Tags

, , , , , , ,

Met de komst van het asielzoekerscentrum in het voormalige klooster leek er een bron van nieuwe voetballers te zijn aangeboord. Exotische talenten van alle windstreken zouden in het rood-zwart komen spelen. Maar de eerste asielzoeker die bij G.F.C. kwam, woont in Markelo. Niet in een AZC, maar gewoon in een rijtjeshuis.

De supporters van A1 kennen hem als een eigenzinnige linksbuiten. Temperamentvol, eigenzinnig, onaangepast. Maar ook van mooie acties, slepende bewegingen en schitterende assists. Maar bovenal is hij hoorbaar. Nu hij een beetje Nederlands begint te praten verstaanbaar voor zijn ploegmaten, maar geregeld schalt er nog een aantal kreten Frans ‘patois’ (dialect) over het voetbalveld. Als hij de bal wil, als hij zijn medespelers aanwijzingen wil geven, of als hij het oneens is met de scheidsrechter. Meestal begrijpt niemand er iets van. Dit interview is voor iedereen die kennis wil maken met Mohammed Kaba, een Afrikaan met een rood-zwart shirt.
Een interessant verhaal over zijn jeugd, volwassen worden, vluchten, voetbal, Goor, G.F.C. en de Nederlandse taal. Maar vooral de kans om te begrijpen hoe hij, die tot nu toe onbegrepen bleef, in elkaar steekt.

Naam: Mohammed Kaba
Leeftijd: 18 jaar
Geboren te: Konakry, Guinee
Woonachtig te: Markelo
In Nederland sinds: Ruime een jaar
School: Nederlands in Hengelo

Guinee
“Ik ben geboren en getogen in Guinee. Ik woonde in de hoofdstad Konakry, een stad met zo’n 3 miljoen inwoners. Guinee is natuurlijk een onderontwikkeld land, maar het ging er toen niet heel slecht. Toen ik een jaar of 4 was vertrok mijn moeder. Tot een jaar of 6 later hoorde ik niets van haar. Daarna belde ze een keer, maar vertelde me niet waar ze was. Gaandeweg concludeerde ik dat ze in Frankrijk zat. Ik ben opgevoed door mijn vader. Mijn vader was ook een voetbalgek. Vanaf mijn achtste speelde ik bij een club, net als hier in Nederland. Bij A.S.K. (Asociacion Sportive Kaloum) speelde ik tot mijn veertiende. Toen werd mijn vader vermoord. Na de verkiezingen in 1994 was dat, mijn vader was een politicus. Ik wist eigenlijk niets, hield alleen van voetbal, wist niet wat er speelde in mijn land.”

Zwerftocht
“Ik was dus 14 en stond er alleen voor. Met 14 werd ik een man. Ik stopte met voetbal, want zonder mijn vader wilde ik niet meer spelen. Als je beste supporter er niet meer is, is voetbal niet meer belangrijk. Ik moest weg uit mijn land. Er heerste een burgeroorlog. Ik had wat geld van mijn vader en begon aan een zwerftocht door Afrika. Ik ben eigenlijk het hele continent overgereisd. Als het me ergens niet aanstond ging ik verder. Van Algerije naar Marokko, van Mauritanië naar Mozambique. In dat laatste land ben ik een tijdje gebleven, daar kon ik ook voetballen, daar was een meisje dat me hielp. Maar een man moet voor zichzelf kunnen zorgen, dus ben ik weer verder getrokken. De tweede keer in Algerije besloot ik naar Europa te vluchten, ik kwam illegaal Marseille binnen en ben het land doorgevlucht. Frankrijk is geen goed land voor een vluchteling. Daar wilde ik niet leven. Toen heeft iemand me geholpen naar Nederland. Ik wist niet eens hoe het land heette, ik vroeg hem of hij me kon brengen naar het land van Van Basten. Hij moest eerst navragen wat ik bedoelde. De voetballer Van Basten vertelde ik hem.”

Van Basten is mijn held

Van Basten
“Van Basten was altijd al mijn held. Toen hij bij Milan speelde keek ik naar de televisie. Op een keer schopte Boli (een Franse speler bekend om zijn hardheid, destijds bij Olympique Marseille; GK) mijn idool zo hard dat ik zat te huilen voor de tv. Mijn vader vroeg me verbaasd wat er was. Ik vertelde hem dat Van Basten was geschopt. ‘Maar die komt toch niet van hier?’ zei hij, maar ik voelde de pijn zelf. Toen ik nog voetbalde in Guinee vergeleek men mij wel eens met hem. Was ik erg trots. Hij was de allerbeste speler die ik ken. Nu ik in Nederland ben, zou ik hem graag willen ontmoeten, maar ik ken nog niemand die me daar bij kan helpen.”

