We kunnen niet overal aan meedoen”. Ik was oprecht verbaasd. Wanneer je naastenliefde predikt, de mensenrechten op de site van je partij specifiek genoemd worden, is het dan zo vreemd om een kleine bijdrage in die bus te stoppen? Maar gewoon zeggen dat je mensenrechten niet belangrijk genoeg vindt, lijkt mij een vreemde opmerking voor een politicus.

Een avond ervoor belde ik aan bij twee jongens uit Eritrea. In het Engels moest ik ze uitleggen waar Amnesty voor staat. Ze vroegen mij hoeveel ze geacht werden te geven. Toen ik antwoordde dat dat aan hun lag, pakte er een zijn portemonnee en wilde vijf euro doneren. Nu ken ik toevallig de buurt waar ze wonen een beetje. Als je daar woont en nog geen Nederlands spreekt, dan heb je niet veel inkomen, zeer waarschijnlijk zelfs erg weinig. Vijf euro is dan een groot bedrag. Ik heb ze de hint gegeven om minder te geven.

Gelukkig gaven de meeste huishoudens wel iets. Sommige zelfs vijf euro. Maar de levensles van de vluchtelingen ten opzichte van de politicus blijft mij het meest bij.