Nederland
“Toen ik aankwam in Nederland heb ik me meteen aangemeld bij de politie, omdat ik hier wilde blijven. Ik kreeg een tijdelijke verblijfsvergunning. Dat was vorig jaar. Eerst stuurde men mij naar Leiden, maar dat vond ik niets. Het was er koud en ik voelde me er eenzaam. Toen kwam ik in Markelo terecht. Daar woon ik nu dus. Markelo is weliswaar erg klein, maar ik ben toch meestal in Goor of in Hengelo. Ik zit op school in Hengelo waar ik Nederlands leer. Een hele moeilijke taal. Ik begrijp het nu redelijk, maar schrijven is echt verschrikkelijk zwaar. Iedereen zegt ook dat Nederlands de moeilijkste taal is om te leren. Daarnaast krijgen we een soort inburgeringslessen op school. Ik moet me ook nog steeds bij de politie melden, omdat ik nog steeds die tijdelijke vergunning heb, maar nog geen definitief uitsluitsel.”

Voetbal
“Voetbal was altijd al mijn leven. Nu ik hier ben droom ik ervan een beroemde voetballer te worden. Daar zal ik alles aan doen. Dat zou toch wat wezen: Voetballer in het land van Van Basten? Of dat lukt, moet je maar afwachten. ‘L’homme propose, dieu dispose’ (de mens wikt, maar God beschikt). Ik heb eerst bij Markelo gekeken, maar dat waren allemaal jongetjes, daar wilde ik niet tussen spelen, zo ben ik bij G.F.C. terecht gekomen. Nadat ik enkele wedstrijden had meegespeeld voelde ik dat men me accepteerde, ik voelde me gewaardeerd. Men kent me zelfs! Kleine jochies van een jaar of 10 schreeuwen me op straat na; ‘Hé Mohammed’, terwijl ik ze niet eens ken. Ze vragen me waar ik vandaan kom en zo.”
Eenzaamheid
“Ik denk steeds vaker na over het leven. Voel me ook wel eenzaam. Ik ken erg weinig mensen, heb niet al te veel vrienden. Ik heb ook geen vriendin. Dat is niet goed voor een man. Ik denk na over wat ik moet met mijn leven, of ik kinderen wil. Ik heb nu een goed contact met mijn moeder, we bellen regelmatig, ze helpt me op afstand en ik ga ook wel eens naar Parijs om haar op te zoeken. Maar ik ben een volwassen man en moet zelf overleven. Ik ga wel eens stappen in Hengelo of zo, maar veel vrienden heb ik niet. Dus ben ik eenzaam. Een vriendin zou helpen. Een Nederlandse vriendin zou het allemaal veel eenvoudiger maken.”

G.F.C.
“G.F.C. is een goede club. We hebben een mooi elftal en staan op dit moment ook bovenaan, we hebben 5 wedstrijden achter elkaar gewonnen, waarvan 3 voor de competitie. Ik denk dat we kampioen kunnen worden, ik zal er alles voor doen tenminste. Of ik een goede speler ben, mag ik zelf niet zeggen, dat moet een ander maar beoordelen. Ik voel wel dat ik erbij hoor. Als ik bijvoorbeeld bij Danny kom, staan zijn ouders meteen klaar, krijg ik wat te drinken, iets erbij. Hele hartelijke mensen. Zijn vader steunt me ook als voetballer. Ik begrijp dat de supporters wel eens zullen zeggen dat ik te druk ben, niet gedisciplineerd. Ze hebben ook gelijk. Alleen als ik in het veld sta, dan stroomt het bloed sneller, gaat de adrenaline werken en als de scheidsrechter dan een onbegrijpelijke beslissing neemt, kan ik me helaas niet altijd inhouden. Dan moet ik schreeuwen, dat moet er uit. Dat is de spanning. Maar ik doe mijn best om dat te verbeteren, om me aan te passen.”

GFC is een goede club

Gouden 12
Mohammed zat in de kantine toen we met de internetcommissie alle formulieren controleerden. De eerste keren dat hij werd opgesteld bleek dat toevallig elke keer door een dame te zijn. Een daarvan was Tamara Kelderman.
“We moesten trainen toen de dames moesten voetballen. Ik vroeg een teamgenoot wie Tamara was, hij wees me haar aan. Wat kan die voetballen zeg! Ik was erg onder de indruk. Misschien moet ik haar telefoonnummer maar eens vragen…”

De toekomst
“Ik hoop dat we met A1 kampioen worden. En verder hoop ik dat ik ooit zal kunnen leven van voetballer zijn. Dat zou het ultieme geluk zijn: Een leuke vriendin en voetballer als beroep. Hopelijk ziet men mij nog eens terug op televisie. Ik hoop dat ik de steun krijg van iedereen, zoals ze me tot nu toe al goed gesteund hebben. Ik dank iedereen bij G.F.C. daarvoor.”

(Goal, oktober 1999)